ECLI:NL:RBZWB:2023:3750

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 mei 2023
Publicatiedatum
31 mei 2023
Zaaknummer
AWB- 21_1251
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit UWV inzake WIA-uitkering en arbeidsongeschiktheid

Op 30 mei 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak tussen eiseres, die sinds 1978 als receptioniste/telefoniste werkte, en het UWV. Eiseres was sinds 10 januari 2017 arbeidsongeschikt door gezondheidsklachten en had op 16 oktober 2018 een WIA-uitkering aangevraagd. Het UWV kende haar per 8 januari 2019 een loongerelateerde WGA-uitkering toe, maar na een herbeoordeling door de ex-werkgever in januari 2020, werd de WIA-uitkering per 19 april 2021 beëindigd. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV bij bestreden besluit II, dat op 22 juni 2022 werd genomen, de WIA-uitkering van eiseres ongewijzigd voortzette. Eiseres heeft geen grieven ingediend tegen de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep, die concludeerde dat er geen sprake was van duurzaamheid van de arbeidsbeperkingen. De rechtbank oordeelde dat het UWV met bestreden besluit II niet volledig tegemoet was gekomen aan het beroep van eiseres, maar dat het beroep tegen bestreden besluit I niet-ontvankelijk was.

De rechtbank heeft het beroep tegen bestreden besluit II ongegrond verklaard en het UWV veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die bestonden uit reiskosten voor het bijwonen van de zitting. Eiseres heeft geen onderbouwing gegeven voor haar verletkosten, waardoor deze niet voor vergoeding in aanmerking kwamen. Het UWV moet ook het griffierecht van € 49,- aan eiseres vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/1251 WIA

uitspraak van 30 mei 2023 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.
Als derde partij heeft aan het geding deelgenomen:
[naam derde-partij], te [plaatsnaam] ,
gemachtigde: mr. L.J.Y. Hoeneveld-Mol.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 8 maart 2021 (bestreden besluit I) van het UWV.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 3 februari 2022. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar echtgenoot. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.P.J. Mijs. Derde partij is -met voorafgaand bericht- niet verschenen.
De rechtbank heeft bij beslissing van 22 februari 2022 het onderzoek heropend.
Vervolgens heeft het UWV bij besluit van 22 juni 2022 (bestreden besluit II) een nieuwe beslissing op bezwaar genomen.
Naar aanleiding van bestreden besluit II hebben eiseres en derde partij reacties ingezonden. Daarop is door het UWV gereageerd.
Aan partijen is vervolgens meegedeeld dat de rechtbank het niet nodig vindt om in deze zaak opnieuw een zitting te houden, tenzij een van de partijen aangeeft een zitting te wensen. Geen van de partijen heeft verzocht om een zitting waarna de rechtbank op 24 mei 2023 het onderzoek heeft gesloten.

Overwegingen

Eiseres was sinds 1978 werkzaam als receptioniste/telefoniste bij [naam derde-partij] (ex-werkgever) voor 22 uur per week. Voor dat werk is zij op 10 januari 2017 uitgevallen wegens gezondheidsklachten.
Eiseres heeft op 16 oktober 2018 een WIA-uitkering aangevraagd bij het UWV.
Bij besluit van 11 december 2018 heeft het UWV per 8 januari 2019 aan eiseres een loongerelateerde WGA-uitkering op grond van de Wet WIA toegekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 100%.
In januari 2020 is door de ex-werkgever om een herbeoordeling gevraagd. In dat kader is er een medisch en arbeidsdeskundig onderzoek uitgevoerd. Het UWV heeft bij besluit van 3 juni 2020 (primair besluit) de WIA-uitkering van eiseres ongewijzigd voortgezet op basis van een mate van arbeidsongeschiktheid van 100%. De ex-werkgever van eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij bestreden besluit I is het bezwaar van de ex-werkgever gegrond verklaard. Het UWV heeft zich op het standpunt gesteld dat eiseres met ingang van 27 januari 2020 minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De WIA-uitkering van eiseres wordt beëindigd per 19 april 2021.
Hangende beroep heeft het UWV bij bestreden besluit II het bezwaar van de ex-werkgever alsnog ongegrond verklaard. Daarbij is overwogen dat eiseres met ingang van 27 januari 2020 recht heeft op ongewijzigde voortzetting van haar WIA-uitkering
De rechtbank stelt vast dat het UWV met bestreden besluit II een besluit heeft genomen in de zin van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Met dit besluit is niet volledig tegemoet gekomen aan het beroep van eiseres. Zij acht zich duurzaam arbeidsongeschikt. Het beroep van eiseres wordt op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Awb geacht mede te zijn gericht tegen bestreden besluit II.
Gesteld noch gebleken is dat eiseres belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van bestreden besluit I. Het beroep gericht tegen bestreden besluit I is daarom niet-ontvankelijk.
Aan bestreden besluit II ligt een rapportage van verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) [naam verzekeringsarts b&b 1] ten grondslag. Zij heeft de beperkingen en de belastbaarheid van eiseres neergelegd in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 13 juni 2022. Volgens de verzekeringsarts b&b is verbetering van de belastbaarheid op datum in geding nog wel te verwachten. Eiseres kan door gewichtsreductie verbetering van de diabetes, de slaapapneu en de fysieke last door artrose in de voeten verwachten met afname van beperkingen ten aanzien van lopen, staan, klimmen en gewichthantering. Ook kan er bij verbetering van de slaapapnoe beter verkwikkende slaap worden verwacht. Ook de last van restless legs kan verbeteren met betere slaap tot gevolg. Hierdoor kan afname van de werktijdbeperking optreden. Er is daarom geen sprake van duurzaamheid van de arbeidsbeperkingen. Naar aanleiding van een reactie van derde partij heeft verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts b&b 2] in een rapportage van 7 juli 2023 aangegeven dat er geen aanleiding is om een andersluidend standpunt in te nemen.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn er geen aanwijzingen dat de beperkingen van eiseres zijn onderschat. De verzekeringsarts b&b heeft afdoende toegelicht dat geen sprake is van duurzaamheid van de arbeidsbeperkingen. Eiseres heeft in beroep geen gegevens ingediend die aanleiding geven voor twijfel aan de medische grondslag van bestreden besluit II.
Arbeidsdeskundige bezwaar en beroep [naam arbeidsdeskundige b&b] van het UWV heeft op 15 juni 2022 gerapporteerd dat, rekening houdend met de vastgestelde FML van 13 juni 2022, de eerder geduide functies van wikkelaar (Sbc-code 267053), medewerker handsolderen (Sbc-code 267051) en medewerker confectie-atelier (Sbc-code 272042) niet passend zijn voor eiseres. Raadpleging van het CBBS leverde geen andere geschikte functies op. Eiseres is per 27 januari 2020 80 tot 100% arbeidsongeschikt te achten. Eiseres heeft geen grieven aangevoerd met betrekking tot deze rapportage.
Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank het beroep tegen bestreden besluit II ongegrond verklaren.
Aangezien het UWV bestreden besluit I naar aanleiding van het door eiseres ingestelde beroep heeft gewijzigd, ziet de rechtbank aanleiding om het UWV op grond van artikel 8:75 van de Awb te veroordelen in de proceskosten die eiseres in verband met haar beroep tegen dit besluit redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten bestaan uit reiskosten op basis van openbaar vervoer 2e klasse ten bedrage van € 19,34 voor het bijwonen van de zitting bij de rechtbank. Eiseres heeft de door haar gestelde verletkosten niet onderbouwd zodat deze niet voor vergoeding in aanmerking komen. Het UWV dient verder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht van € 49,- te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gericht tegen bestreden besluit I niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep gericht tegen bestreden besluit II ongegrond;
- veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 19,34;
- draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 49,-- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.M. Pasmans, griffier, op 30 mei 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om deze uitspraak mede te ondertekenen.
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.