ECLI:NL:RBZWB:2023:3766

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
31 mei 2023
Publicatiedatum
31 mei 2023
Zaaknummer
C/02/376702 FA RK 20-4828
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr.drs. Van Triest
  • mr. Deveneijns
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gezamenlijk gezag en zorgregeling voor minderjarigen in een scheidingsprocedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 31 mei 2023 een nadere beschikking gegeven over het gezamenlijk gezag en de omgangsregeling van twee minderjarigen, [minderjarige01] en [minderjarige02]. De man en de vrouw, die in een scheiding verwikkeld zijn, hebben tijdens de mondelinge behandeling op 17 mei 2023 overeenstemming bereikt over de contactregeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat het hoofdverblijf van de minderjarigen bij de vrouw blijft, terwijl de man recht heeft op omgang met de kinderen volgens een cyclus van twee weken. In de zomervakantie van 2023 verblijven de kinderen twee weken bij de man, en in 2024 wisselen de verblijfsperiodes jaarlijks tussen de ouders.

De man heeft verzocht om gezamenlijk gezag over de minderjarigen, wat door de vrouw werd betwist vanwege communicatieproblemen tussen de ouders. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat, ondanks de communicatieproblemen, er geen onaanvaardbaar risico is dat de kinderen klem of verloren raken tussen de ouders. De rechtbank heeft de man en de vrouw gezamenlijk belast met het gezag over de minderjarigen, met de overweging dat dit in het belang van de kinderen is. De rechtbank heeft ook de eerdere verzoeken van partijen als afgedaan beschouwd en de kosten van het geding gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Breda
Zaaknummer: C/02/376702 FA RK 20-4828
Datum uitspraak: 31 mei 2023
Nadere beschikking betreffende gezag en omgangsregeling
in de zaak van
[de man01],
wonende te [woonplaats01] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. T. Möller,
advocaat voorheen mr. C.J.W.F. Dekkers,
en
[de vrouw01],
wonende te [woonplaats01] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. W.C.G.M. van Hoof.
1. Het verdere verloop van het geding
1.1. Dit blijkt uit de volgende stukken:
- de op 8 december 2020 en 22 september 2021 gegeven beschikkingen en alle daarin genoemde stukken;
- het e-mailbericht van Toegang Tilburg van 20 mei 2022 en het e-mailbericht van
8 december 2022 met als bijlage de eindrapportage UHA van 15 augustus 2022;
- de brieven van de Raad voor de Kinderbescherming van 12 december 2022 en van
13 januari 2023;
- de brief van mr. Möller van 7 februari 2023;
- de brief van mr. van Hoof van 7 maart 2023.
1.2. De verzoeken zijn mondeling behandeld op 17 mei 2023. Bij die gelegenheid zijn verschenen partijen, bijgestaan door hun advocaat. Tevens was aanwezig een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Zuidwest Nederland, locatie Breda, hierna te noemen de raad.
1.3. De minderjarigen [minderjarige01] en [minderjarige02] zijn gelet op hun leeftijd in staat gesteld hun mening kenbaar te maken tijdens een zogenoemd kindgesprek
.Zij hebben hier geen gebruik van gemaakt.

2.De nadere beoordeling

2.1.
In voornoemde beschikking van 8 december 2020 heeft de rechtbank in de provisionele voorziening met nummer C/02/376704 FA RK 20-4830 partijen en minderjarigen voor (jeugd)hulpverlening verwezen ten behoeve van de in de beschikking genoemde resultaten naar het loket van de samenwerkende gemeenten in de regio Midden-Brabant. Het loket is verzocht om in de onderhavige bodemprocedure een eindrapportage van de in te zetten zorgaanbieder over het verloop en de resultaten van het zorgtraject in te dienen. De raad is verzocht om, indien de eindrapportage van de zorgaanbieder daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van en vooruitlopend op de bodemprocedure een onderzoek in te stellen. Verder is bepaald dat de man en de minderjarigen
1. [minderjarige01] geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 2010,
2. [minderjarige02] geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum02] 2011
voorlopiggerechtigd zijn tot omgang met elkaar zoals onder rechtsoverweging
3.14
werd overwogen:
“Ter zitting zijn partijen het eens geworden over een voorlopige omgangsregeling waarbij de man en de minderjarigen omgang hebben met elkaar volgens een cyclus van drie weken en waarbij de man in week 1 en week 2 omgang heeft met de minderjarigen van zaterdag na zijn werk om 17.30 uur tot maandag voor school van de kinderen en in week 3 op dinsdag na schooltijd van de kinderen tot 18.30 uur. In de schoolvakanties verblijven de kinderen in week 1 en 2 van zaterdag tot en met dinsdag bij de man en in week 3 zullen partijen overleggen of de minderjarigen op dinsdag de hele dag (in plaats van enkel het eind van de dag) bij de man verblijven”.
2.2.
In voornoemde beschikking van 22 september 2021 heeft de rechtbank bepaald dat de man met ingang van 1 oktober 2020 ten behoeve van de verzorging en opvoeding van de minderjarigen [minderjarige01] en [minderjarige02] aan de vrouw een bedrag van € 208,= per maand per kind dient te voldoen.

3.De beoordeling

Contactregeling:
3.1.
Partijen hebben ter gelegenheid van de mondelinge behandeling verklaard dat zij overeenstemming hebben bereikt over de contactregeling. Partijen zijn het volgende overeengekomen:
“ Het hoofdverblijf van de minderjarigen blijft bij de vrouw.
De man en de minderjarigen hebben omgang met elkaar volgens een cyclus van twee weken waarbij de man in week 1 omgang heeft met de minderjarigen van vrijdagavond 19.00 uur tot zondagavond omstreeks 19.00 uur en in week 2 van zondagavond 19.00 uur tot dinsdagavond 19.00 uur.
In de zomervakantie van 2023 verblijven de kinderen vanaf 7 augustus 2023 twee weken bij de man. In 2024 zijn de minderjarigen de eerste drie weken van de zomervakantie bij de man en de laatste drie weken bij de vrouw. Dit wisselt vervolgens jaarlijks.
In de overige schoolvakanties geldt de reguliere zorgregeling.
Elk jaar gaan de minderjarigen op Kerstavond laat in de avond naar de man en verblijven bij hem tot vroeg in de ochtend op tweede Kerstdag.
Het verblijf van de minderjarigen tijdens de jaarwisseling wisselt.
De verdeling van de zorg op de overige feestdagen zal in onderling overleg plaatsvinden.
De minderjarigen vieren hun verjaardagen bij de ouder waar ze dan verblijven volgens de reguliere zorgregeling en de andere ouder mag de minderjarige kort komen feliciteren.
Wanneer de minderjarigen op de verjaardag van de ouders volgens de reguliere zorgregeling bij de andere ouder verblijven kunnen zij een kort bezoek brengen aan de jarige ouder.
De bezoeken op de verjaardagen van opa en oma worden in onderling overleg geregeld.
De vrouw zal de man informeren over belangrijke zaken betreffende de minderjarigen en de man zal binnen 24 uur terugbellen indien nodig.”
3.2.
De rechtbank is niet gebleken dat deze door partijen gemaakte afspraken niet in het belang van de minderjarigen zouden zijn en zal deze afspraken dan ook, zoals verzocht door partijen, in deze beschikking vastleggen. Gelet op het voorgaande worden de eerdere verzoeken van partijen beschouwd te zijn afgedaan.
Ouderlijk gezag:
3.3.
De man verzoekt te bepalen dat voortaan aan hem mede het gezag over de minderjarigen toekomt. Bij de mondelinge behandeling heeft de man nader toegelicht dat de onderlinge communicatie weliswaar niet heel goed is maar dat hij bereid is daar nog verder aan te werken. De man zal er ook steeds aan meewerken wanneer er hulpverlening voor de minderjarigen moet worden ingezet. Ouders hebben nooit grote meningsverschillen gehad. De man wijst op het wettelijk uitgangspunt dat gezamenlijk gezag in het belang van het kind is.
3.4.
De vrouw stelt dat de communicatie tussen de man en de vrouw slecht is en dat daardoor gezamenlijk gezag niet haalbaar is. Het hulpverleningstraject bij [hulpverlener01] heeft niets gebracht en er raken steeds meer instanties betrokken bij de minderjarigen. De vrouw voelt zich alleen staan in de opvoeding van de minderjarigen want de man is er niet voor hen. Er hebben zich ook meerdere incidenten voorgedaan. De minderjarigen zullen klem en verloren raken door het ontbreken van normale communicatie tussen de ouders.
3.5.
De raad geeft aan geen volledige rapportage van het UHA-traject te hebben ontvangen. Hoe het traject precies is verlopen is dan ook niet helemaal helder voor de raad. Enkel is bekend dat de doelen niet behaald zijn. De raad ziet dat de onderlinge communicatie tussen de ouders slecht is en dat zij daar elk een aandeel in hebben. Ook is er geen positieve samenwerking tussen de ouders. De vrouw moet als dat nodig is voor de minderjarigen hulp kunnen inschakelen en dan niet lange tijd op een handtekening van de man moeten wachten. De raad kan niet overzien of de minderjarigen bij gezamenlijk gezag klem en verloren zouden geraken tussen de ouders.
3.6.
Ingevolge artikel 1:253c van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de tot het gezag bevoegde vader van het kind, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder heeft uitgeoefend, de rechtbank verzoeken de ouders met het gezamenlijk gezag over het kind te belasten. Uit het tweede lid van voornoemd artikel volgt dat indien dit verzoek ertoe strekt de ouders gezamenlijk met het gezag te belasten en de andere ouder met dit gezamenlijk gezag niet instemt, het verzoek slechts wordt afgewezen indien er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen of afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
3.7.
De rechtbank oordeelt als volgt. Uit de inhoud van de stukken en hetgeen is besproken tijdens de mondelinge behandeling is de rechtbank gebleken dat de tussen de man en de vrouw bestaande communicatieproblemen ernstig zijn en dat de doelen in het kader van UHA hulpverlening niet zijn behaald. Partijen hebben echter wel zelf onderling afspraken weten te maken over de zorgregeling waardoor de man nu op wekelijkse basis contact heeft met de minderjarigen. Bij de mondelinge behandeling heeft de vrouw toegelicht dat deze zorgregeling wordt nageleefd en goed verloopt.
De rechtbank ziet wel dat ouders enorm verschillen qua karakter en zou het daarom ook raadzaam achten dat alsnog hulpverlening betrokken zou raken bij de minderjarigen en de ouders daarnaast zouden werken aan een verbetering van hun onderlinge communicatie. Bij de mondelinge behandeling bleek echter dat met name de vrouw daar niet voor open stond. De vrouw is haar vertrouwen in de hulpverlening en met name in [hulpverlener01] , verloren. Het ontbreekt haar naar eigen zeggen ook aan de energie om wederom een hulpverleningstraject te volgen. Het enkele feit dat de communicatie tussen partijen verstoord is, is naar het oordeel van de rechtbank echter onvoldoende om te komen tot afwijzing van het gezamenlijk gezag. Gesteld noch gebleken is immers dat de man de beslissingen blokkeert die de vrouw dient te nemen die voor het dagelijkse leven en de veiligheid van (spoedeisend) belang voor de minderjarige zijn. De rechtbank heeft geen reden om te veronderstellen dat de minderjarigen klem en verloren zouden geraken indien de man ook met gezag belast zou zijn. De vrouw heeft dit niet dan wel onvoldoende onderbouwd.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank dan ook, conform het uitgangspunt van de wet, de man samen met de vrouw, belasten met het gezag over de minderjarigen, ook omdat niet is gebleken van feiten of omstandigheden die meebrengen dat toewijzing van het verzoek van de man tot gezamenlijk gezag anderszins niet in het belang van de minderjarigen is.

4.De beslissing

De rechtbank
bepaalt dat partijen voortaan gezamenlijk het gezag uitoefenen over de minderjarigen
1. [minderjarige01] geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 2010,
2. [minderjarige02] geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum02] 2011,
bepaalt, uitvoerbaar bij voorraad, dat de man en genoemde minderjarigen
in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar in de ene week van vrijdagavond 19.00 uur tot zondagavond omstreeks 19.00 uur en in de andere week van zondagavond 19.00 uur tot dinsdagavond 19.00 uur en gedurende een deel van de vakanties en feestdagen zoals overwogen in rechtsoverweging 3.1 en nader in onderling overleg door partijen te regelen;
compenseert de kosten van het geding aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr.drs. Van Triest, en, in tegenwoordigheid van mr. Deveneijns, griffier, in het openbaar uitgesproken op 31 mei 2023
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch.