ECLI:NL:RBZWB:2023:3770

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 mei 2023
Publicatiedatum
31 mei 2023
Zaaknummer
10312100 CV EXPL 23-320
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Karsten-Badal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurzaak over huurachterstand en herstelkosten na beëindiging huurovereenkomst

In deze huurzaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 mei 2023 uitspraak gedaan in de zaak tussen Stichting WonenBreburg en een gedaagde partij, die op een geheim adres woont. WonenBreburg vorderde betaling van een huurachterstand van € 996,83, inclusief rente en incassokosten, van de gedaagde, die de woning van WonenBreburg huurde voor € 301,48 per maand. De huurovereenkomst was beëindigd op 3 maart 2022. WonenBreburg stelde dat de gedaagde zijn verplichtingen niet was nagekomen, wat resulteerde in een huurachterstand en bijkomende kosten voor schoonmaak en afvoer van de vloer. De gedaagde voerde verweer en stelde dat hij niet goed was behandeld door WonenBreburg en dat hij geen inkomen had om de vordering te betalen. De kantonrechter oordeelde dat de vordering van WonenBreburg toewijsbaar was, aangezien de gedaagde niet had weersproken dat de huurachterstand en herstelkosten juist waren. De kantonrechter wees de gedaagde tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente, en veroordeelde hem in de proceskosten. De kantonrechter kon geen betalingsregeling opleggen, omdat hiertoe geen wettelijke bevoegdheid bestond.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: 10312100 \\ CV EXPL 23-320
Vonnis van 17 mei 2023
in de zaak van
STICHTING WONENBREBURG,
te Tilburg,
eisende partij,
hierna te noemen: WonenBreburg,
gemachtigde: Janssen & Janssen c.s. Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde01],
te [plaats01] (op een geheim adres),
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde01] ,
gemachtigde: [gemachtigde01] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van WonenBreburg
- de reactie van [gedaagde01] , genaamd de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek van WonenBreburg
- de conclusie van dupliek van [gedaagde01] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde01] heeft van WonenBreburg de (onzelfstandige) woning op het [adres01] in [plaats01] gehuurd, voor een bedrag van (laatst) € 301,48 per maand. Partijen hebben (in de algemene voorwaarden en/of de huurovereenkomst) afgesproken dat de huur voor, maar uiterlijk op de eerste dag van iedere maand moest zijn betaald.
2.2.
Ook hebben partijen (in de algemene voorwaarden en/of de huurovereenkomst) afgesproken dat [gedaagde01] het gehuurde netjes moest onderhouden en het gehuurde bij het einde van de huurovereenkomst onbeschadigd, in beginsel zonder aangebrachte veranderingen en behoorlijk schoongemaakt ter beschikking aan WonenBreburg moet stellen. Daarbij is ook afgesproken dat de verhuurder de waarborgsom, die huurder bij het begin van de overeenkomst heeft betaald, mag verrekenen met eventuele schade die de verhuurder lijdt door een onjuiste oplevering, slecht huurdergedrag (waaronder mede verstaan het hebben van een huurachterstand) of overig tekort schieten van de huurder.
2.3.
De huurovereenkomst is per 3 maart 2022 beëindigd.

3.Het geschil

3.1.
WonenBreburg vordert veroordeling van [gedaagde01] tot betaling van € 996,83, inclusief rente en incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente over € 797,80 vanaf 19 januari 2023 tot aan de dag van betaling, met veroordeling van [gedaagde01] in de proceskosten. WonenBreburg legt aan deze vordering – samengevat – ten grondslag dat [gedaagde01] de verplichtingen naar haar niet juist is nagekomen, aangezien er sprake is van een huurachterstand. Ook is er bij de controle van het gehuurde door WonenBreburg (na het einde van de huurovereenkomst) een aantal gebreken geconstateerd. Daarom heeft WonenBreburg de woning uiteindelijk moeten schoonmaken en de vloer moeten afvoeren, waarbij de kosten hiervoor voor rekening komen van [gedaagde01] . Omdat [gedaagde01] niet heeft betaald, nadat WonenBreburg om betaling heeft gevraagd, is [gedaagde01] volgens WonenBreburg ook de gevorderde rente en (proces)kosten verschuldigd.
3.2.
[gedaagde01] voert verweer in zijn conclusie van antwoord. Hij zegt – samengevat – dat WonenBreburg hem niet goed heeft behandeld. Zo had WonenBreburg (met de instantie Kamers met Kansen) beloofd om hulpverlening te bieden en hem te helpen bij het doorstromen naar een andere woning. Dit is volgens hem niet gebeurd. De borg heeft hij ook niet teruggekregen. Een andere afspraak was dat WonenBreburg hem niet zou contacteren, maar enkel zijn moeder. Deze afspraak is volgens hem ook niet nagekomen, aangezien WonenBreburg contact met hem heeft opgenomen. [gedaagde01] voert aan dat hij geen uitkering of andere inkomsten heeft, waardoor hij vindt dat hij de vordering niet hoeft te betalen.
3.3.
WonenBreburg voert in haar conclusie van repliek aan dat WonenBreburg coulant is geweest voor wat betreft de huurachterstand, aangezien zij de vordering lang heeft aangehouden om te kijken of er een oplossing mogelijk was. Uiteindelijk is er een regeling afgesloten met de moeder van [gedaagde01] , maar deze regeling is niet nagekomen. Een afspraak dat [gedaagde01] niet benaderd mocht worden is niet bekend bij WonenBreburg. WonenBreburg geeft verder aan dat het klopt dat [gedaagde01] de waarborgsom niet heeft terug gehad, deze is verrekend met de betalingsachterstand. Dit is ook te zien in de specificatie in de dagvaarding en dit mag volgens de tussen partijen gemaakte afspraken (zie artikel 11.8 in de algemene voorwaarden die horen bij de huurovereenkomst). Voor wat betreft de hulpverlening zegt WonenBreburg dat die er wel is geweest (onder andere met de Kredietbank, schuldhulpverlening en een beoogd bewindvoerder), maar dat [gedaagde01] daar niet voor open stond.
3.4.
[gedaagde01] geeft in zijn conclusie van dupliek aan dat hij in de veronderstelling is dat hij gewoon moet betalen, ondanks dat hij achter zijn verweer blijft staan. De hulpverlening is niet actief geweest in de mate die nodig was. Ook dacht hij werk te krijgen, maar was hij niet bij machte om deze baan te houden. [gedaagde01] vraagt om kwijtschelding van de vordering, omdat hij geen inkomen heeft en hij een nieuwe start wil maken. Mocht dit niet kunnen, dan vraagt hij om een betaalregeling, die pas ingaat als hij een uitkering krijgt of als hij werk heeft gevonden.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt vast dat [gedaagde01] niet heeft weersproken dat de gevorderde huurachterstand en de gevorderde herstelkosten voor de schoonmaak van het gehuurde en het afvoeren van de vloer juist zijn. Deze vorderingen zijn hierdoor in beginsel toewijsbaar. Het feit dat [gedaagde01] de borg niet heeft teruggekregen is ook door WonenBreburg uitgelegd. Dit is namelijk omdat deze borg verrekend is met de betalingsachterstand van [gedaagde01] . Dit mag ook volgens de afspraken die partijen bij het begin van de huurovereenkomst hadden gemaakt (zie artikel 11.8 van de huurvoorwaarden).
4.2.
Omdat [gedaagde01] de achterstallige huurtermijnen en de schoonmaak/afvoerkosten niet tijdig heeft betaald, is op grond van de wet ook wettelijke rente verschuldigd geworden over deze bedragen. Deze rente bedraagt tot 19 januari 2023 een bedrag van € 16,77 en is vanaf 19 januari 2023 toewijsbaar over een bedrag van € 797,80 tot aan de dag dat [gedaagde01] heeft betaald.
4.3.
Ook is [gedaagde01] de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van € 182,26 verschuldigd. WonenBreburg heeft namelijk een brief gestuurd naar [gedaagde01] , waarin zij aan [gedaagde01] vraagt om betaling, waarna er niet (volledig) is betaald. De brief van WonenBreburg voldoet daarbij aan de eisen van de wet (zie artikel 6:96 lid 6 BW).
4.4.
Mede gelet op de betalingen van [gedaagde01] , beslist de kantonrechter dat [gedaagde01] een totaalbedrag van € 996,83 moet betalen aan WonenBreburg.
- huurachterstand t/m maart 2022
1.004,20
- rente
16,77
- buitengerechtelijke incassokosten
- schoonmaak en afvoer (min borg)
- betalingen
182,26
156,52
- 362,92
Totaal € 996,83
4.5.
Het verweer van [gedaagde01] dat hij onvoldoende hulpverlening heeft gekregen, is door WonenBreburg voldoende weersproken en maakt deze beslissing niet anders. De kantonrechter betreurt daarbij de persoonlijke en financiële omstandigheden, zoals [gedaagde01] heeft aangevoerd, maar deze omstandigheden blijven helaas voor rekening van [gedaagde01] , niet voor rekening van WonenBreburg.
4.6.
[gedaagde01] is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van WonenBreburg als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
130,66
- griffierecht
322,00
- salaris gemachtigde
264,00
(2,00 punten × € 132,00)
Totaal
716,66
4.7.
De kantonrechter kan tot slot geen betalingsregeling opleggen, omdat hiertoe geen wettelijke bevoegdheid bestaat. Als [gedaagde01] een regeling wil treffen met WonenBreburg zal hij (of zijn moeder) contact moeten opnemen met de gemachtigde van WonenBreburg.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde01] om aan WonenBreburg te betalen een bedrag van € 996,83, te vermeerderen met de wettelijke rente (als bedoeld in artikel 6:119 BW) over een bedrag van € 797,80, met ingang van 19 januari 2023, tot de dag dat [gedaagde01] heeft betaald,
5.2.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten, aan de zijde van WonenBreburg tot dit vonnis vastgesteld op € 716,66,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Karsten-Badal en in het openbaar uitgesproken op 17 mei 2023.