ECLI:NL:RBZWB:2023:3779

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 mei 2023
Publicatiedatum
1 juni 2023
Zaaknummer
10084390 CV EXPL 22-2666
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. Thielen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en aansprakelijkheid bij asbestverontreiniging na brand in loods

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, heeft Aquaviro B.V. de eigenaar van een loods aangesproken voor schadevergoeding na een brand die asbest op het naastgelegen perceel heeft verspreid. De brand vond plaats op 17 juni 2020 en leidde tot een last onder bestuursdwang van de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant, die de eigenaar van de loods, [gedaagde01], verplichtte om het asbesthoudende materiaal te verwijderen. Aquaviro, als gebruiker van het aangrenzende perceel, heeft de kosten van de sanering op zich genomen en vordert nu deze kosten van [gedaagde01]. De kantonrechter heeft geoordeeld dat [gedaagde01] onrechtmatig heeft gehandeld door de brand te laten ontstaan, mede door de aanwezigheid van een drugslab in de loods. De kantonrechter heeft de vordering van Aquaviro toegewezen, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. De totale schadevergoeding bedraagt € 13.878,84, te vermeerderen met rente. De proceskosten zijn ook voor rekening van [gedaagde01].

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Bergen op Zoom
Zaaknummer: 10084390 \\ CV EXPL 22-2666
Vonnis van 24 mei 2023
in de zaak van
AQUAVIRO B.V.,
gevestigd te Wouwse Plantage,
eisende partij,
hierna te noemen: Aquaviro,
gemachtigde: mr. D.P.M.A.H. Roks,
tegen
[gedaagde01],
wonende te [woonplaats01] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde01] ,
gemachtigde: mr. G.V.M. van den Hoven.

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 7 december 2022 en de daarin genoemde stukken,
- de akte overlegging producties van Aquaviro, tevens houdende een wijziging van eis,
- de mondelinge behandeling van 24 februari 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt, en de spreekaantekeningen van mr. Van den Hoven,
- de berichten van beide gemachtigden van 27 respectievelijk 28 maart 2023, inhoudende dat er geen minnelijke regeling is bereikt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde01] is eigenaar van het [perceelnummer01] te [plaats01] . Op het perceel stond een loods met asbesthoudende dakbedekking. In de loods is op 17 juni 2020 een grote brand ontstaan.
2.2.
Het naastgelegen [perceelnummer02] te [plaats01] is eigendom van de zoon van de bestuurder van Aquaviro, de heer [naam01] . Aquaviro heeft het perceel in gebruik.
2.3.
Per aangetekende brief van 7 juli 2020 heeft de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant een last onder bestuursdwang opgelegd aan de heer [naam01] . De Omgevingsdienst heeft gelast om binnen een week het asbesthoudende materiaal, dat bij de brand is vrijgekomen en is beland op het perceel van [naam01] , te verwijderen.
2.4.
De [gemeente01] heeft de kosten van de bestuursdwang per factuur van 31 december 2020 in rekening gebracht bij Aquaviro. Aquaviro heeft deze factuur op 13 januari 2021 betaald.
2.5.
Per (aangetekende) brieven van 28 april 2022 en 19 mei 2022 heeft de gemachtigde van Aquaviro [gedaagde01] gesommeerd om tot betaling van de door Aquaviro betaalde kosten over te gaan. [gedaagde01] heeft hieraan geen gehoor gegeven.

3.Het geschil

3.1.
Aquaviro vordert – na wijziging van eis – om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde01] te veroordelen tot betaling van € 12.974,10, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 januari 2021, buitengerechtelijke kosten van € 904,74 en proceskosten. Aquaviro legt het volgende aan de vorderingen ten grondslag.
3.2.
Op 17 juni 2020 is in de loods van [gedaagde01] een grote brand ontstaan, waardoor deze volledig is afgebrand. De politie heeft in de loods een drugslab aangetroffen. Bij de brand is asbest vrijgekomen, welke onder andere is terecht gekomen op het naastgelegen perceel dat Aquaviro in gebruik heeft. De gemeente heeft Aquaviro als gebruiker van het perceel als overtreder van de Wet milieubeheer aangemerkt. De door de gemeente gemaakte kosten van € 12.974,10 voor het saneren van het asbest op het perceel dat Aquaviro in gebruik heeft, zijn door Aquaviro op 13 januari 2021 betaald. Op grond van onrechtmatige daad, opstalaansprakelijkheid, ongerechtvaardigde verrijking, zaakwaarneming, dan wel redelijkheid en billijkheid, dienen de kosten die Aquaviro aan de gemeente heeft betaald voor rekening te komen van [gedaagde01] . Ondanks aanmaning is [gedaagde01] niet tot betaling overgegaan.
3.3.
[gedaagde01] voert verweer. [gedaagde01] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van Aquaviro, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van Aquaviro in de kosten van deze procedure en voert hiertoe het volgende aan.
De heer [naam01] senior is bestuurder van Aquaviro. [gedaagde01] heeft het perceel en de loods van zijn zoon gekocht. Na de koop zijn de heren [naam01] ongeoorloofd de loods blijven gebruiken. Ook werd in de loods ingebroken. [gedaagde01] gebruikte de loods als autostalling. [naam01] senior heeft [gedaagde01] geslagen, waarvan aangifte is gedaan. [naam01] senior heeft [gedaagde01] eind april 2020 van zijn perceel weggejaagd. [gedaagde01] is vervolgens tot aan de brand niet meer bij de loods geweest. [gedaagde01] betwist dat hij wist van de aanwezigheid van een drugslab. Onduidelijk is of de brand door het drugslab is ontstaan. Voor het aanwezige drugslab is [gedaagde01] niet strafrechtelijk veroordeeld. [gedaagde01] betwist de aansprakelijkheid van de door Aquaviro geleden schade. Ook kan de schade niet aan [gedaagde01] worden toegerekend.
3.4.
Op de verdere stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Kort gezegd gaat deze zaak over de vraag of [gedaagde01] gehouden is om de door Aquaviro aan de gemeente betaalde kosten te vergoeden. De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde01] die kosten moet vergoeden. Hieronder volgt een toelichting hoe de kantonrechter tot dit oordeel is gekomen.
4.2.
Niet in geschil is dat de dakbedekking van de loods van [gedaagde01] asbest bevatte. Het enkel bezitten of gebruiken van een asbesthoudende opstal, die aan alle daaraan te stellen (wettelijke) eisen voldoet, is niet onrechtmatig. Dat wordt niet anders indien als gevolg van een brand asbest in de omgeving is verspreid, waaronder op het perceel van Aquaviro. De enkele omstandigheid dat de dakbedekking van de loods asbest bevatte, leidt dus niet tot de conclusie dat [gedaagde01] daardoor onrechtmatig jegens Aquaviro heeft gehandeld. Als de brand (mede) is ontstaan door handelen of nalaten van [gedaagde01] kan wel sprake zijn van een onrechtmatige daad.
4.3.
Vaststaat dat de politie na de brand (de resten van) een drugslab heeft aangetroffen in de loods van [gedaagde01] . Uit jurisprudentie volgt dat de aanwezigheid van een drugslab in een pand wordt beschouwd als een verhogend risico op brand. Als dan daadwerkelijk brand ontstaat in het pand waardoor asbestdeeltjes op aangrenzende percelen neerkomen, dan komt dat naar verkeersopvattingen voor risico van [gedaagde01] . Hoewel aannemelijk dat het drugslab de oorzaak van de brand is geweest, maakt het niet uit of dat ook daadwerkelijk het geval was.
4.4.
De standpunten van [gedaagde01] dat hij geen weet had van de aanwezigheid van het drugslab en dat hij naar eigen zeggen van zijn terrein zou zijn verjaagd door [naam01] senior, maakt dit niet anders. Als eigenaar had [gedaagde01] toezicht moeten houden op zijn eigendommen. Het eventuele wegjagen – dat overigens door [naam01] senior wordt betwist – komt dan ook voor rekening en risico van [gedaagde01] , waardoor het beroep van [gedaagde01] op overmacht niet kan slagen. De omstandigheid dat in zijn afwezigheid een drugslab kon worden opgericht, komt daarom eveneens voor zijn rekening en risico. Nu vaststaat dat bij de brand asbestdeeltjes afkomstig van de loods van [gedaagde01] op het perceel van Aquaviro terecht zijn gekomen, heeft [gedaagde01] – gelet op het voorgaande – toerekenbaar onrechtmatig jegens Aquaviro gehandeld.
4.5.
Aquaviro heeft met stukken onderbouwd dat zij schade heeft geleden voor in totaal € 12.974,10, nu zij door de gemeente is aangesproken tot betaling van de kosten van het saneren van het asbest en die kosten heeft betaald op 13 januari 2021.
Naar oordeel van de kantonrechter is sprake van een causaal verband tussen het onrechtmatig handelen van [gedaagde01] en de door Aquaviro geleden schade. Uit de brief van de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant van 7 juli 2020 volgt namelijk dat de asbestverontreiniging het gevolg was van de brand in de loods van [gedaagde01] .
Van eigen schuld aan de zijde van Aquaviro, nu zij de kosten van de gemeente heeft betaald, is geen sprake. Niet is gebleken van omstandigheden waaruit volgt dat de gemeente had moeten afzien van het verhalen van de kosten op Aquaviro. Aquaviro heeft ook onweersproken gesteld dat de begrote kosten van de gemeente lager uitvielen dan de offertes die zijzelf had opgevraagd, waardoor zij heeft gekozen om de sanering door de gemeente uit te laten voeren.
4.6.
Anders dan door [gedaagde01] aangegeven, is wel aan het relativiteitsvereiste voldaan. Door het onrechtmatig handelen van [gedaagde01] is een inbreuk gemaakt op de gebruiksrechten van Aquaviro op het naastgelegen perceel.
4.7.
Gelet op het voornoemde is de kantonrechter van oordeel dat sprake is van een onrechtmatige daad van [gedaagde01] jegens Aquaviro. Nu de vordering van Aquaviro toewijsbaar is op grond van onrechtmatige daad, komt de kantonrechter niet toe aan een beoordeling van de overige aangevoerde grondslagen. Gelet op het voorgaande is de gevorderde hoofdsom van € 12.974,10 toewijsbaar.
4.8.
[gedaagde01] heeft geen afzonderlijk verweer gevoerd tegen de gevorderde wettelijke rente. Een partij is wettelijke rente verschuldigd vanaf de dag van verzuim [1] . Het verzuim treedt zonder ingebrekestelling in wanneer de verbintenis voortvloeit uit onrechtmatige daad [2] . Aquaviro heeft op 13 januari 2021 het in rekening gebrachte bedrag aan de gemeente betaald. Omdat Aquaviro vanaf die datum schade lijdt als gevolg van de onrechtmatige daad van [gedaagde01] , is [gedaagde01] vanaf 13 januari 2021 de wettelijke rente over de hoofdsom verschuldigd. De vordering van Aquaviro met betrekking tot de rente is dan ook toewijsbaar.
4.9.
Aquaviro vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan. De hoogte van de vordering zal worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is niet hoger dan het tarief dat in het Besluit is bepaald. Daarom wordt € 904,74 toegewezen.
4.10.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom
12.974,10
- buitengerechtelijke incassokosten
904,74
+
Totaal
13.878,84
4.11.
[gedaagde01] is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld, waaronder de nakosten. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Aquaviro als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
105,31
- griffierecht
1.384,00
- salaris gemachtigde
792,00
(2,00 punten × € 396,00)
Totaal
2.281,31
De nakosten worden begroot op € 132,00.
4.12.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen, indien en voor zover [gedaagde01] deze niet binnen veertien dagen na de betekening van het vonnis zal hebben voldaan. Daarbij overweegt de kantonrechter dat [gedaagde01] , indien deze door de betekening van het vonnis kennis heeft kunnen nemen van de inhoud daarvan, de gelegenheid moet worden geboden om binnen een redelijke termijn aan de proceskostenveroordeling in dit vonnis te voldoen, waarbij een termijn van veertien dagen als een redelijke termijn voor nakoming wordt gezien.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde01] om aan Aquaviro te betalen een bedrag van € 13.878,84, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over € 12.974,10 met ingang van 13 januari 2021 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten, aan de zijde van Aquaviro tot dit vonnis vastgesteld op € 2.281,31, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Thielen, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 24 mei 2023.

Voetnoten

1.Artikel 6:119 lid 1 BW.
2.Artikel 6:83 aanhef en sub b BW.