ECLI:NL:RBZWB:2023:3783

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 mei 2023
Publicatiedatum
1 juni 2023
Zaaknummer
JE RK 23-778
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • W. Schrikker
  • J. Duinhof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot gesloten plaatsing van een minderjarige met zorgelijke ontwikkeling

Op 23 mei 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de minderjarige [minderjarige01]. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] verlengd met een jaar en een machtiging verleend voor gesloten plaatsing in een jeugdzorginstelling voor de duur van zes maanden. De zaak is behandeld in een rekestprocedure, waarbij de Gecertificeerde Instelling (GI) het verzoek heeft ingediend. De minderjarige is sinds enige tijd onvindbaar en er zijn zorgen over zijn ontwikkeling en veiligheid. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de situatie van [minderjarige01] ernstiger is geworden, aangezien hij zich onttrekt aan begeleiding en mogelijk in contact staat met problematische jongeren. De kinderrechter heeft benadrukt dat de GI en de betrokken hulpverleners moeten blijven proberen om [minderjarige01] te bereiken en dat er een actieve rol van de overheid nodig is om zijn veiligheid te waarborgen. De kinderrechter heeft ook opgemerkt dat het van belang is dat [minderjarige01] nadenkt over zijn toekomst en de mogelijkheden voor samenwerking met de GI. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/408240 / JE RK 23-596 (verlenging ondertoezichtstelling)
C/02/408372 / JE RK 23-619 (gesloten plaatsing)
C/02/409275 / JE RK 23-778 (verlenging ondertoezichtstelling en gesloten
plaatsing)
Datum uitspraak: 23 mei 2023
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en een machtiging tot gesloten plaatsing
in de zaak van

WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHRIKKER & JEUGDRECLASSERING,

locatie Amsterdam Zuidoost, hierna te noemen de Gecertificeerde Instelling (de GI),
betreffende
[minderjarige01], geboren op [geboortedatum01] 2008 te [geboorteplaats01] ,
hierna te noemen: [minderjarige01] .
Advocaat: mr. C.E.J.E. Kouijzer
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[minderjarige01] , voornoemd,

[de vader01] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats01] .

Het (verdere) procesverloop

Het (verdere) verloop van de procedure blijkt uit:
JE RK 23-596 (verzoek verlenging ondertoezichtstelling):
- het verzoek met bijlagen van de GI van 31 maart 2023, ingekomen bij de griffie op 4 april 2023.

JE RK 23-619 (restant verzoek tot een gesloten plaatsing):

  • de beschikking van de kinderrechter van 13 april 2023 en alle daarin genoemde en vermelde stukken;
  • de instemmende verklaring van een gekwalificeerd gedragswetenschapper van 4 mei 2023;

JE RK 23-778 (verzoek verlenging ondertoezichtstelling en een verzoek tot gesloten plaatsing):

  • het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 2 mei 2023, ingekomen bij de griffie op 3 mei 2023;
  • de instemmende verklaring van een gekwalificeerd gedragswetenschapper van 4 mei 2023;
Op 23 mei 2023 heeft de kinderrechter de zaken (wederom) tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- mr. Kouijzer, namens [minderjarige01] ;
- een vertegenwoordiger van de GI;
- een medewerker van de stichting [jeugdorganisatie01] , begeleider van [minderjarige01] .
Niet verschenen zijn, ondanks correcte oproeping:
- [minderjarige01] ;
- de vader.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige01] wordt uitgeoefend door de vader.
Bij beschikking van 26 februari 2020 is [minderjarige01] voorlopig onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 26 februari 2020 en tot 11 maart 2020. Tevens is bij deze beschikking een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] bij de (stief)moeder (netwerkpleeggezin) verleend met ingang van 26 februari 2020 en tot 11 maart 2020.
Bij beschikking van 5 maart 2020 is de voorlopige ondertoezichtstelling van [minderjarige01] verlengd met ingang van 11 maart 2020 en tot 26 mei 2020. Tevens is bij deze beslissing de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] bij de (stief)moeder verlengd (netwerkpleeggezin) met ingang van 11 maart 2020 en tot 26 mei 2020.
Bij beschikking van 19 mei 2020 is [minderjarige01] onder toezicht gesteld met ingang van 26 mei 2020 en tot 26 mei 2021. Tevens is bij deze beschikking een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] in een netwerkpleeggezin verleend met ingang van 26 mei 2020 en tot 26 mei 2021.
Bij beschikking van 18 mei 2021 is de ondertoezichtstelling verlengd tot 26 mei 2022. Ook is bij die beschikking de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] in een netwerkpleeggezin verlengd, met ingang van 26 mei 2021 en tot 26 mei 2022. Beide maatregelen zijn verlengd tot 26 mei 2023.
Bij beschikking van 10 augustus 2022 is er een machtiging verleend om [minderjarige01] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 10 augustus 2022 tot 10 november 2022. Het resterende deel van het verzoek is aangehouden.
Bij beschikking van 28 oktober 2022 is de machtiging om [minderjarige01] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 2 november 2022 beëindigd en is het resterende deel van het verzoek om [minderjarige01] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp afgewezen.
Bij beschikking van 29 maart 2023 is een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder verleend met ingang van 29 maart 2023 tot 12 april 2023, onder aanhouding van het restant tot de mondelinge behandeling van 5 april 2023. Tijdens deze mondelinge behandeling is beslist op het restant van het verzoek, in die zin dat de machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder is verlengd tot 26 mei 2023.
Bij beschikking van 6 april 2023 is een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp verleend met ingang van 6 april 2023 voor de duur van twee weken, tot 20 april 2023, onder aanhouding van het restant van het (spoed)verzoek. Daarnaast is het reguliere verzoek tot machtiging gesloten jeugdhulp aangehouden tot de mondelinge behandeling op 13 april 2023.
Bij beschikking van 13 april 2023 is het resterende deel van het verzoek tot het verlenen van een spoedmachtiging om [minderjarige01] te doen opnemen en te doen verblijven in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp afgewezen. In die beschikking is wel de machtiging verleend om [minderjarige01] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 13 april 2023 en tot 26 mei 2023. Het resterende deel van het verzoek is aangehouden tot de mondelinge behandeling van heden.

De verzoeken

JE RK 23-596;
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] te verlengen voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De GI heeft tijdens de mondelinge behandeling meegedeeld dit verzoek in te trekken, zodat het zonder verdere beoordeling voor afwijzing gereed ligt.
JE RK 23-619:
De GI heeft verzocht om een machtiging te verlenen om [minderjarige01] in
een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven voor de
duur van zes maanden.
De GI heeft tijdens de mondelinge behandeling meegedeeld dit verzoek in te trekken, zodat het zonder verdere beoordeling voor afwijzing gereed ligt.
JE RK 23-778:
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] te verlengen voor de duur van een jaar met uitvoerbaarverklaring bij voorraad;
De GI verzoekt tevens een machtiging te verlenen om [minderjarige01] in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van zes maanden.
De gedragswetenschapper heeft ingestemd met het verzoek, onder mededeling dat hij [minderjarige01] voor het laatst op 12 april 2023 in persoon heeft onderzocht.

Het standpunt van de belanghebbende(n)

De GI maakt zich grote zorgen over [minderjarige01] . Volgend op de zitting van de kinderrechter van 13 april 2023, waarin de machtiging voor een gesloten plaatsing in [jeugdinstelling01] werd verleend, heeft hij zich onmiddellijk onttrokken aan de begeleiding en is sindsdien onvindbaar. Er zijn bovendien signalen dat [minderjarige01] omgaat met jongeren die in de omgeving van Middelburg bij de politie in het vizier zijn voor geweld waarbij het trekken van een mes niet wordt geschuwd. Hiervan is al een video bekend waarbij [minderjarige01] als toeschouwer staat te kijken. Los daarvan is het gegeven dat hij zonder enig toezicht leeft, niet naar school gaat en onduidelijke contacten heeft, een bedreiging voor zijn ontwikkeling.
De GI stelt dat een gesloten plaatsing een betere garantie geeft dat [minderjarige01] veilig is en hij geen slachtoffer wordt van geweld of slachtoffers maakt. Terugplaatsing naar vader lijkt geen optie; dit is ook niet de wens van [minderjarige01] of van de vader. Er is wel geprobeerd om [minderjarige01] aan te melden voor twee open groepen. De aanmeldingen zijn door de betreffende instellingen niet geaccepteerd gezien het gedrag van [minderjarige01] . De GI benadrukt dat [minderjarige01] tot op heden geen behandeling heeft gehad. In het uit 2022 daterende NIFP rapport wordt geadviseerd voor hulp in de vorm van psychomotorische therapie en de inzet van Tools 4 U. Tijdens de gesloten plaatsing moet worden gewerkt aan het bieden van kaders en grenzen aan [minderjarige01] naast het bieden van een veilige plek om te verblijven. Vervolgens kan vanuit rust de benodigde behandeling worden ingezet en ook op zoek worden gegaan naar een passende vervolgplek voor [minderjarige01] . De betrokken jeugdzorgwerker is ook de betrokken jeugdreclasseerder en kan in die hoedanigheid aan het openbaar ministerie terugmelden dat [minderjarige01] zich nu al geruime tijd niet aan de bij de schorsing van de voorlopige hechtenis gestelde voorwaarden houdt. Daarnaast is overleg gevoerd met de politie over een in te zetten opsporing, maar het is niet bekend welke prioriteit de politie hieraan geeft. Recent telefonisch contact met [minderjarige01] heeft niet geleid tot verbetering.
De begeleider vanuit [jeugdorganisatie01] benadrukt dat [minderjarige01] een lieve jongen is die graag goede contacten onderhoudt, maar die geen weerstand heeft tegen zijn sterke drang om op straat te zijn. Zodra er aan hem voorwaarden worden gesteld of afspraken met hem worden gemaakt, vertoont hij vluchtgedrag. Het is daarom van groot belang dat hij zich laat behandelen om zich te kunnen ontwikkelen maar tot nu toe onttrekt hij zich. Het is wel positief dat er inmiddels app- en telefooncontact is. [minderjarige01] vertelt daarin dat hij veilig is en te eten heeft. Gelet op zijn leeftijd blijft het echter wel een risico voor zijn welbevinden dat hij zonder enig toezicht leeft.
De raadsvrouw deelt mij dat zij in contact staat met [minderjarige01] . De afspraak met hem was dat de kinderrechter hem mocht bellen. Tijdens de mondelinge behandeling is dit geprobeerd door [jeugdorganisatie01] en de raadsvrouw zelf, maar [minderjarige01] nam de telefoon niet op zodat dit gesprek met de kinderrechter niet tot stand is kunnen komen. De raadsvrouw verder mee dat zij er op basis van de contacten met [minderjarige01] van uit gaat dat hij in de buurt van Middelburg verblijft. Deze stad is voor hem belangrijk. Verder bevestigt zij dat zij met [minderjarige01] heeft gesproken over de komende zitting van de meervoudige strafkamer van 26 juni 2023. Zij heeft echter nog geen dagvaarding gezien. Zij acht het mogelijk dat [minderjarige01] denkt een begeleid wonen plek te kunnen krijgen als hij lang genoeg uit beeld blijft, gelet op de ervaring die een vriend van hem hiermee had.

De beoordeling

Bevoegdheid
De Nederlandse rechter is bevoegd van het verzoek kennis te nemen aangezien [minderjarige01] zijn gewone verblijfplaats in Nederland heeft. Op dezelfde grond is op de gezagsvoorziening Nederlands recht van toepassing.
Inhoudelijke beoordeling van beide verzoeken
De kinderrechter is van oordeel dat de lopende ondertoezichtstelling met een jaar moet worden verlengd en dat de machtiging tot plaatsing in een instelling voor gesloten jeugdzorg moet worden verleend voor de duur van zes maanden. Hij is dit verband van oordeel dat het onderzoek van de onafhankelijke gedragsdeskundige van voldoende recente datum is om dit oordeel te kunnen ondersteunen.
Feitelijk zou de kinderrechter voor de verdere onderbouwing kunnen volstaan met de de vaststelling dat de problematiek van en rondom [minderjarige01] zoals die bij beschikking van 13 april 2023 door de kinderrechter is vastgesteld, nog steeds en onverkort van toepassing is. Dat vastgesteld hebbende, voegt de kinderrechter hieraan toe dat de situatie van [minderjarige01] eigenlijk ernstiger is geworden. Hij lijkt niet langer bereid zich nog aan enig (ouderlijk) gezag te houden en wil zelf volledig zeggenschap in zijn leven houden. Dit is mede gelet op zijn jonge leeftijd zeer zorgelijk, omdat hij op die manier zijn eigen ontwikkeling in de weg staat. Het is voorstelbaar dat [minderjarige01] op niet legale wijze in zijn onderhoud moet voorzien. In dat verband is de gedachte onverteerbaar dat hij nu al een ruime maand onbeschermd moet zien in leven te blijven en in zijn eigen onderhoud moet voorzien.
Het is dit verband onbegrijpelijk dat [minderjarige01] nog niet is opgespoord met de moderne opsporingsmiddelen die de autoriteiten ten dienste staan. Dat de vraag welke prioriteit deze zaak moet krijgen kennelijk nog open staat tussen de GI en de opsporingsautoriteiten is op geen enkele manier in overeenstemming te brengen met het uitgangspunt dat kinderen moeten kunnen rekenen op actieve en effectieve bescherming vanuit de overheid. Aan deze situatie dient dan ook onmiddellijk een eind gemaakt te worden. Het verdient daarbij opmerking dat dit helaas niet de eerste zaak is waarin de kinderrechter deze verzuchting slaakt.
In het verlengde hiervan doet de kinderrechter ook een beroep op [minderjarige01] om nog eens goed na te denken over hoe hij zich nu wil gaan opstellen. Hij zal zich binnenkort immers moeten verantwoorden voor de strafrechter, die ook met belangstelling kennis zal nemen van informatie die gaat over de vraag of je met [minderjarige01] afspraken kunt maken, bijvoorbeeld over voorwaardelijke bestraffing. [minderjarige01] heeft nu nog een kans om aan te tonen dat hij bereid is om na te denken en alsnog met de GI en [jeugdorganisatie01] samen te werken. Hij zal zich bovendien moeten realiseren dat het hem nu niet gaat lukken om een begeleid wonen kamer te verkrijgen zoals een vriend van hem dat – op geheel andere wijze – wel is gelukt.
Het is met andere woorden tijd voor een andere aanpak van alle betrokken. Dat [minderjarige01] in dit verband helaas niet op zijn vader kan rekenen is de kinderrechter ook opgevallen. Dat is een extra belemmering waar [minderjarige01] overheen zal moeten stappen en waarvoor de betrokken hulpverleners hem steun kunnen aanbieden.
Gelet op het voorgaande luidt de beslissing van de kinderrechter als volgt.

De beslissing

De kinderrechter:
JE RK 23-778 (verzoek verlenging ondertoezichtstelling en een verzoek tot gesloten plaatsing):
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] met ingang van 26 mei 2023 en tot 26 mei 2024;
verklaart deze beschikking in zoverre uitvoerbaar bij voorraad;
verleent een machtiging om [minderjarige01] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten
accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 26 mei 2023 en tot 26 november 2023;
JE RK 23-596 (verzoek verlenging ondertoezichtstelling):
wijst het ingetrokken verzoek af;
JE RK 23-619 (verzoek tot een gesloten plaatsing):
wijst het ingetrokken verzoek af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 23 mei 2023 door mr. Duinhof, kinderrechter, in aanwezigheid van Casant als griffier, en op schrift gesteld op 25 mei 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.