ECLI:NL:RBZWB:2023:3785
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- S. Hindriks
- Rechtspraak.nl
Veroordeling in proceskosten na intrekking beroep WIA-uitkering
In deze zaak heeft verzoekster beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 29 maart 2022, waarin de aanvraag voor een WIA-uitkering werd afgewezen. Op 23 maart 2023 heeft het UWV echter het eerdere besluit gewijzigd en verzoekster met terugwerkende kracht per 1 juni 2021 een WIA-uitkering toegekend, met een arbeidsongeschiktheid van 100%. Na deze wijziging heeft verzoekster haar beroep ingetrokken, maar verzocht zij wel om veroordeling van het UWV in de proceskosten.
Het UWV heeft in een brief van 19 april 2023 aangegeven bereid te zijn de proceskosten te vergoeden tot een totaalbedrag van € 3.918,58, bestaande uit € 837,00 voor het indienen van het beroep en € 3.081,58 voor een deskundigenrapport. De rechtbank heeft besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten, conform artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV aan verzoekster is tegemoetgekomen, waardoor het mogelijk was om het UWV te veroordelen in de gemaakte proceskosten. De kosten zijn vastgesteld op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht, en de rechtbank heeft de totale kosten op € 3.918,58 vastgesteld. Daarnaast heeft de rechtbank opgemerkt dat het UWV ook het griffierecht van € 50,00 aan verzoekster dient te vergoeden, maar dat hiervoor geen aparte veroordeling nodig was.
De uitspraak is gedaan door rechter mr. S. Hindriks, in aanwezigheid van griffier R.V. van Vliet, op 31 mei 2023. De uitspraak is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak.