ECLI:NL:RBZWB:2023:3785

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
31 mei 2023
Publicatiedatum
1 juni 2023
Zaaknummer
AWB- 22_2406
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S. Hindriks
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling in proceskosten na intrekking beroep WIA-uitkering

In deze zaak heeft verzoekster beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 29 maart 2022, waarin de aanvraag voor een WIA-uitkering werd afgewezen. Op 23 maart 2023 heeft het UWV echter het eerdere besluit gewijzigd en verzoekster met terugwerkende kracht per 1 juni 2021 een WIA-uitkering toegekend, met een arbeidsongeschiktheid van 100%. Na deze wijziging heeft verzoekster haar beroep ingetrokken, maar verzocht zij wel om veroordeling van het UWV in de proceskosten.

Het UWV heeft in een brief van 19 april 2023 aangegeven bereid te zijn de proceskosten te vergoeden tot een totaalbedrag van € 3.918,58, bestaande uit € 837,00 voor het indienen van het beroep en € 3.081,58 voor een deskundigenrapport. De rechtbank heeft besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten, conform artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV aan verzoekster is tegemoetgekomen, waardoor het mogelijk was om het UWV te veroordelen in de gemaakte proceskosten. De kosten zijn vastgesteld op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht, en de rechtbank heeft de totale kosten op € 3.918,58 vastgesteld. Daarnaast heeft de rechtbank opgemerkt dat het UWV ook het griffierecht van € 50,00 aan verzoekster dient te vergoeden, maar dat hiervoor geen aparte veroordeling nodig was.

De uitspraak is gedaan door rechter mr. S. Hindriks, in aanwezigheid van griffier R.V. van Vliet, op 31 mei 2023. De uitspraak is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/2406 WIA
uitspraak van 31 mei 2023 van de enkelvoudige kamer op het verzoek om veroordeling in de proceskosten in de zaak tussen

[naam verzoekster] , te [plaatsnaam] , verzoekster,

gemachtigde: mr. B.E. Crone,
en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 29 maart 2022 (bestreden besluit) van het UWV inzake de weigering verzoekster per 1 juni 2021 een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) toe te kennen.
Bij besluit van 23 maart 2023 heeft het UWV het bestreden besluit gewijzigd in die zin dat verzoekster met ingang van 1 juni 2021 een WIA-uitkering wordt toegekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 100%.
Vervolgens heeft verzoekster het beroep ingetrokken, met het verzoek het UWV te veroordelen in de proceskosten.
Het UWV heeft bij brief van 19 april 2023 gesteld bereid te zijn de proceskosten tot een bedrag van € 3.918,58 te vergoeden (€ 837,00 voor het indienen van beroep en € 3.081,58 voor een ingebracht deskundigenrapport van WPEX van 13 december 2022). Ook heeft het UWV gesteld het griffierecht te zullen vergoeden.
De rechtbank heeft, met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een behandeling van het verzoek ter zitting achterwege gelaten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank, indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.
2. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het besluit van 23 maart 2023 dat het UWV aan verzoekster is tegemoetgekomen. Hierin ziet de rechtbank aanleiding het UWV te veroordelen in de door verzoekster gemaakte proceskosten.
Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 837,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 837,00 en wegingsfactor 1). Bovendien heeft verzoekster kosten gemaakt voor een medische expertise in de beroepsfase ten bedrage van € 3.081,58, waarmee het totaal van de te vergoeden kosten komt op € 3.918,58.
3. De rechtbank overweegt ten overvloede dat het UWV op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 50,00 aan verzoekster dient te vergoeden, zodat een veroordeling daartoe niet nodig is.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt het UWV in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 3.918,58.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Hindriks, rechter, in aanwezigheid van R.V. van Vliet, griffier, op 31 mei 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank.