ECLI:NL:RBZWB:2023:3789

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
31 mei 2023
Publicatiedatum
1 juni 2023
Zaaknummer
FA RK 22-4067
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. Phillips
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om omgangsregeling tussen minderjarige broers en zus met bijzondere curator

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 31 mei 2023, is een verzoek ingediend door de bijzondere curator mr. [curator01] namens de minderjarige [minderjarige01] om een omgangsregeling vast te stellen met zijn zusje [minderjarige02]. De kinderrechter heeft de verzoeken van de bijzondere curator afgewezen, waarbij de belangen van [minderjarige02], die een verstandelijke beperking heeft, zwaar wogen. De moeder van de kinderen steunt het contact tussen hen, maar vreest dat een vaste regeling te belastend zal zijn voor [minderjarige02]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er al contactmomenten plaatsvinden, maar dat deze flexibel moeten blijven om aan de behoeften van [minderjarige02] te voldoen. De rechtbank heeft benadrukt dat de professionele zorginstantie [zorgorganisatie01] het beste zicht heeft op de mogelijkheden van [minderjarige02] en dat hun advies leidend moet zijn in de omgangsregeling. De bijzondere curator is ontslagen uit haar functie, omdat haar taak is volbracht. De kinderrechter heeft ook geadviseerd om psycho-educatie te bieden aan [minderjarige01] en [minderjarige03] over de beperkingen van hun zusje, om hen beter inzicht te geven in haar situatie.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
Zaaknummers: C/02/407248 / FA RK / 23-1153 en C/02/401304 / FA RK 22-4067
Datum uitspraak: 31 mei 2023
beschikking
in de zaak van
[minderjarige01], geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 2006,
hierna te noemen: [minderjarige01] ,
wonende te [woonplaats01] ,
in rechte vertegenwoordigd door de bijzondere curator: mr. [curator01] te [plaats01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder01],
hierna te noemen de moeder,
wonende te [woonplaats02] ,
advocaat: mr. W.A. Koers te Leusden.
De kinderrechter merkt als informanten aan:
- mevrouw [informant01] en mevrouw [informant02] van Stichting [zorgorganisatie01] te [plaats01] ;
- mevrouw [informant03] van [zorgorganisatie02] te [plaats02] ;
- mevrouw [informant04] van [zorginstelling01] te [plaats03] .
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda, hierna te noemen de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het procesverloop

1.1
Dit blijkt uit de volgende stukken:
inzake C/02/401304 / FA RK 22-4067:
- de beschikking van deze rechtbank van 22 november 2022, met alle daarin vermelde stukken;
- het verslag van de bijzondere curator mr. [curator01] van 7 maart 2023;
inzake C/02/407248 / FA RK / 23-1153:
- het verzoekschrift van de bijzondere curator mr. [curator01] , ontvangen op de griffie op
7 maart 2023;
- het namens mr. Koers ingediende verweerschrift, ontvangen op de griffie op
3 mei 2023.
1.2
De verzoeken zijn mondeling behandeld op 12 mei 2023. Bij die gelegenheid zijn verschenen de bijzondere curator mr. [curator01] , de moeder bijgestaan door mr. Koers en een vertegenwoordigster van de Raad. Daarnaast zijn voormelde informanten verschenen.
1.3
Voorafgaand aan de mondelinge behandeling is [minderjarige01] gehoord, in het bijzijn van de bijzondere curator.

2.De verzoeken

2.1
In de zaak met kenmerk C/02/401304 / FA RK 22-4067 is aan de orde het verzoek van [minderjarige01] om te bepalen dat er een bijzondere curator over hem wordt benoemd, zodat er bekeken kan worden wat de (on)mogelijkheden zijn voor het realiseren van contact tussen hem en [minderjarige02] (zijn zusje), geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum02] 2008, en [minderjarige03] (zijn broer), geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum03] 2003.
2.2
In de zaak met kenmerk C/02/407248 / FA RK / 23-1153 is aan de orde het verzoek dat de bijzondere curator namens [minderjarige01] heeft ingediend, waarin namens hem wordt verzocht om, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. een omgangsregeling vast te stellen tussen [minderjarige01] en zijn zusje [minderjarige02] , waarbij hij en [minderjarige02] gerechtigd zijn tot twee keer per maand contact, namelijk de ene keer bij de woongroep van [zorgorganisatie01] en een keer met de moeder bij hem thuis, waarbij na verloop van zes maanden wordt bekeken of deze regeling kan worden uitgebreid, en waar de rechtbank dat wenselijk acht een passende sanctie te verbinden aan niet-nakoming;
II. een gedragsdeskundige bijzondere curator te benoemen voor [minderjarige02] .

3.De feiten

3.1
Gelet op de documenten en op wat er is verteld staat vast dat:
- de moeder en de vader, de heer [de vader01] , zijn gehuwd geweest;
- de vader is overleden op [overlijdensdatum] ;
- [minderjarige01] verblijft in een gezinshuis in [woonplaats01] ;
- [minderjarige03] verblijft bij een vriend van zijn vader in [plaats04] ;
- [minderjarige02] verblijft op een groep van [zorgorganisatie01] ;
- de moeder is op [huwelijksdatum] hertrouwd met de heer [naam01] .

4.De beoordeling

4.1
Bij beschikking van deze rechtbank van 22 november 2022 (inzake C/02/401304 / FA RK 22-4067) is mr. [curator01] benoemd tot bijzondere curator over [minderjarige01] en is de procedure aangehouden tot 17 januari 2023 Pro Forma in afwachting van het verslag van de bijzondere curator.
4.2
De bijzondere curator heeft in haar verslag van 7 maart 2023 en ter onderbouwing van haar verzoek aangegeven dat [minderjarige01] en [minderjarige03] goed contact hebben met elkaar. Ze zitten bij elkaar op school en zien elkaar regelmatig. Het contact tussen [minderjarige01] en [minderjarige03] kan aan henzelf worden overgelaten. Een door de rechtbank vastgestelde regeling is daarvoor niet noodzakelijk. [minderjarige01] heeft wel belang bij een door de rechtbank vastgestelde omgangsregeling tussen hem en zijn zusje [minderjarige02] . [minderjarige02] heeft een verstandelijke beperking en daardoor een groot belang bij rust en regelmaat. Mogelijk veroorzaakt de omgang met [minderjarige01] onrust bij haar. De bijzondere curator verzoekt een gedragsdeskundige bijzondere curator voor [minderjarige02] te benoemen om het belang van [minderjarige02] te kunnen beoordelen. Indien dit niet mogelijk is, verzoekt de bijzondere curator aan de Raad te overwegen of een beschermingsonderzoek noodzakelijk is. De situatie binnen de familie is complex. Er is sprake van een gecompliceerde verstandhouding tussen de moeder en de familieleden aan vaderszijde, zoals de grootouders. [minderjarige01] en [minderjarige03] hebben wel contact met hen en [minderjarige01] heeft last van het conflict dat er speelt. [minderjarige02] is ook afgesneden van het contact met de andere familieleden. Daarnaast heeft [minderjarige01] geen goede verstandhouding met de partner van de moeder. Eigenlijk is er systeemtherapie en rouwverwerking binnen de familie nodig, maar de onderhavige procedure vraagt al veel van [minderjarige01] . Voor [minderjarige01] is nu het belangrijkste dat hij geregeld contact kan hebben met zijn zusje [minderjarige02] . Op grond van art. 1:377a BW en het IVRK hebben broer en zus recht op omgang met elkaar. [minderjarige02] heeft bij de bijzondere curator aangegeven het bezoek met haar broers fijn te vinden. Het contact tussen [minderjarige02] en [minderjarige01] is niet schadelijk. De moeder heeft hier ook geen bezwaar tegen. Wegens de problematiek van [minderjarige02] is het alleen lastig te bepalen in welke vorm en frequentie het contact kan plaatsvinden. [minderjarige01] wil graag twee keer per maand een contactmoment met [minderjarige02] : eenmaal per maand (met [minderjarige03] ) op bezoek bij [minderjarige02] bij [zorgorganisatie01] om samen iets leuks te doen, waarbij de gezinshuismoeder van [minderjarige01] , mw. [informant04] , bereid is de begeleiding op zich te nemen, en eenmaal per maand dat [minderjarige02] met de moeder bij [minderjarige01] op bezoek komt in het gezinshuis. De moeder heeft tegenover de bijzondere curator aangegeven dat zij het lastig vindt dat de inspanning altijd van haar moet komen en dat ze ook graag wil dat [minderjarige01] initiatief neemt en dat hij bij haar thuis komt. [minderjarige01] heeft aangegeven niet bij de moeder thuis te willen komen wegens de complexe verstandhouding met de partner van de moeder.
4.3
[minderjarige01] heeft, kort en zakelijk weergegeven, aangegeven dat hij het contact met [minderjarige02] vaker en op een normalere manier zou willen hebben. Het bezoek is nu maar een uurtje bij [zorgorganisatie01] of in het gezinshuis. Hij zou graag willen dat hij met [minderjarige02] een ijsje kan gaan halen of gehaktballen kan gaan eten bij zijn grootouders. Hij begrijpt dat [minderjarige02] een beperking heeft en dat ze gebeurtenissen moeilijk kan verwerken, maar hij denkt wel dat als [minderjarige02] er meer aan gewend is dat het wel goed kan gaan. Naast de bezoeken bij [zorgorganisatie01] is [minderjarige02] in de afgelopen maanden tweemaal met de moeder op bezoek gekomen bij [minderjarige01] in het gezinshuis. [minderjarige02] belt hem ook, bijvoorbeeld als ze ergens mee zit. Hoewel wordt gezegd dat [minderjarige02] moeilijk emoties kan tonen, geeft ze bij hem wel aan als ze bijvoorbeeld boos of verdrietig is. [minderjarige01] is erg betrokken bij zijn zusje.
4.4
De moeder heeft in haar verweerschrift verzocht de verzoeken van de bijzondere curator af te wijzen. De moeder staat achter het contact tussen [minderjarige01] en [minderjarige02] . Er heeft in de afgelopen maanden ook periodiek contact plaatsgevonden tussen hen. De verzochte contactregeling is echter te belastend voor [minderjarige02] . [minderjarige02] heeft een licht verstandelijke beperking en het Coffin-Siris-syndroom, waardoor zij een ontwikkelingsachterstand en achterblijvende taalontwikkeling heeft en ze slecht prikkels kan verwerken. Een contactmoment heeft gevolgen voor [minderjarige02] , namelijk dat ze onrustig is, slecht slaapt en onhandelbaar is in haar gedrag. Dit heeft bijvoorbeeld gevolgen voor haar schoolgang. De moeder volgt het advies van de behandelaar van [minderjarige02] bij [zorgorganisatie01] , namelijk dat het contact kan plaatsvinden in de vakanties en lange weekenden, zodat [minderjarige02] voldoende tijd heeft om weer tot rust te komen. Een lastigheid daarnaast is dat de moeder gebrouilleerd is geraakt met de familie van haar overleden echtgenoot, de vader van [minderjarige01] , [minderjarige02] en [minderjarige03] . [minderjarige01] en [minderjarige03] hebben wel contact met deze familieleden en de moeder vreest dat [minderjarige02] , als het contact niet begeleid plaatsvindt, door de familie wordt belast met volwassenenzaken. Het conflict binnen de familie wordt niet met een vaste omgangsregeling tussen [minderjarige01] en [minderjarige02] opgelost. Namens de moeder is verzocht de bijzondere curator niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek tot het benoemen van een bijzondere curator voor [minderjarige02] , omdat de bijzondere curator van [minderjarige01] daar niet toe bevoegd is. Daarnaast is er geen belangenconflict tussen de moeder en [minderjarige02] , aangezien de moeder de adviezen van [zorgorganisatie01] ten aanzien van [minderjarige02] opvolgt. Er is geen wettelijke grondslag voor een ondertoezichtstelling, omdat de moeder goed samenwerkt met [zorgorganisatie01] en de hulpverlening toe laat. Het vaststellen van een omgangsregeling tussen [minderjarige01] en [minderjarige02] zou de situatie compliceren, doordat er onvoldoende rekening wordt gehouden met het belang en de mogelijkheden van [minderjarige02] . De moeder acht het in het belang van [minderjarige02] en [minderjarige01] dat de omgangsregeling tussen hen, zonder vastgestelde regeling, door zal lopen conform het advies van [zorgorganisatie01] , waarbij er telkens geëvalueerd wordt wat [minderjarige02] aan kan. [zorgorganisatie01] heeft hier goed zicht op.
4.5
Uit de door de moeder bij het verweerschrift overgelegde brief van [zorgorganisatie01] van 26 april 2023 met betrekking tot het advies over de bezoekregeling en de mondelinge toelichting van de informanten namens [zorgorganisatie01] is gebleken dat het voor [minderjarige02] van belang is dat in de informatie- en prikkelverwerking wordt afgestemd en gedoseerd op de draagkracht van [minderjarige02] en dat zij rust nodig heeft voor het verwerken van de prikkels. Bij [minderjarige02] is sprake van een beperkte stressbestendigheid en zelfredzaamheid. Ze is prikkelgevoelig en kan informatie en signalen van haar lijf en emoties nog beperkt zelfstandig reguleren waardoor ze overspoeld kan raken. Ze heeft een volwassene nodig voor het reguleren van haar gedrag en emoties en voor haar bescherming. [zorgorganisatie01] onderschrijft het belang van het contact van [minderjarige02] met haar familieleden. In de afgelopen maanden is er een opbouw geweest in het contact tussen [minderjarige02] en haar broers. Niet alle afspraken zijn doorgegaan, omdat het afhankelijk is van wat [minderjarige02] op dat moment aan kan. Bij de begeleiding van de bezoeken (van een uur) door [zorgorganisatie01] is gezien dat [minderjarige02] het contact met haar broers erg prettig vindt, maar ook dat dit haar onrust geeft en dat ze tijd nodig heeft om de prikkels van het bezoek te verwerken. [minderjarige02] is dan bijvoorbeeld onrustig, komt niet tot de dagelijkse dingen die ze moet doen of slaapt slecht. [zorgorganisatie01] adviseert daarom om de bezoeken langzaam op te bouwen in de vakantie en in de lange weekenden, zodat [minderjarige02] genoeg tijd heeft om alle prikkels te verwerken en de momenten voor en na de bezoeken zo positief mogelijk te laten verlopen. Als [minderjarige02] meer vertrouwd raakt met de bezoeken is de verwachting dat het contact verder opgebouwd kan worden, in duur of in wijziging/afbouw van de begeleiding door [zorgorganisatie01] en bijvoorbeeld door [minderjarige02] vertrouwd te laten raken met de gezinshuismoeder van [minderjarige01] als begeleider. Er vinden om de vier maanden evaluaties plaats, waarbij wordt gekeken wat [minderjarige02] op dat moment aan kan en waar haar mogelijkheden liggen. [zorgorganisatie01] hoopt dat [minderjarige02] op termijn in de reguliere weekenden waarin zij niet bij de moeder is, contact kan hebben met haar broers. Het vastleggen van een contactregeling acht [zorgorganisatie01] niet in het belang van [minderjarige02] , omdat elke keer gekeken moet worden wat [minderjarige02] al dan niet aan kan.
4.6
Mevrouw [informant04] , de gezinshuismoeder van [minderjarige01] , heeft aangegeven bereid te zijn het contact tussen [minderjarige01] en [minderjarige02] te begeleiden, zodat er minder belasting is van het personeel van [zorgorganisatie01] . De gezinshuismoeder heeft goed contact met de moeder. [minderjarige02] is in de afgelopen maanden tweemaal in het gezinshuis geweest, waarbij is getracht het contact op een zo normaal mogelijke manier te laten plaatsvinden. De andere kinderen in het gezinshuis houden rekening met dit bezoekmoment. De gezinshuismoeder ziet dat de juridische procedure spanning teweegbrengt bij [minderjarige01] , maar het contact met zijn zusje is heel belangrijk voor hem.
4.7
Mevrouw [informant03] van [zorgorganisatie02] heeft aangegeven dat getracht is aan [minderjarige01] uit te leggen wat de problematiek van [minderjarige02] betekent voor zijn contact met haar. Dit is voor [minderjarige01] wel eens lastig, omdat hij niet ziet wat er voor en na het bezoek met [minderjarige02] gebeurt. Zij acht het van belang dat met alle betrokkenen in onderling vertrouwen wordt toegewerkt naar een contactregeling, die zowel in het belang is van [minderjarige01] als [minderjarige02] .
4.8
De Raad vindt het bewonderingswaardig dat [minderjarige01] zoveel doet voor het contact met zijn zusje. Het zou helpend voor [minderjarige01] (en [minderjarige03] ) zijn als hij psycho-educatie zou ontvangen over de beperkingen van hun zusje, zodat hij beter inzicht heeft en begrijpt wat er wel en niet van haar gevraagd kan worden. [minderjarige02] mag niet overvraagd worden in het contact met haar broers. De Raad adviseert om uit te gaan van het advies van [zorgorganisatie01] , aangezien [zorgorganisatie01] de professionele instantie is die het meest zicht heeft op [minderjarige02] . Gezien deze hulpverlening en de bereidheid van de moeder, wordt er geen rol gezien voor de Raad. Het vrijwillig kader is voldoende. De Raad adviseert dat alle betrokkenen tezamen en in overleg met elkaar (telkens) bekijken welke bezoekregeling in het belang van [minderjarige02] is.
4.9
De kinderrechter overweegt als volgt. Allereerst wil de kinderrechter aangeven het lovenswaardig te vinden hoe betrokken [minderjarige01] bij zijn zusje is. Het is de kinderrechter duidelijk hoeveel [minderjarige01] om haar geeft en [minderjarige02] mag zich gelukkig prijzen met zo’n broer die haar steunt en voor haar opkomt.
4.1
De kinderrechter vindt het begrijpelijk dat [minderjarige01] zo frequent mogelijk en op een zo normaal mogelijke manier contact met [minderjarige02] wil. In dit contact moet er echter niet alleen gekeken worden naar de wil en het belang van [minderjarige01] , maar ook naar het belang van [minderjarige02] . [minderjarige01] en [minderjarige02] hebben belang bij en recht op contact met elkaar. Maar, gezien de beperkingen waar [minderjarige02] mee kampt, moeten haar tempo en haar ‘kunnen’ leidend zijn in het bepalen van de frequentie, de vorm en de inhoud van dit contact.
4.11
Uit alle stukken die de kinderrechter heeft ontvangen en wat alle betrokkenen hebben verteld op de zitting blijkt dat er contactmomenten tussen [minderjarige01] en [minderjarige02] plaatsvinden. [minderjarige01] komt (met [minderjarige03] ) een uurtje op bezoek bij [minderjarige02] bij [zorgorganisatie01] en [minderjarige02] is in de afgelopen maanden tweemaal samen met de moeder op bezoek gekomen bij [minderjarige01] in het gezinshuis. [minderjarige02] woont bij [zorgorganisatie01] , een professionele zorginstelling, en [zorgorganisatie01] heeft een goed en volledig zicht op [minderjarige02] , hoe het met haar gaat en wat zij aan kan. De kinderrechter vindt het belangrijk dat [minderjarige01] erop leert te vertrouwen dat de zorgprofessionals (van [zorgorganisatie01] ) het beste kunnen beoordelen wat [minderjarige02] wel of niet aan kan. [zorgorganisatie01] ziet wat de spanningen doen met [minderjarige02] in de dagen voor een bezoek, hoe de verwerking van de prikkels van het bezoek gaat in de dagen na het bezoek en wat dit in haar gedrag doet. Als [zorgorganisatie01] aangeeft dat het voor [minderjarige02] teveel vraagt (teveel prikkels zijn) om in de stad even een ijsje te gaan eten, dan moet dit van [zorgorganisatie01] aangenomen worden. Er kan ook niet zomaar uitgegaan worden van wat [minderjarige02] daarin zelf wil, omdat zij op dat punt (nog) onvoldoende in staat is om een goede inschatting voor zichzelf te maken.
4.12
De kinderrechter vindt dat, ten aanzien van de bezoekregeling tussen [minderjarige01] en [minderjarige02] , het advies van [zorgorganisatie01] leidend moet zijn en dat de bezoekregeling zoals die op dit moment loopt in het belang van [minderjarige02] (en daarmee [minderjarige01] ) is. Zoals door [zorgorganisatie01] aangegeven, wordt er ingezet op het langzaam uitbreiden van het bezoek in de vakanties en lange weekenden, zodat [minderjarige02] voldoende tijd heeft om de prikkels rondom het bezoek te verwerken en zij steeds meer kan wennen aan uitbreiding van de invulling van het bezoek, een andere locatie (zoals in het gezinshuis van [minderjarige01] ) en andere personen erbij (zoals de gezinshuismoeder van [minderjarige01] ). Om de vier maanden vindt er een evaluatie plaats, waarbij gekeken wordt wat [minderjarige02] (meer) aan kan hierin. De bezoekregeling vindt plaats in overleg met de betrokkenen.
4.13
Het vastleggen van een vaste omgangsregeling vindt de kinderrechter niet passend en geen recht doen aan de situatie. Het is niet in het belang van [minderjarige02] dat alles al vastligt, omdat er flexibiliteit en tussentijdse beoordelingen nodig zijn om telkens te bekijken wat [minderjarige02] (op dat moment) wel of niet aan kan.
4.14
De dynamiek en problematiek binnen de familie als gevolg van de moeilijke verstandhouding van de moeder met de familie van vaderszijde spelen een rol bij de omgangsregeling tussen [minderjarige01] en [minderjarige02] en in de belasting die [minderjarige01] op dit vlak ervaart. Dit wordt echter niet opgelost met het vaststellen van een omgangsregeling. De kinderrechter vraagt wel aan de moeder om (in het vrijwillig kader) mediation in familieverband te overwegen om de belasting van de kinderen hierin weg te nemen.
4.15
De kinderrechter zal de verzoeken van de bijzondere curator afwijzen. Los van de vraag of de bijzondere curator kan verzoeken om een gedragsdeskundig bijzondere curator te benoemen voor [minderjarige02] (de kinderrechter zou dit ambtshalve kunnen doen), ziet de kinderrechter daar geen meerwaarde in omdat [zorgorganisatie01] als professionele zorginstantie al voldoende zicht heeft op de (on)mogelijkheden van [minderjarige02] en in haar belang handelt naar gelang het door [zorgorganisatie01] uitgebrachte advies. De ingezette weg voor de bezoeken vanuit het advies van [zorgorganisatie01] dient in samenspraak met alle betrokkenen in het vrijwillig kader voortgezet te worden.
De kinderrechter zal de beslissing op het verzoek tot het vaststellen van een omgangsregeling niet aanhouden. De procedure brengt spanning en een forse belasting voor [minderjarige01] met zich mee, dus dit moet niet langer voortduren dan noodzakelijk. Het is niet te verwachten dat er op korte termijn verbetering van de problematiek van [minderjarige02] zal plaatsvinden. Verder ziet de kinderrechter geen aanleiding om een sanctie te verbinden aan de medewerking van de moeder. De kinderrechter zal het verzoek tot het vaststellen van een omgangsregeling en het verbinden van een sanctie aan niet-nakoming daarvan afwijzen.
4.16
De kinderrechter wil graag twee adviezen geven. Ten eerste zou het voor [minderjarige01] (en [minderjarige03] ) goed zijn om psycho-educatie te krijgen over de beperkingen van hun zusje [minderjarige02] , zodat zij een beter begrip hebben van haar situatie. Dit kan ook bijdragen in het krijgen van vertrouwen in de wijze van aanpak in het vormgeven van de omgangsregeling. Ten tweede is tijdens de mondelinge behandeling gesproken over het aanbod van de gezinshuismoeder om haar meer te betrekken in het laten plaatsvinden van de bezoekmomenten om [zorgorganisatie01] hierin te ontlasten. [minderjarige02] zal eerst moeten wennen aan haar aanwezigheid, voordat zij de begeleiding op zich kan nemen. Tijdens de mondelinge behandeling waren alle betrokkenen hier positief over, dus de kinderrechter adviseert aan alle betrokkenen om dit in overweging te nemen.
4.17
Het (informele) verzoek van [minderjarige01] was oorspronkelijk om een bijzondere curator voor hem te benoemen. Daar is aan voldaan in de beschikking van deze rechtbank van
22 november 2022. De bijzondere curator heeft haar taak volbracht en de rechtbank is van oordeel dat de taak van de bijzondere curator in deze procedure als beëindigd kan worden beschouwd. Mocht een van partijen echter een rechtsmiddel instellen, dan herleeft de taak van de bijzondere curator.
4.18
Dit leidt tot de volgende beslissing.

5.De beslissing

De rechtbank:
wijst de verzoeken af;
ontslaat de bijzondere curator, mr. [curator01] , uit haar benoeming wegens beëindiging van haar werkzaamheden.
Deze beschikking is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 31 mei 2023 door
mr. Phillips, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. Verger-Maas, griffier.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
verzonden:

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van de rechtbank Breda.