ECLI:NL:RBZWB:2023:3790

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 mei 2023
Publicatiedatum
1 juni 2023
Zaaknummer
AWB- 22_831
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheidsevaluatie door UWV

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiseres tegen de weigering van het UWV om een WIA-uitkering toe te kennen. Het UWV had op 31 mei 2021 besloten dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt was, en dit besluit werd in een later bezwaar ongegrond verklaard. Eiseres, die eerder was uitgevallen vanwege psychische klachten, betwistte de medische beoordeling van het UWV en stelde dat haar klachten onvoldoende waren erkend.

De rechtbank heeft de zaak op 17 april 2023 behandeld, maar eiseres en haar gemachtigde hebben zich afgemeld. De rechtbank concludeert dat het UWV terecht heeft vastgesteld dat eiseres per 31 mei 2021 voor 0% arbeidsongeschikt is. De rechtbank baseert zich op rapporten van artsen van het UWV, die hebben vastgesteld dat eiseres weliswaar beperkingen heeft, maar dat deze niet leiden tot volledige of duurzame arbeidsongeschiktheid.

De rechtbank wijst erop dat eiseres in staat is om zelfstandig dagelijkse activiteiten uit te voeren en dat haar psychische klachten niet zodanig zijn dat ze niet kan functioneren in een werkomgeving. De rechtbank concludeert dat het UWV de WIA-uitkering terecht heeft geweigerd, omdat eiseres niet voldoet aan de criteria voor arbeidsongeschiktheid. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, en zij krijgt geen proceskostenvergoeding of griffierecht terugbetaald.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/831 WIA

uitspraak van 30 mei 2023 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,

gemachtigde: mr. J.L.A.M. van Os,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de weigering een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen.
1.1.
Het UWV heeft met het besluit van 31 mei 2021 (primair besluit) geweigerd per 31 mei 2021 aan eiseres een WIA-uitkering toe te kennen omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
1.2.
Met het bestreden besluit van 6 januari 2022 is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Dit betekent dat het UWV van mening is dat het besluit van 31 mei 2021 juist is.
1.3.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 17 april 2023 op zitting behandeld. Eiseres, de gemachtigde van eiseres en het UWV hebben zich afgemeld voor de zitting

Beoordeling door de rechtbank

2. Aan het bestreden besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat eiseres per 31 mei 2021 voor 0% arbeidsongeschikt is. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is.
Zij doet dit aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
Bij deze beoordeling is van belang of eiseres medische beperkingen heeft en
of zij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te
verwerven.
3. De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd per 31 mei 2021.
Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
3.2
Eiseres is werkzaam geweest als algemeen medewerker bij een kringloopwinkel. Voor dat werk is zij op 3 juni 2019 uitgevallen vanwege psychische klachten. Op 31 mei 2021 bereikt eiseres het einde van de wachttijd voor de WIA-uitkering. Eiseres heeft een WIA-uitkering aangevraagd, hieruit is de besluitvorming zoals in de inleiding beschreven gevolgd.
Heeft het UWV de beperkingen van eiseres juist vastgesteld?
4. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een arts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1.
De verzekeringsarts b&b heeft het medisch dossier van eiseres bestudeerd en eiseres gesproken op de hoorzitting van 31 december 2021. Volgens de verzekeringsarts b&b heeft eiseres wel duurzaam benutbare mogelijkheden. Ze voldoet immers niet aan (een van) de criteria uit artikel 2, vijfde lid, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten voor het aannemen van geen benutbare mogelijkheden (GBM). Ze is niet opgenomen in een ziekenhuis of erkende instelling (conform Wet Langdurige Zorg), ze is niet bedlegerig, er is geen sprake van Algemene Dagelijkse Levensbehoeften (ADL)-afhankelijkheid en/of verlies aan zelfredzaamheid en er is ook geen onvermogen tot persoonlijk en sociaal functioneren. Vanuit haar angststoornis (gegeneraliseerd, met hierbij tevens PTSS-problematiek) is eiseres, volgens de verzekeringsarts b&b, wel beperkt te achten voor mentaal sterk stresserende activiteiten in de zin van werkzaamheden met veelvuldige krappe deadlines of productiepieken en het in rechtstreeks contact hanteren van conflicten met derden. Op sociaal emotioneel vlak heeft eiseres de handen vol aan de eigen problematiek. Eiseres is gesloten en zal hierdoor soms niet de eigen gevoelens adequaat uiten (blokkeren). Om die reden is zij niet in staat om emotionele problemen van derden te hanteren. Om de spanningen niet onnodig te doen verergeren of het herstelproces te frustreren dient eiseres over een vast dag-nachtritme te kunnen beschikken waarbij de nachtelijke uren zijn voor rust en herstel. Werkzaamheden in de nacht zijn daarom niet aan de orde, evenals werkzaamheden met wisseldiensten/ploegendiensten.
De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 31 december 2021.
4.2.
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat door het UWV in onvoldoende mate rekening gehouden is met haar vele fysieke en vooral psychische pijnen, klachten en beperkingen. Volgens eiseres is haar psychische gesteldheid onvoldoende onderkend en onvoldoende vertaald in de geduide beperkingen en de (kritische) FML. Eiseres wordt niet alleen in werksituaties maar ook tijdens ADL en meer ‘plezierige’ zaken (uit eten e.d.) telkens weer geconfronteerd met het ‘dingen moeten’. Dat breekt haar zowel psychisch als fysiek op. Het is voor eiseres nauwelijks mogelijk om de ADL-taken uit te voeren, laat staan dat zij in staat is om bedrijfsmatige werkzaamheden te verrichten.
4.3.
De rechtbank stelt vast dat uit het rapport van de verzekeringsarts b&b van 21 december 2021 blijkt dat de inschatting van eiseres haar fysieke klachten, schouderklachten en rugklachten, volgens eiseres correct is geweest. Het gaat in bezwaar en in beroep dus om haar psychische klachten.
4.4.
De rechtbank is van oordeel dat het UWV de beperkingen van eiseres juist heeft vastgesteld.
4.4.1.
Uit het dagverhaal en wat beschreven is onder het kopje participatie in de rapporten van de arts van 7 mei 2021 en 2 juni 2021 blijkt dat eiseres zelfstandig ADL-taken uitvoert. Zo is wassen en aankleden geen probleem voor haar, doet zij haar eigen huishouden, doet ze zelf boodschappen en kookt ze ook zelf. Op basis hiervan heeft eiseres volgens artikel 2, vijfde lid, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten en de van toepassing zijnde richtlijn ‘Opname in Ziekenhuis of Instelling, Bedlegerigheid, ADL-afhankelijkheid en Onvermogen tot Persoonlijk en Sociaal Functioneren (OPSF)’ wel benutbare mogelijkheden en is zij dus in staat om bedrijfsmatige werkzaamheden te verrichten.
4.4.2.
Wat betreft de psychische klachten (spanningen) heeft de verzekeringsarts b&b het inzetbaarheidsprofiel van de bedrijfsarts van 26 mei 2020 overgenomen en een beperking toegevoegd op het werken met veelvuldige krappe deadlines of productiepieken. Eiseres ging akkoord met het inzetbaarheidsprofiel van 26 mei 2020. Het inzetbaarheidsprofiel was nog actueel op 11 januari 2021 en eiseres gaat akkoord met het actueel oordeel van 11 januari 2021 in de WIA-aanvraag van 17 februari 2021. Daarnaast geeft zij bij de arts op 7 mei 2021 en 2 juni 2021 aan dat ze het eens is met wat er is besproken. Verder geeft eiseres bij de arbeidsdeskundige op 28 mei 2021 aan dat zij het eens is met de uitkomst van de beoordeling.
4.4.3.
Eiseres ging eerder meerdere malen akkoord met de FML en heeft in beroep geen medische informatie aangeleverd waaruit blijkt dat de verzekeringsarts b&b meer beperkingen had moeten aannemen in verband met haar psychische klachten.
4.4.4.
In de FML van 31 december 2021 zijn de beperkingen van eiseres dus juist weergegeven. De beroepsgrond dat eiseres meer beperkt moet worden, slaagt niet. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
Zijn de door het UWV aan de schatting ten grondslag gelegde functies geschikt voor eiseres?
5. Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres: Productiemedewerker industrie [samenstellen producten] (Sbc-code 111180), Administratief medewerker [documenten scannen] (Sbc-code 315133) en Assemblagemedewerker elektrotechnische producten (Sbc-code 267041). Verder zijn nog de functies Administratief ondersteunend medewerker (Sbc-code 315100) en Telefonist [centrale], medewerker callcenter [inbound] (Sbc-code 315174) geselecteerd, maar niet ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
5.1.
De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat de voor eiseres geselecteerde functies die ten grondslag liggen aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar het rapport van de arbeidsdeskundige van 28 mei 2021 en het rapport van de arbeidsdeskundige b&b van 4 januari 2022
.Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiseres de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies.
De hiervoor genoemde functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
Heeft het UWV de mate van arbeidsongeschiktheid juist vastgesteld?
6. Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Dit betekent dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 31 mei 2021 heeft vastgesteld op 0,00%
.
Omdat pas recht bestaat op een WIA-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de WIA-uitkering terecht geweigerd per 31 mei 2021.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het UWV terecht
de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres per 31 mei 2021 heeft vastgesteld op 0% en terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd per 31 mei 2021.
Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard krijgt eiseres geen proceskostenvergoeding. Ook krijgt eiseres het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. mr. J. van Alphen, rechter, in aanwezigheid van mr. M.R. Jouvenaar, griffier, op 30 mei 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl. De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak mee te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage wettelijk kader

In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.