ECLI:NL:RBZWB:2023:3793

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 mei 2023
Publicatiedatum
1 juni 2023
Zaaknummer
AWB- 22_3086
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de weigering van een WIA-uitkering door het UWV

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiser tegen de weigering van het UWV om hem een WIA-uitkering toe te kennen. Het UWV had op 8 juli 2021 besloten dat eiser per 9 juni 2021 arbeidsgeschikt was, omdat hij in staat werd geacht zijn eerdere werkzaamheden als productiemedewerker te hervatten. Eiser had hiertegen bezwaar aangetekend, maar dit werd ongegrond verklaard in het bestreden besluit van 9 juni 2022. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 23 februari 2023, maar beide partijen waren niet aanwezig.

De rechtbank heeft de medische beoordeling van het UWV onderzocht, waarbij de artsen van het UWV de klachten van eiser in hun rapportages hebben meegenomen. Eiser had psychische klachten en lichamelijke beperkingen, maar de rechtbank concludeert dat het UWV terecht heeft vastgesteld dat eiser per 9 juni 2021 geschikt was voor zijn eigen werk. De rechtbank oordeelt dat de medische onderzoeken zorgvuldig zijn uitgevoerd en dat de artsen van het UWV voldoende rekening hebben gehouden met de klachten van eiser.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen recht heeft op een WIA-uitkering, omdat hij niet voldoet aan de criteria van arbeidsongeschiktheid. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding en het griffierecht wordt niet vergoed. De uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande op 30 mei 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/3086 WIA

uitspraak van 30 mei 2023 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser,

gemachtigde: mr. I. Oztas,
en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de
weigering eiser een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) toe te kennen.
1.1
Het UWV heeft met het besluit van 8 juli 2021 (primair besluit) aan eiser een WIA-uitkering geweigerd per 9 juni 2021, omdat eiser in staat werd geacht het werk dat hij deed voordat hij ziek werd weer te kunnen doen. Met het bestreden besluit van 9 juni 2022 is het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
1.2
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3
De rechtbank heeft partijen uitgenodigd voor de gevoegde behandeling van dit beroep en het beroep in de zaak met procedurenummer BRE 22/3085 ZW ter zitting op 23 februari 2023. Partijen hebben zich tevoren schriftelijk afgemeld en waren niet aanwezig op de zitting van 23 februari 2023.
1.4
De rechtbank heeft de uitspraaktermijn verlengd.

Beoordeling door de rechtbank

2. Aan het bestreden besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat eiser per 9 juni 2021 in staat was het door hem verrichte werk van productiemedewerker (WSW) weer te verrichten en daarom niet meer arbeidsongeschikt is per die datum. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
Bij deze beoordeling is van belang of eiser medische beperkingen heeft en of hij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
3. De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht eiser per 9 juni 2021 arbeidsgeschikt heeft geacht en daarom terecht een WIA-uitkering heeft geweigerd per die datum. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
3.2
Eiser is werkzaam geweest als WSW-productiemedewerker. Vervolgens heeft het UWV hem bij besluit van 26 november 2018 een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet toegekend met ingang van 26 oktober 2018. Vanuit die situatie heeft eiser zich per 12 juni 2019 ziek gemeld bij het UWV vanwege psychische klachten.
Bij besluit van 12 september 2019 heeft het UWV eiser een ZW-uitkering toegekend vanaf 11 september 2019.
Op 3 maart 2021 heeft eiser bij verweerder een WIA-uitkering aangevraagd. Deze uitkering is bij besluit van 8 juli 2021 afgewezen, omdat eiser geschikt werd geacht voor het werk dat hij deed voordat hij ziek werd. Tegen deze afwijzing heeft hij bezwaar aangetekend. Met het bestreden besluit van 9 juni 2022 is deze beslissing gehandhaafd.
4. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een primaire arts onder verantwoordelijkheid van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1
Primaire arts [naam primaire arts] heeft, onder verantwoordelijkheid van verzekeringsarts [naam verzekeringsarts 1] , het dossier bestudeerd en eiser op het spreekuur van 3 mei 2021 onderzocht. In zijn rapportage van 7 mei 2021 stelt [naam primaire arts] dat een situatie van ‘geen benutbare mogelijkheden’ niet aan de orde is omdat eiser niet disfunctioneert op persoonlijk en sociaal gebied, niet is opgenomen in een instelling of bedlegerig is, niet in grote mate ADL-afhankelijk is en er geen sterk wisselende mogelijkheden zijn. Eiser heeft mogelijkheden die hij kan inzetten bij het verrichten van arbeid.
Door zijn medische klachten is eiser aangewezen op werk waarbij hij niet of nauwelijks wordt afgeleid door activiteiten van anderen en zonder veel storingen of onderbrekingen. Hij is ook aangewezen op een voorspelbare werksituatie zonder veel deadlines of productiepieken en hij kan geen hoog handelingstempo aan bij het uitvoeren van complexe taken. Verder zal eiser zijn hele leven aangewezen zijn op enige vorm van begeleiding in zijn werk en op vaste bekende werkwijzen. Eiser is verder beperkt in het duidelijk maken aan anderen van zijn gevoelens of emoties, zodat hij niet goed kan omgaan met een conflict. Hij kan niet lang auto kan rijden en daarom kan niet verwacht worden dat hij beroepsmatig chauffeert. Eiser wordt een regelmatig dag- en nachtritme aangeraden en werk met reguliere werktijden, zonder ploegen-, wissel- of nachtdiensten.
De beperkingen en de belastbaarheid van eiser heeft de primaire arts neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 7 mei 2021.
4.2
Verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts b&b] heeft het dossier van eiser bestudeerd, alsmede ingekomen informatie van behandelend psycholoog [naam psycholoog 1] van 25 maart 2021 en 4 mei 2021, het huisartsenjournaal van huisarts [naam huisarts] van 2 augustus 2021 en 18 maart 2022, informatie van I-Psy psychologen [naam psycholoog 2] en [naam psycholoog 3] van 26 februari 2020, een advies van verzekeringsarts [naam verzekeringsarts 2] van 19 april 2022 en een rapportage van psycholoog [naam psycholoog 4] van 9 april 2013. Verder heeft zij de hoorzitting van 4 mei 2022 bijgewoond en eiser daarna lichamelijk en psychisch onderzocht.
Bij onderzoek van de knieën worden geen afwijkingen vastgesteld. Beeldvormend onderzoek laat ook geen afwijkingen zien. Ondanks door [naam verzekeringsarts 2] gevonden drukpijn is er geen goede onderbouwing voor afwijkingen die knieklachten kunnen verklaren.
De psychische klachten kunnen worden geduid als een gegeneraliseerde angststoornis en spanningsklachten bij psychosociale problematiek. Deze vormen geen aanleiding voor een urenbeperking, naast een beperking voor nachtwerk en ploegendiensten. Eiser heeft een actief dagverhaal zonder evidente extra recuperatie. Niet gebleken is van problemen met het richten en vasthouden van aandacht. Eiser rijdt ook kleine stukken met de auto. De verstandelijke beperking hoeft ook niet te leiden tot dergelijke beperkingen in passende arbeid. De verstandelijke beperking is onderdeel van de WSW-indicatie.
De beperkingen die wel zijn aangenomen passen bij het vastgestelde medische beeld. De verzekeringsarts b&b ziet bij het ontbreken van evidente afwijkingen bij lichamelijk onderzoek geen redenen voor fysieke beperkingen.
Zij concludeert dat in het kader van de WIA-beoordeling de primaire arbeidsdeskundige terecht heeft vastgesteld dat eiser met zijn beperkingen in staat moet worden geacht de eigen arbeid te verrichten.
4.3
Eiser heeft tegen het medisch oordeel van het UWV, onder verwijzing naar de in bezwaar en op de hoorzitting ingebrachte gronden, aangevoerd dat onvoldoende rekening is gehouden met beperkingen op persoonlijk, sociaal en lichamelijk functioneren.
In zijn aanvullende gronden van 12 februari 2023 heeft eiser er op gewezen dat hij beperkingen heeft voor lopen en dragen als gevolg van knieklachten. Eiser heeft zich met knieklachten, die al 3 jaar duren, bij de huisarts gemeld, hetgeen uit de journaalgegevens van de huisarts blijkt. Voorts heeft eiser in de bezwaarfase verzekeringsgeneeskundige [naam verzekeringsarts 2] ingeschakeld. Deze vermoedt naar aanleiding van zijn onderzoek dat er sprake kan zijn van retropatellaire chondropathie. Daarom dienen volgens eiser in de FML voor de knieklachten beperkingen te worden aangenomen. De verzekeringsarts b&b heeft onvoldoende gemotiveerd waarom die niet zouden moeten worden aangenomen. Aangezien eiser voor zijn eigen werk veel dient te lopen en dragen, is hij niet geschikt voor zijn eigen werk.
Uit de FML van 7 mei 2021 blijkt dat eiser niet in de nachtelijke uren en in ploegendiensten kan werken. Eiser stelt dat werken op onregelmatige tijden, waaronder ook nachtdiensten, onderdeel was van zijn maatgevende arbeid. Ook daarom dient eiser niet geschikt te worden geacht voor de maatgevende arbeid.
4.4
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapporten van de artsen van het UWV blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiser gestelde klachten, waaronder zijn problemen op het persoonlijk en sociaal functioneren en de gestelde lichamelijke klachten. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden.
De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan de bevindingen van de artsen van het UWV. Op vlak van persoonlijk en sociaal functioneren zijn er beperkingen in de FML aangenomen. Gemotiveerd is waarom geen beperking op het vlak van aandacht en herinneren wordt aangenomen. Ten aanzien van de knieën heeft de verzekeringsarts bij lichamelijk onderzoek geen beperkingen vastgesteld, terwijl geraadpleegd beeldvormend onderzoek daar ook niet op wijst. Weliswaar heeft verzekeringsarts [naam verzekeringsarts 2] aangegeven dat er sprake kan zijn van retropatellaire chondropathie, maar op basis van dit enkele vermoeden kan niet worden aangenomen dat daarvan in het geval van eiser sprake is. De rechtbank is ook overigens niet gebleken dat in de FML van 7 mei 2021 de beperkingen van eiser zijn onderschat. De beroepsgrond dat eiser meer beperkt moet worden, slaagt niet. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
5.1
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML de maatgevende arbeid geschikt geacht voor eiser.
5.2
De rechtbank ziet geen reden te oordelen dat het (WSW-)werk als productiemedewerker voor hem niet geschikt zou zijn.
De (primaire) arbeidsdeskundige heeft met eiser en de (WSW-)werkgever gesproken over de maatgevende arbeid. De kenmerkende belasting in de arbeid is beschreven in de rapportage van die primaire arbeidsdeskundige van 8 juli 2021.
De arbeidsdeskundige b&b ziet geen aanleiding de fysieke belasting belemmerend te achten voor de uitvoering door eiser van de maatgevende arbeid, omdat er geen beperkingen zijn aangenomen op de fysieke beoordelingspunten (dynamisch handelen en statische houdingen) en eiser de maatgevende arbeid bijna twee jaar heeft verricht (13 juni 2016 tot en met 15 mei 2018). Daarbij weegt hij mee dat het overwegend de hele dag staan en lopen en het tillen van 20 kg blijft binnen de Arbonormen. Eisers standpunt dat hij fysiek niet in staat is zijn eigen werk te verrichten, vloeit voort uit zijn opvatting dat zijn medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 4.4 heeft geconcludeerd is die opvatting niet juist.
Met betrekking tot nachtwerk en onregelmatige diensten is in de FML een beperking opgenomen. Eiser stelt dat wisselende diensten deel uitmaakten van zijn werk. Dit is volgens de arbeidsdeskundige echter niet gebruikelijk in WSW-arbeid. De werkgever heeft dit ook niet aangegeven. Eiser heeft niet nader onderbouwd dat sprake was van wisselende diensten. Ook indien sprake is geweest van wisselende diensten, geldt echter dat uit het onderzoek van de arbeidsdeskundige blijkt dat de (ex-)werkgever, al dan niet na tussenkomst van een arbeidsdeskundige/coach van de Diamantgroep, het werk naar het vermogen van eiser aanpast. Eiser heeft dit niet betwist.
5.3
Aangezien in de rapporten en de conclusies van de arbeidsdeskundige van 8 juli 2021 en van de arbeidsdeskundige b&b van 7 juni 2022 inzichtelijk is gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen in de FML, eiser de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan zijn eigen werk, kan de rechtbank zich daarin vinden.
6.
Conclusie en gevolgen
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat het UWV eiser terecht per 9 juni 2021 geschikt heeft geacht voor zijn eigen werk. Nu eiser alleen recht heeft op een WIA-uitkering indien hij niet geschikt is voor de maatgevende arbeid en ten minste 35% arbeidsongeschikt is, is terecht geweigerd eiser per die datum een WIA-uitkering toe te kennen. Het beroep wordt dan ook ongegrond verklaard. Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard krijgt eiser geen proceskostenvergoeding. Ook krijgt eiser het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van R.V. van Vliet, griffier, op 30 mei 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is verhinderd om de uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Bijlage wettelijk kader
In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.