In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiser tegen de weigering van het UWV om hem een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) toe te kennen. Het UWV had op 9 december 2021 besloten om eiser per 25 oktober 2021 geen ZW-uitkering toe te kennen, omdat hij geschikt werd geacht voor zijn eigen arbeid. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard op 9 juni 2022. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat eiser eerder een uitkering op basis van de Werkloosheidswet (WW) had ontvangen en zich op 25 oktober 2021 ziek had gemeld. De rechtbank heeft de medische rapporten van de verzekeringsartsen van het UWV beoordeeld, die concludeerden dat er geen nieuwe feiten waren die zouden wijzen op een toegenomen arbeidsongeschiktheid. Eiser had psychische klachten, maar de rechtbank oordeelde dat deze geen aanleiding gaven voor een urenbeperking in zijn arbeid.
De rechtbank concludeert dat het UWV terecht heeft geweigerd om eiser een ZW-uitkering toe te kennen, omdat hij geschikt werd geacht voor zijn eigen werk als WSW-productiemedewerker. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en kent geen proceskostenvergoeding toe aan eiser. De uitspraak is openbaar gemaakt op 30 mei 2023.