In deze zaak heeft de kinderrechter op 1 juni 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige01] en [minderjarige02], naar aanleiding van een conflict tussen hun ouders. De Raad voor de Kinderbescherming verzocht om de ondertoezichtstelling van de minderjarigen voor de duur van een jaar, omdat zij in hun ontwikkeling ernstig bedreigd zouden worden door de echtscheidingsstrijd tussen de ouders. De ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag, maar de minderjarigen wonen bij de vader. Tijdens de mondelinge behandeling op 16 mei 2023 werd duidelijk dat de minderjarigen geen contact meer willen met hun moeder, wat hen in een loyaliteitsconflict plaatst.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat er al jarenlang sprake is van een forse ex-partnerstrijd en dat de ouders niet in staat zijn om samen afspraken te maken over de zorg voor de kinderen. De Raad heeft aangegeven dat de minderjarigen door de situatie ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd, maar de vader heeft betoogd dat de minderjarigen behoefte hebben aan rust en dat er geen ernstige bedreiging is. De moeder heeft ingestemd met de ondertoezichtstelling, maar de kinderrechter concludeert dat er op dit moment geen gerechtvaardigde verwachting bestaat dat de ondertoezichtstelling zal leiden tot verbetering van de situatie van de minderjarigen.
De kinderrechter heeft uiteindelijk het verzoek tot ondertoezichtstelling afgewezen, omdat niet voldaan wordt aan de wettelijke vereisten. De kinderrechter hoopt dat met de ingezette hulpverlening vanuit [hulpverlener01] er ruimte zal ontstaan voor contactherstel met de moeder. De rechtbank zal het verzoek van de vader tot wijziging van de zorg- en opvoedingstaken aanhouden in afwachting van het verdere verloop van de hulpverlening.