ECLI:NL:RBZWB:2023:381

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 januari 2023
Publicatiedatum
24 januari 2023
Zaaknummer
AWB- 22_2530
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van Ziektewet-uitkering en geschil over belastbaarheid

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het besluit van het UWV van 5 april 2022, waarin haar Ziektewet-uitkering per 1 juni 2021 werd beëindigd. De rechtbank heeft op 18 januari 2023 in Middelburg de mondelinge uitspraak gedaan. Eiseres en haar gemachtigde zijn niet verschenen, terwijl het UWV vertegenwoordigd was door mr. N. Regragui. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV op 30 april 2021 heeft geconcludeerd dat eiseres meer dan 65% van haar loon kan verdienen, wat de basis vormde voor de beëindiging van de uitkering.

Eiseres heeft aangevoerd dat niet alle relevante stukken zijn overgelegd, maar de rechtbank heeft deze stelling verworpen. De rechtbank oordeelt dat het UWV zorgvuldig heeft gehandeld en dat er geen reden is om aan te nemen dat de belastbaarheid van eiseres onjuist is ingeschat. De rechtbank heeft de FML van 27 februari 2021 als uitgangspunt genomen en vastgesteld dat eiseres in staat is om de functies van medior soldering operator, assembleur en callcenter medewerker te vervullen.

Daarnaast heeft de rechtbank het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn afgewezen, omdat de termijn van twee jaar sinds de ontvangst van het bezwaarschrift nog niet was overschreden. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om immateriële schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/2530 ZW
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 18 januari 2023 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [woonplaats eiseres] , eiseres,

gemachtigde: mr. J.J. Brosius,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 5 april 2022 (bestreden besluit) van het UWV inzake de beëindiging van de aan haar toegekende uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) per 1 juni 2021.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Middelburg op 18 januari 2023. Eiseres en haar gemachtigde zijn – met voorafgaand bericht – niet verschenen. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. N. Regragui.
Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft de rechtbank mondeling uitspraak gedaan.

Overwegingen

In geschil is de beëindiging van de ZW-uitkering met ingang van 1 juni 2021. Aan het bestreden besluit is ten grondslag gelegd dat eiseres op 30 april 2021 meer dan 65 % kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd.
Eiseres heeft gesteld dat niet alle stukken waarop de artsen van het UWV hun oordeel hebben gebaseerd, in bezwaar zijn overgelegd. Het is voor de rechtbank niet duidelijk wat eiseres hiermee bedoelt en welke stukken niet zouden zijn overgelegd. Aan de stelling van eiseres dat het beginsel van hoor en wederhoor is geschonden gaat de rechtbank dan ook voorbij.
De rechtbank is van oordeel dat het onderzoek door het UWV zorgvuldig heeft plaatsgevonden en dat er geen aanleiding bestaat voor het oordeel dat het UWV de belastbaarheid van eiseres op de datum in geding onjuist heeft ingeschat. De artsen van het UWV waren bekend met de door eiseres gestelde klachten, waaronder de nek-, schouder-, rug- en bekkenklachten en hebben daarmee bij het vaststellen van de belastbaarheid van eiseres rekening gehouden. Eiseres voldoet niet aan de criteria voor het opnemen van een urenbeperking. Eiseres heeft in beroep geen informatie overgelegd waaruit blijkt dat zij meer beperkt is dan het UWV heeft aangenomen. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in de FML van 27 februari 2021.
Uitgaande van de juistheid van de FML van 27 februari 2021 moet eiseres in staat worden geacht de werkzaamheden in de aan het bestreden besluit ten grondslag gelegde functies van medior soldering operator (Sbc-code 111180), assembleur (Sbc-code 271130) en callcenter medewerker (Sbc 315173) te verrichten. Met de rapportage van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 31 maart 2022 is voldoende gemotiveerd dat de belastbaarheid van eiseres in die functies niet wordt overschreden. Omdat eiseres met die functies meer dan 65% van haar maatmaninkomen kan verdienen, heeft het UWV terecht haar ZW-uitkering beëindigd.
Ten aanzien van het verzoek om schadevergoeding vanwege overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM, overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank stelt vast dat vanaf de ontvangst van het bezwaarschrift van eiseres door het UWV op 19 april 2021 tot de datum van deze uitspraak nog geen 2 jaar zijn verstreken. De redelijke termijn is niet overschreden. Het verzoek om schadevergoeding wordt dan ook afgewezen.
Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Ook krijg eiseres het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om immateriële schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van mr. S.A. de Roo, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 januari 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van dit proces-verbaal hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.