Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Het procesverloop
2.De feiten
- op 5 februari 2007 is [verzoeker01] in dienst getreden bij [bedrijf01] B.V. in de functie van ‘ Junior Planner/Vertaler ’ voor een periode van vier maanden;
- per 5 juni 2007 is de arbeidsovereenkomst van [verzoeker01] voor acht maanden verlengd en per 5 februari 2008 is de arbeidsovereenkomst van [verzoeker01] voor twaalf maanden verlengd;
- op 1 juni 2008 is [verzoeker01] in dienst getreden bij [bedrijf02] B.V. (verder: [bedrijf02] ) vanwege (artikel 2.2. van de arbeidsovereenkomst): “
- op 5 februari 2009 is [verzoeker01] in dienst getreden bij [bedrijf03] B.V. (verder: [bedrijf03] ) voor de duur van zes maanden in de functie van ‘ administratief medewerker ’;
- op 16 maart 2009 is een functieomschrijving opgesteld voor [verzoeker01] , inhoudende ‘ KAM-Coördinator bij de [bedrijf04] ’;
- op 7 juli 2009 heeft [bedrijf03] aan [verzoeker01] bericht, dat zijn arbeidsovereenkomst met ingang van 6 augustus 2009 wordt verlengd met zes maanden;
- op 18 januari 2010 bericht [bedrijf03] aan [verzoeker01] dat zijn arbeidsovereenkomst wordt verlengd met twaalf maanden, waarna per 5 februari 2011 de arbeidsovereenkomst is omgezet naar een arbeidsovereenkomst van onbepaalde tijd. Op dat moment wordt de functieomschrijving van de functie van [verzoeker01] gewijzigd naar ‘ schade en kwaliteit medewerker ’;
- in 2013 is [bedrijf03] overgenomen door [verweerder01] ;
- op 15 januari 2015 heeft [verzoeker01] aan [verweerder01] verzocht minder uren te gaan werken. Hij schrijft:
- op 16 januari 2015 bericht [verweerder01] aan [verzoeker01] :
“(…) for the moment, we do not foresee a salary increase or an extra benefit of financial renumeration from your home to work.
I am sure that you can probably tax deduct this in Netherlands if you don’t have a company car.
- op 22 januari 2018 heeft [verweerder01] een verzoek tot salarisverhoging van [verzoeker01] afgewezen, onder andere omdat [verzoeker01] in 2016 36 uur per week gaan werken met behoud van zijn salaris (gerelateerd aan een 40-urige werkweek);
- [verzoeker01] heeft zich op 6 juni 2019 arbeidsongeschikt gemeld naar aanleiding van een auto-ongeluk;
- op 11 december 2019 heeft [verzoeker01] op verzoek van [verweerder01] de sleutels van het kantoor te [plaats03] ingeleverd en werd hem de toegang tot het bedrijf geweigerd. Kort daarna heeft [verweerder01] een verzoek ingediend bij het UWV om een ontslagvergunning te verkrijgen. Dit verzoek is ingetrokken in verband met de arbeidsongeschiktheid van [verzoeker01] ;
- op 12 december 2019 bericht [verzoeker01] naar aanleiding van een gesprek met [verweerder01] over de beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst onder andere:
- bij brief van 30 januari 2020 bericht [verweerder01] onder andere aan [verzoeker01] :
- op of omstreeks 22 maart 2021 heeft [verweerder01] een ontslagaanvraag ingediend bij het Uwv wegens bedrijfseconomische omstandigheden, te weten beëindiging van de werkzaamheden van de onderneming. Op 3 mei 2021 heeft het Uwv de toestemming geweigerd;
- op 12 april 2022 heeft [verweerder01] een ontslagaanvraag bij het Uwv ingediend wegens bedrijfseconomische redenen;
- het Uwv heeft bij besluit van 23 mei 2022 aan [verweerder01] toestemming gegeven voor opzegging van de arbeidsovereenkomst tussen partijen. [verweerder01] heeft vervolgens op 25 mei 2022 de arbeidsovereenkomst tussen partijen opgezegd met ingang van 1 september 2022. [verweerder01] heeft daarbij een transitievergoeding aan [verzoeker01] betaald.
3.Het verzoek
4.Het verweer
5.De beoordeling
- als de functie van [verzoeker01] bij [bedrijf03] wezenlijk dezelfde vaardigheden en verantwoordelijkheden eiste als de functie bij [bedrijf02] , en;
- tussen [bedrijf03] en [bedrijf02] zodanige banden bestonden dat het door de laatste op grond van haar ervaringen met [verzoeker01] verkregen inzicht in diens hoedanigheden en geschiktheid in redelijkheid ook moet worden toegerekend aan [bedrijf03]