ECLI:NL:RBZWB:2023:3818

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 mei 2023
Publicatiedatum
2 juni 2023
Zaaknummer
10203383 CV EXPL 22-3361 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. Thielen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurkoopovereenkomst leaseauto wegens niet-nakomen betalingsverplichting

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 mei 2023 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiser01] B.V. en [gedaagde01]. De zaak betreft de ontbinding van een huurkoopovereenkomst voor een Mercedes CLA200, die op 16 september 2021 werd gesloten. De totale leaseprijs bedroeg € 19.944,28, te betalen in 36 maandelijkse termijnen. Vanaf 17 november 2021 ontstond er een betalingsachterstand, waarna [eiser01] meerdere aanmaningen heeft verstuurd. Op 20 mei 2022 heeft [eiser01] de overeenkomst ontbonden en [gedaagde01] gesommeerd het openstaande bedrag van € 21.132,88 te betalen en de auto terug te geven. [gedaagde01] heeft hieraan geen gehoor gegeven.

In de procedure vorderde [eiser01] onder andere de afgifte van de auto en betaling van achterstallige leasetermijnen. De kantonrechter oordeelde dat [gedaagde01] in verzuim was en dat de ontbinding van de overeenkomst op 20 mei 2022 terecht was. De rechter verklaarde de huurkoopovereenkomst ontbonden en veroordeelde [gedaagde01] tot afgifte van de auto binnen 72 uur, onder dwangsom, en tot betaling van de achterstallige bedragen, inclusief rente en buitengerechtelijke incassokosten. De vordering tot voorlopige voorziening werd afgewezen, omdat er geen belang meer was na de uitspraak in de hoofdzaak. De proceskosten werden voor [gedaagde01] vastgesteld op € 2.554,30, te vermeerderen met wettelijke rente.

De uitspraak benadrukt de verplichtingen van partijen onder een huurkoopovereenkomst en de gevolgen van het niet nakomen van betalingsverplichtingen, evenals de mogelijkheid van ontbinding van de overeenkomst bij substantiële betalingsachterstanden.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Bergen op Zoom
Zaaknummer: 10203383 \\ CV EXPL 22-3361
Vonnis van 10 mei 2023
in de zaak van
[eiser01] B.V.,
te [plaats01] ,
eisende partij in de hoofdzaak en het incident,
hierna te noemen: [eiser01] ,
gemachtigde: [gemachtigde01] ,
tegen
[gedaagde01] , h.o.d.n. [bedrijf gedaagde01],
te [plaats02] ,
gedaagde partij in de hoofdzaak en het incident,
hierna te noemen: [gedaagde01] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 7 december 2022 met de daarin genoemde stukken,
- de brief van 17 april 2023 met aanvullende producties van de zijde van [eiser01] ,
- de aantekeningen van de griffier van de op 28 april 2023 gehouden mondelinge behandeling.
1.2
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1
Op 16 september 2021 hebben partijen een huurkoopovereenkomst (financiële leaseovereenkomst) gesloten met betrekking tot een bedrijfsauto, merk Mercedes, type CLA200, met [kenteken01] (hierna: de auto). De totale leaseprijs bedraagt
€ 19.944,28 (inclusief leasevergoeding van € 1.999,28) en dient in 36 maandelijkse termijnen van € 553,98 bij vooruitbetaling te worden voldaan vóór of op de zestiende dag van iedere kalendermaand, waarbij de laatste termijn zal worden verhoogd met een bedrag van € 1,00.
2.2
Op de overeenkomst zijn de ‘Algemene voorwaarden financiële lease (Huurkoop) versie 01-07-2020’ (hierna: de algemene voorwaarden) van toepassing. In deze algemene voorwaarden zijn, voor zover relevant, de volgende bepalingen opgenomen.
“15. Indien de Eindgebruiker in gebreke blijft met de tijdige betaling van een Leasetermijn, dan wel enig ander door hem uit hoofde van de Overeenkomst en/of deze algemene voorwaarde verschuldigd bedrag, zal hij hierover een vertragingsrente verschuldigd zijn gelijk aan 1,5% per maand of de geldende wettelijke rente indien deze hoger mocht zijn dan voormeld percentage, te rekenen vanaf de vervaldag tot en met de dag der betaling, waarbij een gedeelte van een maand voor een gehele maand wordt gerekend.”
“43. Indien de Eindgebruiker een op hem rustende verplichting jegens de Leasemaatschappij niet of niet tijdig nakomt (…) dan is de Leasemaatschappij gerechtigd de Overeenkomst, na de Eindgebruiker eerst schriftelijk in gebreke te hebben gesteld, zonder rechterlijke tussenkomst middels een schriftelijke buitengerechtelijke verklaring te ontbinden. Ingeval van zodanige ontbinding zal de Leasemaatschappij het Object onmiddellijk tot zich kunnen nemen en is de Eindgebruiker aan de Leasemaatschappij een schadevergoeding verschuldigd gelijk aan het bedrag van het totaal van de Leasetermijnen die de Eindgebruiker bij het in stand blijven van de Overeenkomst gehouden zou zijn geweest te voldoen (…)”
“53. (…) De buitengerechtelijke invorderingskosten worden gesteld op tien procent ( 10 % ) van het totale bedrag van de niet betaalde verschenen en nog niet verschenen termijnen, met een minimumbedrag van € 250,-. Voor zover de Leasemaatschappij kan aantonen dat de gemaakte buitengerechtelijke invorderingskosten hoger zijn dan de genoemde 10% komen de gemaakte buitengerechtelijke invorderingskosten volledig voor rekening van de Eindgebruiker.”
2.3
In de betalingen van de leasetermijnen is vanaf 17 november 2021 een achterstand ontstaan, waarna [eiser01] [gedaagde01] meerdere malen per brief heeft aangemaand over te gaan tot betaling. [gedaagde01] heeft hieraan geen gevolg gegeven.
2.4
Bij brief van 20 mei 2022 heeft [eiser01] de overeenkomst tussen partijen per direct ontbonden. Zij heeft [gedaagde01] tevens gesommeerd het openstaande bedrag ter hoogte van € 21.132,88 (inclusief rente en kosten) aan haar te betalen en de auto aan haar af te geven. [gedaagde01] heeft dit niet gedaan.

3.Het geschil

3.1
[eiser01] vordert, bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. bij wege van voorlopige voorziening ex art. 223 Rv:
a. [gedaagde01] te veroordelen tot afgifte van de auto, de Mercedes CLA200 met [kenteken01] , aan [eiser01] , dan wel een door haar aan te wijzen derde, binnen 72 uur na betekening van het in dezen te wijzen vonnis, zulks op straffe van een dwangsom van
€ 1.000,- per dag dat hij met de afgifte in gebreke blijft, met een maximum van € 18.500,-, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag;
b. [gedaagde01] te veroordelen tot betaling van € 915,97 indien [eiser01] tot inname van de auto moet overgaan;
c. [gedaagde01] te veroordelen in proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente;
II. in de hoofdzaak:
a. te verklaren voor recht dat de huurkoopovereenkomst met betrekking tot de Mercedes CLA200 met [kenteken01] is ontbonden;
b. [gedaagde01] te veroordelen tot afgifte van de auto, de Mercedes CLA200 met [kenteken01] , aan [eiser01] , dan wel een door haar aan te wijzen derde, binnen 72 uur na betekening van het in dezen te wijzen vonnis, zulks op straffe van een dwangsom van
€ 1.000,- per dag dat hij met de afgifte in gebreke blijft, met een maximum van € 18.500,-, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag;
c. [gedaagde01] te veroordelen tot betaling van € 19.417,23, vermeerderd met de contractuele rente van 1,5% per maand, althans de wettelijke handelsrente, over een bedrag van € 18.237,32 vanaf 25 augustus 2022, althans de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening, met dien verstande dat indien de auto wordt ingeleverd en vervolgens wordt verkocht door [eiser01] , dit bedrag in mindering wordt gebracht op de openstaande vordering;
d. [gedaagde01] te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten, (primair) ter hoogte van € 1.883,73, (subsidiair) te hoogte van € 963,37, althans een ex aequo et bono te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente indien dit bedrag na betekening niet binnen de door de deurwaarder vermelde termijn plaatsvindt;
e. [gedaagde01] te veroordelen tot betaling van de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente;
f. [gedaagde01] te veroordelen tot betaling van € 915,97 indien [eiser01] tot inname van de auto moet overgaan;
g. [gedaagde01] te veroordelen tot betaling van € 211,75 indien [eiser01] tot aangifte bij de politie moet overgaan;
h. [gedaagde01] te veroordelen tot betaling van 50% van 1 punt salaris gemachtigde indien tot executie van het vonnis moet worden overgegaan.
3.2
[eiser01] legt – naast de vaststaande feiten – aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde01] , ondanks meerdere betalingsregelingen, herinneringen en aanmaningen, in gebreke is gebleven met de (tijdige) betaling van de door hem verschuldigde leasetermijnen en dat hij daardoor in verzuim is geraakt. [eiser01] heeft de overeenkomst op grond van het bepaalde in artikel 43 van de algemene voorwaarden ontbonden op 20 mei 2022, althans op 8 juni 2022. Op grond van de overeenkomst is [gedaagde01] verplicht de auto terstond af te geven. Dit heeft hij niet gedaan. Gelet op de waardevermindering van de auto heeft [eiser01] een spoedeisend belang bij afgifte van de auto. Omdat [eiser01] de vordering uit handen heeft moeten geven, maakt zij ook aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Daarnaast vordert zij de contractuele rente dan wel de wettelijke (handels)rente.
3.3
[gedaagde01] heeft de vordering inhoudelijk niet weersproken. Hij heeft een toelichting gegeven op zijn persoonlijke omstandigheden die ertoe hebben geleid dat hij zijn verplichtingen voortvloeiende uit de overeenkomst niet na kon komen en hij wil een betalingsregeling afspreken.

4.De beoordeling

4.1
[eiser01] heeft op de mondelinge behandeling van 28 april 2023 inlichtingen verstrekt. [gedaagde01] heeft op de dag van de mondelinge behandeling om aanhouding verzocht. De kantonrechter heeft dit verzoek geweigerd, zodat de zitting heeft plaatsgevonden. [gedaagde01] is niet verschenen.
in de hoofdzaak
4.2
Tussen partijen is niet in geschil dat zij een huurkoopovereenkomst hebben gesloten en dat [gedaagde01] in gebreke is gebleven met het (tijdig en volledig) voldoen van de leasetermijnen. Evenmin is door [gedaagde01] weersproken dat [eiser01] de overeenkomst buitengerechtelijk heeft ontbonden op 20 mei 2022.
4.3
Vastgesteld wordt dat [gedaagde01] is verzuim is komen te verkeren, nu door hem niet is weersproken dat hij verplicht is de leasetermijnen bij vooruitbetaling vóór of op de zestiende dag van iedere kalendermaand te voldoen. Op grond van artikel 6:81 BW jo. artikel 6:83 sub a BW treedt het verzuim in zodra [gedaagde01] niet aan deze verplichting heeft voldaan, zonder dat daartoe een ingebrekestelling is vereist. De door [gedaagde01] gestelde persoonlijke omstandigheden die volgens hem hebben geleid tot het ontstaan van de vordering kunnen, hoe vervelend ook, niet aan [eiser01] worden tegengeworpen.
4.4
Doordat [gedaagde01] niet heeft voldaan aan zijn betalingsverplichtingen is hij (toerekenbaar) tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst. Iedere tekortkoming in de nakoming van deze verbintenis levert krachtens artikel 43 van de overeenkomst alsmede krachtens het bepaalde in artikel 6:265 lid 1 BW in beginsel een grond voor ontbinding op, tenzij deze tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis de ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. De kantonrechter is van oordeel – gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, alsmede gelet op het feit dat [gedaagde01] op het moment van ontbinding een (substantiële) betalingsachterstand had van 7 termijnen en na ontbinding slechts twee deelbetalingen van € 300,- heeft verricht, als gevolg waarvan de achterstand nog verder is toegenomen – dat de overeenkomst door [eiser01] op 20 mei 2022 op de juiste gronden is ontbonden. Van concrete feiten en omstandigheden op grond waarvan de tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis de ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt, is niet gebleken. De gevorderde verklaring voor recht is dan ook toewijsbaar, evenals de door [eiser01] gevorderde afgifte van de auto. De gevorderde (niet weersproken) dwangsommen zullen worden toegewezen zoals hierna in het dictum is bepaald.
4.5
Op grond van de huurkoopovereenkomst is [gedaagde01] gehouden de achterstallige leasetermijnen tot aan het moment van ontbinding van de overeenkomst (€ 3.877,86) te betalen, alsmede een schadevergoeding gelijk aan het bedrag van het totaal van de leasetermijnen die hij bij het in stand blijven van de overeenkomst gehouden zou zijn geweest te voldoen (€ 14.959,46). De gevorderde (niet weersproken) contractuele rente van
1,5 % per maand, welke rente berekend tot en met 24 augustus 2022 € 1.179,81 bedraagt, is [gedaagde01] eveneens verschuldigd. Rekening houdend met het totaalbedrag aan betalingen van € 600,- zal het door [eiser01] gevorderde bedrag van € 19.417,23 (aan hoofdsom + rente minus betalingen) dan ook worden toegewezen.
4.6
[eiser01] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten is ingevolge artikel 6:96 BW slechts toewijsbaar, indien deze kosten in redelijkheid zijn gemaakt en de omvang daarvan eveneens redelijk is. Het door [eiser01] op grond van artikel 53 van de algemene voorwaarden gevorderde bedrag gaat het door kantonrechters landelijk gehanteerde forfaitaire tarief, dat redelijk wordt geacht, in ruime mate te boven. Uit de stellingen van [eiser01] kan niet worden afgeleid dat zij duidelijk meer buitengerechtelijke kosten heeft gemaakt dan in dit tarief is besloten. De door [eiser01] gemaakte kosten moeten dan ook als onredelijk worden aangemerkt, voor zover zij het forfaitaire tarief overschrijden. Gelet op de vastgestelde hoofdsom zal een bedrag van
€ 963,37 aan vergoeding voor buitengerechtelijke kosten worden toegewezen, met dien verstande dat de hierover gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen indien en voor zover [gedaagde01] deze kosten niet binnen veertien dagen na de betekening van dit vonnis zal hebben voldaan.
4.7
De door [eiser01] gevorderde kosten voor het innemen van de auto ter hoogte van € 915,97 alsmede de kosten voor het doen van aangifte bij de politie ter hoogte van € 211,75 zijn op voorhand niet toewijsbaar nu deze kosten nog niet zijn gemaakt en evenmin vaststaat dat deze tot dit bedrag gemaakt gaan worden.
4.8
[gedaagde01] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, met dien verstande dat de gevorderde rente over de proceskosten zal worden toegewezen indien en voor zover [eiser01] de proceskosten niet binnen veertien dagen na de betekening van dit vonnis zal hebben voldaan. Daarbij overweegt de kantonrechter dat [gedaagde01] , indien hij door de betekening van dit vonnis kennis heeft kunnen nemen van de inhoud daarvan, de gelegenheid moet worden geboden om binnen een redelijke termijn aan de proceskostenveroordeling in dit vonnis te voldoen, waarbij een termijn van veertien dagen als een redelijke termijn voor nakoming wordt gezien. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiser01] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding € 112,30
- griffierecht € 1.384,00
- salaris gemachtigde
€ 1.058,00(2 punten x € 529,00)
- totaal € 2.554,30
Volgens vaste rechtspraak levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten – die worden begroot op € 132,00 en, als betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, de explootkosten van betekening van het vonnis – een executoriale titel op. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten. De kantonrechter zal daarom de nakosten niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling vermelden.
In het incident:
4.9
Aangezien in dit vonnis al een beslissing wordt gegeven over de vorderingen van [eiser01] in de hoofdzaak, is er geen belang meer om met toepassing van artikel 223 Rv een voorlopige voorziening te treffen. [eiser01] zal dan ook ter zake van de verzochte voorlopige voorziening niet ontvankelijk worden verklaard. De kantonrechter zal de proceskosten voor de voorlopige voorziening compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter
in de hoofdzaak
verklaart voor recht dat de tussen partijen bestaande huurkoopovereenkomst met betrekking tot de Mercedes CLA200 met [kenteken01] per 20 mei 2022 is ontbonden;
veroordeelt [gedaagde01] tot afgifte van deze auto aan [eiser01] , dan wel een door haar aan te wijzen derde, binnen 72 uur na betekening dit vonnis, zulks op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per dag dat [gedaagde01] hiermee in gebreke blijft, met een maximum van € 18.500,-;
veroordeelt [gedaagde01] tot betaling van € 19.417,23 , te vermeerderen met de contractuele rente van 1,5% per maand over een bedrag van € 18.237,32 vanaf 25 augustus 2022 tot aan de dag der algehele voldoening, met dien verstande dat indien de auto wordt ingeleverd en vervolgens door [eiser01] wordt verkocht, de verkoopprijs hierop in mindering wordt gebracht;
veroordeelt [gedaagde01] tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van € 963,37, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de 15e dag na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser01] tot dit vonnis vastgesteld op € 2.554,30, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf de 15e dag na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
wijst het meer of anders gevorderde af.
in het incident
verklaart [eiser01] niet-ontvankelijk in haar vordering;
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. Thielen en in het openbaar uitgesproken op 10 mei 2023, in tegenwoordigheid van de griffier.