ECLI:NL:RBZWB:2023:3834
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- T. Peters
- Rechtspraak.nl
Toekenning WIA-uitkering en proceskostenveroordeling na intrekking beroep
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 juni 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verzoekster en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over de toekenning van een WIA-uitkering. De verzoekster had in eerste instantie een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) aangevraagd, maar het UWV had dit verzoek op 21 mei 2021 afgewezen. Na een bezwaarprocedure verklaarde het UWV op 2 maart 2022 het bezwaar ongegrond. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld. Op 31 januari 2023 heeft het UWV echter het bestreden besluit ingetrokken en besloten om verzoekster alsnog een WIA-uitkering toe te kennen, met een arbeidsongeschiktheid van 40,77% per 8 maart 2021. Hierop heeft verzoekster haar beroep ingetrokken, maar heeft zij aangegeven dat zij een verzoek om proceskostenvergoeding zou indienen.
De rechtbank heeft het UWV in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om proceskostenvergoeding, maar het UWV heeft hierop niet gereageerd. De rechtbank heeft vervolgens op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan. De rechtbank overweegt dat, omdat het UWV tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoekster, zij het UWV kan veroordelen in de proceskosten. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 2.031,-, gebaseerd op de door verzoekster gemaakte kosten voor rechtsbijstand. Daarnaast heeft de rechtbank het UWV verplicht om het door verzoekster betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in verzet te gaan tegen deze uitspraak.