ECLI:NL:RBZWB:2023:3841

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 mei 2023
Publicatiedatum
5 juni 2023
Zaaknummer
C/02/404121 / FA RK 22-5515
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Jansen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van de zorg- en contactregeling voor minderjarigen in een complexe scheidingssituatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 mei 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de wijziging van de zorg- en contactregeling voor de minderjarigen [minderjarige01] en [minderjarige02]. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. J. Nederlof, verzocht om een wijziging van de zorgregeling, waarbij zij het recht op omgang met [minderjarige01] voor bepaalde tijd wilde ontzeggen en de zorgregeling voor [minderjarige02] wilde aanpassen. De man, vertegenwoordigd door mr. M.W.A.M. Scheepens, was het niet eens met deze verzoeken en vroeg om afwijzing.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de omstandigheden rondom de minderjarigen zijn veranderd, vooral na de ontdekking dat de man niet de biologische vader is van [minderjarige01]. Dit heeft geleid tot problemen in de omgang en de uitvoering van de zorgregeling. De rechtbank heeft de zaak aanhouden in afwachting van verdere ontwikkelingen in de ondertoezichtstelling van de kinderen, die sinds 1 december 2022 loopt. De rechtbank heeft het provisionele verzoek van de vrouw afgewezen, maar de beslissing over de wijziging van de zorgregeling is aangehouden tot een pro forma zitting op 7 november 2023. De rechtbank heeft de GI verzocht om een schriftelijk verslag uit te brengen over de voortgang van de ondertoezichtstelling en de hulpverlening.

De rechtbank benadrukt het belang van de hulpverlening en de betrokkenheid van de GI bij de ontwikkeling van de kinderen en de omgangsregeling. De rechtbank heeft besloten dat de huidige regeling voorlopig doorloopt, met inachtneming van de gewijzigde omstandigheden, en dat er een opbouw van (begeleid) contact tussen de man en [minderjarige01] zal plaatsvinden, waarbij het tempo van [minderjarige01] leidend is. De rechtbank houdt zich iedere verdere beslissing voor.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
Zaaknummer: C/02/404121 / FA RK 22-5515
datum uitspraak: 23 mei 2023
beschikking over wijziging zorg- en contactregeling
in de zaak van
[de vrouw01],
hierna: de vrouw,
wonende in [woonplaats01] ,
advocaat: mr. J. Nederlof in Tilburg,
tegen
[de man01] ,
hierna: de man,
wonende in [woonplaats02] ,
advocaat: mr. M.W.A.M. Scheepens in Tilburg,
over de minderjarigen:
-
[minderjarige01], geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 2014, hierna: [minderjarige01] ,
-
[minderjarige02], geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum02] 2015, hierna: [minderjarige02] .
Als belanghebbende in deze zaak wordt gezien:
de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, hierna te noemen de gecertificeerde instelling (GI),
gevestigd in Amsterdam.
Op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda,
hierna: de Raad, de rechtbank over het verzoek geadviseerd.

1.Het procesverloop

1.1
In het dossier zitten de volgende stukken:
- het op 29 november 2022 ontvangen verzoek met bijlagen;
- de brief van de griffier van de rechtbank van 16 december 2022 aan partijen;
- de brief van mr. Nederlof van 29 december 2022;
- het e-mailbericht van mr. Scheepens van 29 december 2022;
- het uitstelverzoek van mr. Scheepens van 16 februari 2023;
- het F9-formulier van mr. Nederlof van 16 februari 2023;
- de uittreksels uit het gezagsregister over [minderjarige01] en [minderjarige02] ;
- het F9-formulier met bijlage van mr. Scheepens van 2 mei 2023.
1.2
De verzoeken zijn mondeling behandeld op 9 mei 2023. Bij die behandeling zijn gekomen partijen, met hun advocaten. Ook waren aanwezig een vertegenwoordigster van de GI en een vertegenwoordigster namens de Raad.

2.De feiten

2.1
Partijen hebben met elkaar een relatie gehad. Tijdens deze relatie zijn [minderjarige01] en [minderjarige02] geboren.
2.2
De man heeft [minderjarige01] en [minderjarige02] erkend. Partijen hebben samen het gezag over hen.
2.3
[minderjarige01] en [minderjarige02] verblijven bij de vrouw.
2.4
Bij beschikking van 10 maart 2021 heeft de rechtbank vastgesteld dat in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken de man en de minderjarigen gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar in de oneven weken van woensdag uit school tot de daaropvolgende woensdag naar school.
2.5
In augustus 2020 is door middel van een DNA-test vast komen te staan dat de man niet de biologische vader van [minderjarige01] is. Hij is wel de biologische vader van [minderjarige02] . In april 2022 is dit met de minderjarigen besproken. Sindsdien verloopt met name het contact tussen de man en [minderjarige01] moeizaam en wordt niet meer (volledig) uitvoering gegeven aan de co-ouderschapsregeling.
2.6
Bij beschikking van 1 december 2022 heeft de kinderrechter [minderjarige01] en [minderjarige02] onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 1 december 2022 tot 1 december 2023.

3.De verzoeken en de standpunten

3.1
De vrouw verzoekt, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I de zorgregeling tussen de man en de minderjarige kinderen te wijzigen in een regeling die de rechtbank in de gegeven omstandigheden het meest in het belang van de minderjarige kinderen acht.
De vrouw verzoekt, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, bij wege van voorlopige voorziening:
II gedurende de periode totdat er in deze hoofdzaak onherroepelijk is beslist:
a. het recht op omgang met [minderjarige01] te ontzeggen voor bepaalde tijd;
b. de zorgregeling tussen de man en [minderjarige02] te wijzigen, in die zin dat [minderjarige02] en de man gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar eenmaal per 14 dagen van vrijdag na school tot maandag naar school.
3.2
De man is het niet eens met de verzoeken van de vrouw en verzoekt deze verzoeken af te wijzen.
3.3
Op de standpunten van alle betrokkenen wordt, voor zover nodig om de verzoeken te beoordelen, hierna ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
Deze zaak hangt nauw samen met het verzoek van de vrouw tot vervallenverklaring van de schriftelijke aanwijzing van de GI met het kenmerk 407879 JE RK 23-539. Daarom heeft de rechtbank de zaken tegelijk mondeling behandeld. De beslissing in de andere zaak staat in een aparte beschikking.
4.2
Door en namens de vrouw is ter onderbouwing van haar verzoek, samengevat, het volgende aangevoerd.
In april 2022 heeft de statusvoorlichting aan [minderjarige01] plaatsgevonden en weet hij dat de man niet zijn biologische vader is. De biologische vader van [minderjarige01] is inmiddels bekend. Sinds de dag dat [minderjarige01] weet dat de man niet zijn biologische vader is, zijn er strubbelingen ontstaan in de uitvoering van de vastgelegde zorgregeling. [minderjarige01] is niet meer structureel naar de man geweest. Het gedrag van [minderjarige01] is meer en meer verslechterd. De vrouw maakt zich ernstig zorgen over zijn welzijn. Hij doet zichzelf pijn, en gilt en schreeuwt op momenten, zonder dat daartoe aanleiding is. De vrouw heeft het idee dat [minderjarige01] heel moeilijk om kan gaan met de situatie en hulp nodig heeft. Afgelopen zomervakantie is [minderjarige01] met [minderjarige02] een week naar de man geweest. Bij terugkomst heeft hij aan de vrouw aangegeven dat hij gedurende deze week heel teleurgesteld is geraakt in de man. De man doet, in de visie van [minderjarige01] , niet wat hij beloofd heeft. Om deze reden verzet [minderjarige01] zich tegen de man en wil hij niet meer naar de man toe. De vrouw kan hem hiertoe niet meer motiveren. Na de zomervakantie is [minderjarige01] niet meer bij de man geweest.
Er is inmiddels een plan van aanpak voor speltherapie en begeleiding van [minderjarige01] opgestart. De speltherapie van [minderjarige01] is op 24 november 2022 van start gegaan. Uit het plan van aanpak blijkt dat op 31 oktober 2022 in overleg met [zorgorganisatie01] en het High Conflict Forum is besloten om een gedragswetenschapper in te schakelen. In het plan van aanpak wordt vermeld dat een goede omgang tussen beide ouders, zonder dat [minderjarige01] hiervan hinder ondervindt, op dit moment niet lukt. Dit is alleen maar complexer geworden omdat er nu ook een biologische vader is. De Toegang geeft aan dat hier specialistische ondersteuning van een deskundige voor nodig is. De Toegang concludeert dat er sprake is van een opgroei- en psychische problematiek en dat de benodigde zorg onder de Jeugdwet valt. De Toegang geeft aan dat door de verschillende aspecten welke onder andere te maken hebben met de complexe scheiding waar [minderjarige01] tussenin staat en het feit dat zijn vader niet zijn biologische vader is, [minderjarige01] meer is gaan liegen en bedriegen. Hij is zich gaan afzetten tegen zijn vader. Er is dus sprake van kindeigen problematiek.
Uit hetgeen de juf op school heeft verteld aan de Toegang blijkt dat [minderjarige01] niet goed in zijn vel zit en weinig emoties laat zien. Hij heeft weinig aansluiting met de kinderen in zijn groep en hij heeft verteld dat hij zijn broertje erg mist als deze bij de man is. Op cognitief gebied heeft [minderjarige01] het moeilijk. Hij heeft veel moeite met de leerstof, maar vraagt uit zichzelf geen hulp.
Uit het plan van aanpak blijkt verder dat niet alleen [minderjarige01] maar ook [minderjarige02] begeleid dient te gaan worden om een zo veilig mogelijke ontwikkeling te waarborgen. De vrouw maakt zich zorgen over [minderjarige02] nu hij gedurende een hele week alleen bij de man is. Zij heeft begrepen dat de man fulltime werkt en de zorg van [minderjarige02] overlaat aan zijn vriendin. Dit terwijl hij tijdens de vorige mondelinge behandeling heeft aangegeven dat hij gedurende de periode dat hij met de zorg voor de kinderen belast zou zijn, ook daadwerkelijk beschikbaar was voor hen. Het vertrouwen van de vrouw in de man is daarmee tot een minimum gedaald en is er nog steeds geen werkbare samenwerking tot stand gekomen.
De vrouw meent dat er een onderzoek door de Raad zou moeten worden uitgevoerd, waarin wordt onderzocht welke zorgregeling passend zal zijn voor de beide kinderen.
De vrouw stelt dat er sprake is van een zodanige wijziging van omstandigheden die rechtvaardigt dat de zorgregeling wordt aangepast. De huidige vastgestelde regeling is niet meer passend en niet in het belang van beide kinderen.
De vrouw wil dat de zorgregeling gedurende het raadsonderzoek wordt gewijzigd, in die zin dat voor [minderjarige01] de omgang wordt ontzegd en dat de zorgregeling voor [minderjarige02] wordt gewijzigd naar eens per veertien dagen een weekend van vrijdag na school tot maandag naar school.
De vrouw stelt dat gezien de kindeigen problematiek van [minderjarige01] een zorgregeling met de man thans niet in zijn belang is. Dit zou gezien zijn geestelijke en/of lichamelijke ontwikkeling ernstig nadeel voor hem opleveren.
4.3
Tijdens de mondelinge behandeling is het provisionele verzoek namens de vrouw ingetrokken. De regeling voor [minderjarige02] , zoals vastgesteld door de rechtbank bij beschikking van 10 maart 2021, loopt in de praktijk gewoon door. De vrouw meent echter dat deze regeling voor [minderjarige02] niet goed is. Hij komt steeds oververmoeid en tegendraads terug van de omgang en heeft een aantal dagen nodig om zich weer te herpakken. Ook geeft hij aan dat hij door de man geslagen wordt. De vrouw denkt niet direct dat dit het geval is, maar zij vindt het wel zorgelijk dat hij dergelijke signalen afgeeft. Zij vermoedt dat zijn gedrag te maken heeft met de week op/week af regeling en denkt dat een regeling waarbij [minderjarige02] eens per 14 dagen een weekend naar de man zou gaan meer rust voor [minderjarige02] zou geven.
Er vindt inmiddels ook weer contact plaats tussen de man en [minderjarige01] . Dit wordt langzaamaan opgebouwd. Op dit moment valt nog niet te zeggen hoe dit uit gaat pakken en wat een passende regeling voor [minderjarige01] gaat zijn.
De vrouw geeft aan dat zij door de GI is gevraagd medewerking te verlenen aan een persoonlijkheidsonderzoek. Zij vindt dit lastig. Zij geeft aan dat zij eerder, in 2019, heeft meegewerkt aan een persoonlijkheidsonderzoek. Zij herkende zich niet helemaal in de uitkomsten van dit onderzoek. Zij vindt het belastend om opnieuw aan een dergelijk onderzoek mee te werken. Wel is zij bereid de resultaten van het onderzoek uit 2019 met de GI te delen. Hoewel de vrouw het liefst zou zien dat de regeling zou worden aangepast kan zij zich ook vinden in een tijdelijke aanhouding van het verzoek in afwachting van hoe het een en ander zich met behulp van de GI gaat ontwikkelen. Zij is bereid om mee te blijven werken aan de huidige contactregeling totdat er een andere regeling is vastgesteld.
4.4
Door en namens de man is tijdens de mondelinge behandeling bevestigd dat er weer contact plaats vindt tussen hem en [minderjarige01] . De man is hier erg blij mee. Hij is bereid om het tempo van [minderjarige01] te volgen en vindt het prima wanneer dit contact onder begeleiding plaatsvindt. Het belangrijkste voor hem is dat [minderjarige01] op zijn gemak is. Het gedrag wat [minderjarige02] bij de vrouw vertoont, wordt door de man niet herkend. De man vindt het fijn dat er inmiddels een gezinsvoogd is aangesteld. Hij is blij met de hulpverlening in het gedwongen kader. De man wil dat er goed gekeken wordt naar wat de kinderen willen en niet naar wat de ouders willen. Namens de man wordt erop gewezen dat er een door de rechtbank vastgestelde contactregeling ligt. De man vindt het belangrijk dat deze regeling in ieder geval voor [minderjarige02] wordt nagekomen en dat voor de vrouw duidelijk is dat die regeling niet vrijblijvend is. Namens de man wordt verzocht het verzoek van de vrouw af te wijzen, dan wel aan te houden in afwachting van het verloop van de ondertoezichtstelling.
4.5
Namens de GI is tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat de afgelopen tijd de prioriteit heeft gelegen bij het weer opstarten van het contact tussen [minderjarige01] en de man. Daarnaast is de gezinsvoogd bezig geweest met het in kaart brengen van de hulpverlening en het opstarten van de therapieën. Er zijn inmiddels drie begeleide bezoeken geweest tussen [minderjarige01] en de man. [minderjarige01] heeft daar heel ontspannen en positief op gereageerd. De bezoeken hebben plaatsgevonden op momenten dat ook [minderjarige02] bij de man was. Op deze manier kunnen de jongens elkaar op een positieve manier beïnvloeden en het geeft tevens een stukje veiligheid en geborgenheid. De bedoeling is om het contact tussen de man en [minderjarige01] geleidelijk uit te bouwen, waarbij het tempo van [minderjarige01] leidend is. Voorlopig zal het contact begeleid blijven. Dit heeft vooral te maken met het gevoel van veiligheid voor alle betrokkenen. Pedagogisch gezien is een begeleid contact volgens de GI niet nodig.
De GI is van mening dat de geldende regeling voor [minderjarige02] een passende regeling is. De begeleiding van [zorgorganisatie01] komt tijdens de contacten steeds langs en heeft gesprekken met zowel de vader als [minderjarige02] . Hieruit komen alleen maar positieve signalen uit naar voren. De GI meent dat dit op deze manier kan worden voortgezet.
De GI maakt zich zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige01] en [minderjarige02] . De begeleiding van [zorgorganisatie01] heeft aangegeven dat zij twee kinderen zien die klem zitten tussen hun ouders en mogelijk uitspraken doen omdat zij in een loyaliteitsconflict zitten. Er is inmiddels speltherapie opgestart voor [minderjarige01] en dit gaat ook voor [minderjarige02] worden opgestart. Vanwege de ernstige signalen die de kinderen afgeven heeft de gezinsvoogd een melding gedaan bij Veilig Thuis, zodat zij mee kunnen kijken welke onderzoeken er eventueel nodig zijn. Het is belangrijk dat er meer zicht komt op hoe het met de kinderen gaat. De GI zou ook graag een persoonlijkheidsonderzoek bij de vrouw laten doen, om te kijken wat er bij haar speelt en hoe zij eventueel kan worden ondersteund. De vrouw vindt dit lastig omdat zij al eerder, in 2019 een onderzoek heeft laten doen. De GI heeft echter niet de beschikking over de volledige rapportage van dit persoonlijkheidsonderzoek. Bovendien was er destijds sprake van een stressvolle periode voor de vrouw, hetgeen de uitkomsten van een onderzoek kan beïnvloeden. Daarnaast zag dit onderzoek op een specifiek vraag.
De GI wil de komende tijd extra ondersteuning inzetten rondom de wisselingen in de thuissituatie om daar een betere balans in te krijgen.
4.6
Namens de Raad is tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat het positief is dat de contactregeling tussen [minderjarige01] en de man is hervat. De man blijkt dan wel niet de biologische vader van [minderjarige01] te zijn, maar hij beschouwt hem als zijn zoon en heeft ook altijd de vaderrol op zich genomen. De Raad stelt vast dat er een door de rechtbank vastgelegde contactregeling ligt. Het is belangrijk dat deze in ieder geval voor [minderjarige02] wordt nagekomen. Gelet op de omstandigheden van [minderjarige01] is deze regeling voor hem thans, tijdelijk, aangepast. Het is belangrijk dat dit wordt opgebouwd, waarbij de Raad hoopt dat ook voor hem de week op/week af regeling op den duur weer kan gelden. Met de GI is de Raad van mening dat het belangrijk is dat er hulpverlening bij partijen en de kinderen wordt betrokken. De Raad heeft er vertrouwen in dat de GI er met de ouders uit kan komen.
De rechtbank overweegt als volgt.
Horen [minderjarige01]
4.7
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter aangegeven dat de rechtbank heeft verzuimd [minderjarige01] op te roepen voor een kindgesprek. Gelet op zijn leeftijd had dit wel moeten gebeuren. De kinderrechter heeft partijen, de GI en de Raad verzocht zich uit te laten over de vraag of [minderjarige01] alsnog opgeroepen moet worden. De GI heeft ernstig bezwaar tegen het horen van [minderjarige01] . Beide jongens voelen zich niet vrij om onbelast over hun ouders te praten, denken of voelen. De GI vreest dat [minderjarige01] ernstig belast zal worden wanneer hij gehoord wordt. De Raad sluit zich aan bij de GI. Op dit moment zit [minderjarige01] dusdanig klem dat het niet in zijn belang is om hem te horen. De advocaat van de vrouw heeft aangegeven dat ook hij het, gelet op hetgeen door de GI naar voren is gebracht, voorlopig niet nodig vindt om [minderjarige01] te horen. Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank het niet in het belang van [minderjarige01] om hem op dit moment alsnog op te roepen om hem te horen over de voorliggende verzoeken.
Provisioneel verzoek
4.8
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de advocaat van de vrouw het provisioneel verzoek ingetrokken, waardoor het verzoek geen inhoudelijke beoordeling en beslissing meer behoeft. De rechtbank zal het verzoek daarom afwijzen.
Verandering zorgregeling
4.9
In artikel 1:377e van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) staat dat een omgangsregeling die door de rechtbank is bepaald of door de ouders is afgesproken, kan worden veranderd. Dat kan als de omstandigheden zijn veranderd na de beslissing van de rechtbank of na de afspraken van de ouders. Dit kan ook als bij de beslissing van de rechtbank van verkeerde of onvolledige gegevens is uitgegaan.
4.1
Uit de inhoud van de stukken en uit de mondelinge behandeling is gebleken dat de omstandigheden met betrekking tot [minderjarige01] en [minderjarige02] inmiddels zijn gewijzigd. Het contact tussen de man en [minderjarige01] verloopt moeizaam, sinds [minderjarige01] in april 2022 bekend is geworden met het feit dat de man niet zijn biologische vader is. Dit heeft ook invloed op de contactregeling tussen de man en [minderjarige02] . De rechtbank is van oordeel dat dit een zodanig relevante gewijzigde omstandigheid is, dat de vrouw in haar verzoek tot wijziging van de contactregeling kan worden ontvangen.
4.11
Voor de rechtbank is op dit moment echter nog onvoldoende duidelijk welke zorg- en contactregeling in het belang van [minderjarige01] en [minderjarige02] kan worden geacht. Sinds 1 december 2022 loopt er een ondertoezichtstelling over beide kinderen. De gezinsvoogd heeft, sinds zij bij het gezin betrokken is, het een en ander op voortvarende wijze opgepakt. Er is hulpverlening ingezet voor beide kinderen en de ouders, de omgang tussen de man en [minderjarige01] is weer opgestart en verder hulpverlening zal worden ingezet. De rechtbank is van oordeel dat eerst moet worden bekeken hoe dit zich verder ontwikkelt alvorens te bezien of er een wijziging moet worden aangebracht in de geldende contactregeling met de man. Dit is thans nog te prematuur. Zij zal dan ook de zaak aanhouden in afwachting van het verloop van de ondertoezichtstelling.
Dit betekent dat de regeling zoals is vastgesteld in de beschikking van 10 maart 2021 op dit moment doorloopt, met dien verstande dat ten aanzien van [minderjarige01] geldt dat er een opbouw van (begeleid) contact plaatsvindt, waarbij het tempo van [minderjarige01] wordt gevolgd.
4.12
De rechtbank zal het verzoek tot wijziging van de zorgregeling aanhouden tot na te noemen pro forma datum. Daarbij wordt aangesloten bij de duur van de uitgesproken ondertoezichtstelling van [minderjarige01] en [minderjarige02] . De rechtbank verzoekt de GI om uiterlijk één week vóór na te noemen pro forma datum schriftelijk verslag uit te brengen over het verloop van de ondertoezichtstelling en de hulpverlening die in dat kader is ingezet, met toezending van dit verslag aan de advocaten van partijen en de Raad. In dit verslag dient het verloop van de contactregeling tussen de man en beide jongens duidelijk te worden beschreven. Na ontvangst van het verslag van de GI zullen partijen in de gelegenheid worden gesteld om hierop te reageren en aan te geven op welke wijze de onderhavige zaak voortgezet moet worden. Indien partijen een nadere mondelinge behandeling wensen streeft de rechtbank ernaar om onderhavige zaak, bij een eventuele verlenging van de ondertoezichtstelling, gezamenlijk met een dergelijk verzoek van de GI te behandelen.
4.13
Dit leidt tot de volgende beslissing.

5.De beslissing

De rechtbank
wijst het provisionele verzoek van de vrouw af;
houdt de beslissing op het verzoek van de vrouw tot het wijziging van een zorgregeling aan tot
dinsdag 7 november 2023 PRO FORMAen verzoekt de GI om haar uiterlijk één week vóór voormelde pro forma datum een schriftelijk verslag te sturen en verzoekt (de advocaten van) partijen haar vervolgens te informeren op de wijze zoals omschreven in rechtsoverweging 4.12;
behoudt zich iedere verdere beslissing voor.
Deze beschikking is gegeven door mr. Jansen, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 23 mei 2023 in aanwezigheid van Van Beijsterveldt, griffier.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.