Door en namens de vrouw is ter onderbouwing van haar verzoek, samengevat, het volgende aangevoerd.
In april 2022 heeft de statusvoorlichting aan [minderjarige01] plaatsgevonden en weet hij dat de man niet zijn biologische vader is. De biologische vader van [minderjarige01] is inmiddels bekend. Sinds de dag dat [minderjarige01] weet dat de man niet zijn biologische vader is, zijn er strubbelingen ontstaan in de uitvoering van de vastgelegde zorgregeling. [minderjarige01] is niet meer structureel naar de man geweest. Het gedrag van [minderjarige01] is meer en meer verslechterd. De vrouw maakt zich ernstig zorgen over zijn welzijn. Hij doet zichzelf pijn, en gilt en schreeuwt op momenten, zonder dat daartoe aanleiding is. De vrouw heeft het idee dat [minderjarige01] heel moeilijk om kan gaan met de situatie en hulp nodig heeft. Afgelopen zomervakantie is [minderjarige01] met [minderjarige02] een week naar de man geweest. Bij terugkomst heeft hij aan de vrouw aangegeven dat hij gedurende deze week heel teleurgesteld is geraakt in de man. De man doet, in de visie van [minderjarige01] , niet wat hij beloofd heeft. Om deze reden verzet [minderjarige01] zich tegen de man en wil hij niet meer naar de man toe. De vrouw kan hem hiertoe niet meer motiveren. Na de zomervakantie is [minderjarige01] niet meer bij de man geweest.
Er is inmiddels een plan van aanpak voor speltherapie en begeleiding van [minderjarige01] opgestart. De speltherapie van [minderjarige01] is op 24 november 2022 van start gegaan. Uit het plan van aanpak blijkt dat op 31 oktober 2022 in overleg met [zorgorganisatie01] en het High Conflict Forum is besloten om een gedragswetenschapper in te schakelen. In het plan van aanpak wordt vermeld dat een goede omgang tussen beide ouders, zonder dat [minderjarige01] hiervan hinder ondervindt, op dit moment niet lukt. Dit is alleen maar complexer geworden omdat er nu ook een biologische vader is. De Toegang geeft aan dat hier specialistische ondersteuning van een deskundige voor nodig is. De Toegang concludeert dat er sprake is van een opgroei- en psychische problematiek en dat de benodigde zorg onder de Jeugdwet valt. De Toegang geeft aan dat door de verschillende aspecten welke onder andere te maken hebben met de complexe scheiding waar [minderjarige01] tussenin staat en het feit dat zijn vader niet zijn biologische vader is, [minderjarige01] meer is gaan liegen en bedriegen. Hij is zich gaan afzetten tegen zijn vader. Er is dus sprake van kindeigen problematiek.
Uit hetgeen de juf op school heeft verteld aan de Toegang blijkt dat [minderjarige01] niet goed in zijn vel zit en weinig emoties laat zien. Hij heeft weinig aansluiting met de kinderen in zijn groep en hij heeft verteld dat hij zijn broertje erg mist als deze bij de man is. Op cognitief gebied heeft [minderjarige01] het moeilijk. Hij heeft veel moeite met de leerstof, maar vraagt uit zichzelf geen hulp.
Uit het plan van aanpak blijkt verder dat niet alleen [minderjarige01] maar ook [minderjarige02] begeleid dient te gaan worden om een zo veilig mogelijke ontwikkeling te waarborgen. De vrouw maakt zich zorgen over [minderjarige02] nu hij gedurende een hele week alleen bij de man is. Zij heeft begrepen dat de man fulltime werkt en de zorg van [minderjarige02] overlaat aan zijn vriendin. Dit terwijl hij tijdens de vorige mondelinge behandeling heeft aangegeven dat hij gedurende de periode dat hij met de zorg voor de kinderen belast zou zijn, ook daadwerkelijk beschikbaar was voor hen. Het vertrouwen van de vrouw in de man is daarmee tot een minimum gedaald en is er nog steeds geen werkbare samenwerking tot stand gekomen.
De vrouw meent dat er een onderzoek door de Raad zou moeten worden uitgevoerd, waarin wordt onderzocht welke zorgregeling passend zal zijn voor de beide kinderen.
De vrouw stelt dat er sprake is van een zodanige wijziging van omstandigheden die rechtvaardigt dat de zorgregeling wordt aangepast. De huidige vastgestelde regeling is niet meer passend en niet in het belang van beide kinderen.
De vrouw wil dat de zorgregeling gedurende het raadsonderzoek wordt gewijzigd, in die zin dat voor [minderjarige01] de omgang wordt ontzegd en dat de zorgregeling voor [minderjarige02] wordt gewijzigd naar eens per veertien dagen een weekend van vrijdag na school tot maandag naar school.
De vrouw stelt dat gezien de kindeigen problematiek van [minderjarige01] een zorgregeling met de man thans niet in zijn belang is. Dit zou gezien zijn geestelijke en/of lichamelijke ontwikkeling ernstig nadeel voor hem opleveren.