In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 mei 2023 een nadere beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige01]. De ouders van [minderjarige01] zijn belast met het ouderlijk gezag, maar de minderjarige woont bij de moeder. De kinderrechter had eerder op 21 april 2023 de ondertoezichtstelling al verlengd tot 24 mei 2023. De Gecertificeerde Instelling (GI) heeft verzocht om een verdere verlenging van de ondertoezichtstelling tot 24 juli 2023, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Tijdens de mondelinge behandeling op 16 mei 2023 zijn zowel de moeder als de vader, bijgestaan door hun advocaten, verschenen. De GI heeft aangegeven dat er momenteel geen zorgregeling is waar beide ouders zich in kunnen vinden en dat het hen niet lukt om samen een ouderschapsplan op te stellen.
De kinderrechter heeft op basis van de wettelijke criteria in het Burgerlijk Wetboek geoordeeld dat de ontwikkeling van [minderjarige01] nog steeds ernstig wordt bedreigd. Er zijn zorgen over de communicatie tussen de ouders, die elkaar negatief beïnvloeden. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] te verlengen voor de duur van twee maanden, tot 24 juli 2023, en heeft deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De ouders hebben het recht om binnen drie maanden na de uitspraak hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.