ECLI:NL:RBZWB:2023:3867
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- T. Peters
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in WIA-zaak na intrekking beroep
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 juni 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verzoekster en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). De verzoekster, vertegenwoordigd door mr. V.M.C. Verhaegen, had in eerste instantie een arbeidsongeschiktheidspercentage van 71,94% vastgesteld gekregen door het UWV. Na bezwaar tegen dit besluit, heeft het UWV op 8 februari 2023 het percentage verhoogd naar 100% en het eerdere besluit ingetrokken. Hierop heeft de verzoekster haar beroep ingetrokken, maar verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenveroordeling behandeld zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank overwoog dat het UWV instemde met de vergoeding van de kosten voor rechtsbijstand, maar niet voor de kosten van een medisch adviseur, omdat er geen medisch rapport was ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoekster tijdens de bezwaarfase geen verzoek om proceskostenvergoeding had ingediend, waardoor de beoordeling zich beperkte tot de beroepsfase.
De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenveroordeling als kennelijk gegrond toegewezen en het UWV veroordeeld tot betaling van € 837,- voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Daarnaast heeft de rechtbank opgemerkt dat het UWV verplicht is om het griffierecht van € 50,- te vergoeden aan de verzoekster. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.