ECLI:NL:RBZWB:2023:3869

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 mei 2023
Publicatiedatum
6 juni 2023
Zaaknummer
9942221 CV EXPL 22-1820 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Thielen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationaal geschil over aanneming van werk en betaling eindfactuur voor dakbedekking

In deze zaak, die voor de Rechtbank Zeeland-West-Brabant is behandeld, betreft het een geschil tussen een eiser, vertegenwoordigd door DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V., en een gedaagde, woonachtig in België. De eiser heeft een overeenkomst gesloten met de gedaagde voor het vervangen van dakbedekking op diens pand voor een vaste aanneemsom van € 33.275,00. De gedaagde heeft een aanbetaling van 50% gedaan, maar heeft de eindfactuur van € 16.637,50 niet volledig voldaan. De gedaagde heeft de overeenkomst vernietigd op basis van bedrog, stellende dat de opgegeven afmeting van het dak onjuist was. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de overeenkomst niet rechtsgeldig is vernietigd en dat de gedaagde gehouden is om het resterende bedrag te betalen. De rechter heeft de vordering van de eiser toegewezen, inclusief buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente. De gedaagde is ook veroordeeld in de proceskosten van de eiser.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Bergen op Zoom
Zaaknummer: 9942221 \\ CV EXPL 22-1820
Vonnis van 24 mei 2023
in de zaak van
[eiser01] , H.O.D.N. [bedrijf eiser01],
te [plaats01] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser01] ,
gemachtigde: DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V.,
tegen
[gedaagde01],
te [plaats02] (België),
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde01] ,
gemachtigde: mr. A.P.E. de Brouwer.

1.De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit het tussenvonnis van 7 september 2022 met de daarin genoemde stukken.
1.2
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 8 maart 2023. Van het verhandelde ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De mondelinge behandeling is gesloten en er is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1
Op 27 oktober 2021 heeft [eiser01] aan [gedaagde01] een offerte uitgebracht voor het vervangen van dakbedekking op het pand van [gedaagde01] voor een bedrag van € 33.275,00 inclusief btw. In de offerte staat verder opgenomen:
“( Een aanbetaling van 50% voor aanvang van het werk)”en
“( De laatste 50% als het werk klaar is)”.
2.2
Na ontvangst van de offerte heeft [gedaagde01] op 27 oktober 2021 per e-mail aan [eiser01] gevraagd:
“(…) hoeveel vierkantenmeter is het ongeveer.”. [eiser01] antwoordde per e-mail op 29 oktober 2021:
“Het betreft 450 meter met kantstroken”.
2.3
Op 2 november 2021 heeft [eiser01] een factuur aan [gedaagde01] verzonden ter hoogte van € 16.637,50 voor de aanbetaling van 50%. Deze factuur is door [gedaagde01] voldaan voordat [eiser01] omstreeks 9 november 2021 met de werkzaamheden is aangevangen.
2.4
Op 18 november 2021 heeft [eiser01] de eindfactuur aan [gedaagde01] verzonden voor het resterende bedrag van € 16.637,50, te betalen binnen 8 dagen.
2.5
De gemachtigde van [gedaagde01] heeft per brief en e-mail op 6 december 2021 aan [eiser01] kenbaar gemaakt de overeenkomst te vernietigen omdat het dak geen 450 maar 263 vierkante meter groot is.
2.6
Op 15 december 2021 heeft [eiser01] [gedaagde01] gesommeerd om de openstaande factuur van 18 november 2021 binnen 15 dagen na ontvangst van de brief te voldoen.
2.7
[gedaagde01] is op 10 maart 2022 overgegaan tot betaling van een bedrag van € 8.318,75. [gedaagde01] is niet overgegaan tot betaling van het restantbedrag.

3.Het geschil

3.1
[eiser01] vordert – zakelijk weergegeven – bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [gedaagde01] tot betaling van:
I. het bedrag van € 9.260,13 (bestaande uit € 8.318,75 aan hoofdsom en € 941,38 aan buitengerechtelijke incassokosten), te vermeerderen met de wettelijke rente over € 16.637,50 vanaf 26 november 2021 tot 10 maart 2022 en over € 9.260,13 vanaf 11 maart 2022 tot aan de dag van volledige voldoening;
II. de proceskosten;
III. de nakosten.
3.2
[eiser01] legt aan zijn vordering ten grondslag dat er tussen partijen een overeenkomst is gesloten voor het vervangen van dakbedekking op het grote platte dak op de tweede verdieping van het pand van [gedaagde01] . Er is een vaste aanneemsom afgesproken. Hierbij is het benodigde aantal vierkante meter aan dakbedekking niet van belang. Het werk is op 18 november 2021 opgeleverd. [gedaagde01] is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst nu volledige betaling van de factuur is uitgebleven. [eiser01] heeft recht op betaling van het volledige factuurbedrag.
3.3
[gedaagde01] voert verweer. [gedaagde01] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser01] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser01] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser01] in de kosten van deze procedure. [eiser01] heeft bij het aangaan van de overeenkomst onjuiste informatie verstrekt omtrent de afmeting van het te herstellen dakoppervlak. [gedaagde01] heeft de overeenkomst daarom vernietigd op grond van bedrog in de zin van artikel 3:44 lid 3 BW. Volgens [gedaagde01] is de vaste aanneemsom gebaseerd op het aantal vierkante meter dakoppervlak dat opnieuw van een dakbedekking voorzien dient te worden. Het dakoppervlak blijkt veel minder te zijn dan de 450 vierkante meter die door [eiser01] is opgegeven. Het verschil tussen het daadwerkelijke dakoppervlak en het door [eiser01] bestelde materiaal kan niet enkel worden verklaard door snijverlies.
3.4
Daarnaast betwist [gedaagde01] dat de werkzaamheden zijn opgeleverd. Volgens [gedaagde01] zou niet enkel het grote platte dak op de tweede verdieping maar ook het platte dak op de eerste verdieping vernieuwd worden. De laatste termijn is daardoor nog niet opeisbaar.
3.5
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
[gedaagde01] is woonachtig in België. Deze zaak heeft dus een internationaal karakter. Daarmee is allereerst (ambtshalve) de vraag aan de orde of de Nederlandse rechter bevoegd is kennis te nemen van het geschil van partijen. Daartoe wordt het volgende overwogen.
4.2
Op grond van artikel 7 lid 1 van de Brussel I-bis Verordening is de Nederlandse rechter bevoegd omdat [plaats03] (Nederland) de plaats is waar de verbintenis is uitgevoerd of moet worden uitgevoerd. De relatief bevoegde rechter wordt bepaald door het interne Nederlandse procesrecht. Op grond van artikel 103 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is de kantonrechter te Bergen op Zoom bevoegd van het onderhavige geschil kennis te nemen, nu de woning is gelegen binnen diens rechtsgebied.
4.3
Vervolgens is de vraag welk recht van toepassing is op het onderhavige geschil. De overeenkomst van aanneming van werk valt niet onder een overeenkomst als opgesomd in artikel 4 lid 1 Rome I Verordening (hierna: Rome I) en bevat ook geen bestanddelen van meerdere van de in dat lid opgesomde overeenkomsten. De overeenkomst wordt dan op grond van artikel 4 lid 2 Rome I beheerst door het recht van het land waar de partij die de kenmerkende prestatie van de overeenkomst moet verrichten, haar gewone verblijfplaats heeft. Nu [eiser01] woont in [plaats01] is Nederlands recht van toepassing.
4.4
Door betaling van de factuur van 2 november 2021 heeft [gedaagde01] het door [eiser01] gedane aanbod aanvaard. Daarmee staat vast dat tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen voor het vernieuwen van dakbedekking op het pand van [gedaagde01] . Ter zitting is voorts vastgesteld dat partijen voor de werkzaamheden een vaste aanneemsom overeengekomen zijn.
4.5
[gedaagde01] voert aan dat de overeenkomst buitengerechtelijk is vernietigd omdat sprake is geweest van bedrog ten tijde van het tot stand komen van de overeenkomst. [gedaagde01] voert hiermee een bevrijdend verweer en beroept zich op een rechtsgevolg. Dit betekent dat [gedaagde01] voldoende dient te stellen en te onderbouwen, en indien nodig te bewijzen, dat hij door [eiser01] is bewogen tot het aangaan van de overeenkomst door een opzettelijk gedane onjuiste mededeling.
4.6
[gedaagde01] voert in dat kader onder meer aan dat door [eiser01] in de e-mail van 27 oktober 2021 zou zijn aangegeven dat het gaat om een dakoppervlak van 450 vierkante meter en dat de aanneemsom op dit aantal vierkante meters gebaseerd is. Uit de berekeningen van de architect van [gedaagde01] blijkt dat het dakoppervlak van het grote platte dak op de tweede verdieping 263 vierkante meter meet. Naar het oordeel van de kantonrechter kan uit de genoemde e-mail niet worden afgeleid of de uitspraak ziet op het dakoppervlak of op de hoeveelheid benodigde dakbedekking. Bovendien is door [gedaagde01] bij het aangaan van de overeenkomst geen voorbehoud gemaakt dat de aanneemsom zou worden aangepast als het dakoppervlak kleiner bleek te zijn dan 450 vierkante meter. Dat er met betrekking tot het dakoppervlak door [eiser01] een onjuiste mededeling is gedaan, is dan ook niet vast komen te staan.
4.7
[gedaagde01] voert daarnaast aan dat door [eiser01] minder materiaal is gebruikt dan [eiser01] stelt te hebben gebruikt, althans dat [eiser01] niet voldoende heeft onderbouwd dat de door hem bestelde dakbedekking volledig is gebruikt. [eiser01] betwist dit en heeft ter zitting nader toegelicht dat het verschil tussen het daadwerkelijke dakoppervlak en de benodigde dakbedekking te verklaren is door snijverlies en overlapping. De kantonrechter is van oordeel dat niet vast is komen te staan dat er met betrekking tot de hoeveelheid dakbedekking door [eiser01] een onjuiste mededeling is gedaan. Bovendien is bij een vaste aanneemsom het verwerken van minder materiaal dan begroot – als dat al aan de orde is – een risico dat voor rekening van [gedaagde01] dient te blijven. De keerzijde van die afspraak is dat voor zover meer materiaal zou zijn verwerkt dan begroot [eiser01] het werk alsnog voor de overeengekomen totaalprijs zou moeten afronden, hetgeen juist zou strekken tot een voordeel voor [gedaagde01] . Partijen hebben deze risicoverdeling afgesproken. Anders dan bij een richtprijs het geval is, is het bij een vaste aanneemsom dus niet van belang hoeveel materiaal [eiser01] heeft besteld dan wel heeft gebruikt en [eiser01] hoeft hierover geen verklaring af te leggen. Het verweer van [gedaagde01] op dat punt wordt – gelet op het voorgaande – gepasseerd. De kantonrechter is van oordeel dat de overeenkomst niet rechtsgeldig is vernietigd zodat de overeenkomst tussen partijen stand houdt.
4.8
[gedaagde01] betwist dat de werkzaamheden zijn opgeleverd en hij voert aan dat ook het platte dak op de eerste verdieping zou worden vernieuwd. Ter zitting heeft [eiser01] dit betwist en toegelicht dat het platte dak op de eerste verdieping door hem is nagekeken maar dat deze niet vernieuwd zou worden. Vast staat dat het dak op de tweede verdieping is vernieuwd en dat deze werkzaamheden zijn afgerond. Het standpunt van [gedaagde01] dat ook het dak op de eerste verdieping vervangen zou worden, is niet voldoende onderbouwd en staat daardoor niet vast. Daarnaast kan uit de deelbetaling van de eindfactuur – die [gedaagde01] als slotbetaling aanmerkt – worden afgeleid dat de werkzaamheden door [gedaagde01] als opgeleverd worden beschouwd. Nu [eiser01] aan zijn verplichtingen uit de overeenkomst van aanneming van werk heeft voldaan, is [gedaagde01] gehouden om zijn betalingsverplichting uit die overeenkomst na te komen. Aangezien [eiser01] een bedrag van € 8.318,75 onbetaald heeft gelaten, zal dit bedrag aan hoofdsom worden toegewezen.
4.9
[eiser01] maakt aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. [eiser01] heeft aan [gedaagde01] een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Het gevorderde bedrag van € 941,38 is in overeenstemming met de in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten gehanteerde tarieven en zal om die reden worden toegewezen.
4.1
[eiser01] vordert daarnaast vergoeding van de wettelijke rente over het bedrag van € 16.637,50 vanaf 26 november 2021 tot 10 maart 2022 en over het bedrag van € 9.260,13 (aan hoofdsom en buitengerechtelijke incassokosten) vanaf 11 maart 2022 tot aan de dag van volledige betaling. Deze rente zal – als op de wet gegrond – worden toegewezen.
4.11
[gedaagde01] is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten – waaronder de nakosten – worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiser01] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
125,03
- griffierecht
244,00
- salaris gemachtigde
660,00
(2,00 punten × € 330,00)
Totaal
1.029,03
4.12
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten worden begroot op € 132,00 (half salarispunt met een maximum van € 132,00).

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1
veroordeelt [gedaagde01] om aan [eiser01] te betalen een bedrag van € 9.260,13 (aan hoofdsom en buitengerechtelijke incassokosten), te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het bedrag van € 16.637,50 van 26 november 2021 tot 10 maart 2022 en over het bedrag van € 9.260,13 van 11 maart 2022 tot de dag van volledige betaling;
5.2
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser01] tot dit vonnis vastgesteld op € 1.029,03;
5.3
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Thielen en uitgesproken op 24 mei 2023.