ECLI:NL:RBZWB:2023:3872

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 juni 2023
Publicatiedatum
6 juni 2023
Zaaknummer
02/060042-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het aanwezig hebben van twee kilo MDMA met gevangenisstraf

Op 6 juni 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met anderen betrokken was bij het aanwezig hebben van twee kilogram MDMA. De verdachte werd op 9 maart 2022 aangehouden in Breda, waar in een grijze rolkoffer in een voertuig, waarin hij als bijrijder zat, de drugs werden aangetroffen. De officier van justitie stelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan het vervoeren van de MDMA, gebaseerd op het bewijs dat de koffer en een tandenborstel met zijn DNA erin, in het voertuig waren aangetroffen. De verdachte ontkende echter de koffer te bezitten en stelde dat hij als taxichauffeur in Nederland was voor een andere reden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wisselend had verklaard over de koffer en dat de camerabeelden van het hotel, waar hij met de koffer arriveerde, zijn verklaring ondermijnden. De rechtbank achtte het medeplegen van het aanwezig hebben van de MDMA wettig en overtuigend bewezen en legde een gevangenisstraf van acht maanden op, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de schadelijke gevolgen van harddrugs voor de volksgezondheid en de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/060042-22
vonnis van de meervoudige kamer van 6 juni 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte01]
geboren op [geboortedatum01] 1990 te [geboorteplaats01] ( [geboorteland01] )
wonende aan de [woonadres01]
raadsvrouw mr. Oomen, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 23 mei 2023, waarbij de officier van justitie, mr. T. Kint, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 9 maart 2022 samen met anderen 2 kilogram MDMA heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd dan wel aanwezig gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlaste-gelegde feit heeft begaan. Zij baseert zich hiervoor op het feit dat in het voertuig waarin verdachte zat twee kilo MDMA in een grijze rolkoffer is aangetroffen. In deze koffer zat ook een tandenborstel met daarop DNA van verdachte. Voorts wijst de officier van justitie naar de beelden van het Novotel waaruit blijkt dat verdachte met bagage (waaronder de grijze rolkoffer) het hotel is ingegaan. De verklaring van verdachte dat de grijze rolkoffer niet van hem is, acht de officier van justitie niet geloofwaardig nu de tandenborstel van verdachte in deze koffer is aangetroffen. Daarbij komt dat verdachte wisselend heeft verklaard over de koffer. In zijn vierde verklaring heeft hij verklaard dat het wel zijn koffer is, waar hij ter zitting vervolgens weer op terugkomt. Ten slotte wijst de officier van justitie naar de wisselende verklaringen over de reden van vertrek uit het hotel. Dit alles maakt dat zij de verklaring van verdachte niet geloofwaardig acht. De reden van deze verklaring is om de waarheid te verhullen. Verdachte was op 9 maart 2022 de bijrijder van de auto waar de drugs in is aangetroffen. Hij had hierdoor ook de beschikkingsmacht over de drugs en is daarmee schuldig aan het vervoeren van twee kilo MDMA. De officier van justitie acht voorts – gelet op de inhoud van het dossier – het medeplegen wettig en overtuigend bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen nu hiervoor onvoldoende bewijs in het dossier aanwezig is. Verdachte heeft vanaf het begin ontkend. De verklaring van 7 oktober 2022 waarin verdachte heeft verklaard dat de koffer van hem is, dient niet te worden gebruikt voor het bewijs nu sprake lijkt te zijn van miscommunicatie vanwege de taalbarrière. Verdachte was daar als taxichauffeur en heeft vanuit die functie de koffer uit de auto gehaald. Op basis van de beelden kan niet worden uitgesloten dat de medeverdachte de drugs in de grijze koffer in de auto heeft gelegd. Dit acht de verdediging zelfs aannemelijk. De medeverdachte heeft de koffer met spullen neergezet en mogelijk enkele spullen – waaronder de tandenborstel van verdachte – verwisseld. Ten slotte wijst de verdediging op het feit dat de medeverdachte zeer wisselend heeft verklaard met betrekking tot de koffer. Bij gebrek aan wettig en overtuigend bewijs dient verdachte vrijgesproken te worden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen die zijn opgenomen in bijlage II de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 9 maart 2022 is op de [adres01] in Breda de bestuurder van een Renault Clio met het Franse kenteken [kenteken01] (hierna: de Clio) ter controle door de politie staande gehouden. Nadat de bestuurder geen rijbewijs en identiteitsbewijs kon overleggen, werd een onderzoek aan de kleding ingesteld, zonder resultaat. Hierna is het voertuig doorzocht, waarbij in een grijze reiskoffer een doorzichtige plastic zak werd aangetroffen met daarin een hoeveelheid pillen. [medeverdachte01] was de bestuurder van de Clio en verdachte de bijrijder. Een deel van de pillen is door het NFI getest en positief getest op MDMA. Het bleek te gaan om een totale hoeveelheid van twee kilo. In de koffer werd tevens een tandenborstel aangetroffen waarop biologische materiaal zat waarvan het DNA-profiel matcht met het DNA-profiel van verdachte. Verdachte heeft verklaard dat dit inderdaad zijn tandenborstel betreft. Ten slotte is op de beelden van het hotel te zien dat verdachte de koffer waarin de drugs zijn aangetroffen het hotel binnenrolt.
De vraag waarvoor de rechtbank zich gesteld ziet, is aan wie de koffer toebehoorde waarin de drugs is aangetroffen. De rechtbank overweegt dat verdachte hier zeer wisselend over heeft verklaard. In zijn eerste verklaringen ontkent hij dat de grijze koffer aan hem toebehoort. Tijdens zijn vierde verhoor verklaart verdachte dat hij de waarheid gaat vertellen en dat de grijze koffer van hem is. Hij weet echter niet hoe de drugs hierin terecht is gekomen. Bij de rechter-commissaris en ter zitting is verdachte vervolgens weer terug-gekomen op deze verklaring en heeft hij verklaard dat de grijze koffer niet van hem is. Hoewel de verdediging met betrekking tot dit punt heeft aangevoerd dat er tijdens het vierde verhoor sprake lijkt te zijn van miscommunicatie vanwege de taalbarrière, houdt de recht-bank verdachte aan zijn vierde verklaring afgelegd bij de politie. Zij overweegt daartoe dat de tandenborstel van verdachte in dezelfde koffer is aangetroffen. Daarnaast heeft verdachte bij de rechter-commissaris desgevraagd uitdrukkelijk verklaard dat hij in de juiste taal is gehoord en dat hij de vraag over de koffer goed heeft begrepen. De rechtbank heeft derhalve geen enkele reden om aan de juistheid van voornoemde verklaring te twijfelen. Ten slotte kent de rechtbank gewicht toe aan de camerabeelden van het Novotel, waarop te zien is dat verdachte met een grijze rolkoffer in zijn hand binnenkomt als hij daar aankomt.
Gelet op het voorgaande staat voor de rechtbank in voldoende mate vast dat de grijze koffer van verdachte was.
De rechtbank stelt vast dat voornoemde grijze koffer met daarin de drugs door verdachte en een medeverdachte is vervoerd in de Clio. Verdachte heeft verklaard niets te weten van de drugs en houdt rekening met de mogelijkheid dat iemand anders de drugs in de koffer heeft gedaan. Hij was enkel naar Nederland gekomen omdat [medeverdachte02] aan hem voorgesteld had om samen naar Amsterdam te gaan om daar een paar dagen door te brengen.
De rechtbank overweegt dat verdachte in plaats van naar Amsterdam te rijden, in een Novotel hotel in Breda terecht is gekomen. Daar waren naast hem ook [medeverdachte02] en [medeverdachte01] . [medeverdachte02] had drie kamers gereserveerd en verdachte heeft voor die kamers betaald met zijn creditcard. Dat is opmerkelijk nu verdachte met [medeverdachte02] naar Amsterdam zou gaan en niet met nog een onbekende erbij in Breda zou verblijven. Verdachte was met zijn Volkswagen Passat naar Nederland gekomen. Op de ochtend van de aanhouding is [medeverdachte02] met de auto van verdachte, de Passat, weggereden zonder verdachte mee te nemen. Verdachte kreeg te horen dat hij met de Clio en de bagage naar een door [medeverdachte02] aangegeven locatie moest rijden. Daar zou de auto van verdachte zijn. Ook dit staat haaks op een uitje naar Amsterdam waar verdachte over heeft verklaard.
Verdachte heeft voorts verklaard dat hij zijn bagage de avond en nacht van zijn verblijf in het Novotel in de kamer van [medeverdachte02] moest zetten en dat hij geen sleutel van die kamer had. Daardoor had hij geen vrije toegang tot zijn spullen. De rechtbank overweegt dat deze zeer vreemde gang van zaken niet heeft geleid tot protest of enige actie aan de zijde van verdachte. Zelfs op het gebruik van zijn auto en autosleutel is verdachte niet aangeslagen, terwijl de auto voor hem van groot belang moet zijn voor de uitoefening van zijn werkzaamheden als taxichauffeur.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de verklaring van verdachte dat hij niet bij zijn spullen kon en dat anderen mogelijk buiten hem om iets in zijn koffer hebben gedaan, niet aannemelijk. Zij gaat ervan uit dat verdachte wist dat er verdovende middelen in zijn koffer aanwezig waren en acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk 2 kilogram MDMA aanwezig heeft gehad.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachteop 9 maart 2022 te Breda tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 2 kilogram MDMA, (3,4-methyleendioxymethamfetamine), zijnde MDMA, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van
12 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bij een bewezenverklaring verzocht een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan het voorarrest met daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf als stok achter de deur. Mocht de rechtbank dit niet passend achten dan verzoekt de verdediging een taakstraf op te leggen nu verdachte bereid is hiervoor naar Nederland te komen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van een aanzienlijke hoeveelheid MDMA, te weten twee kilo. Dit is een ernstig feit. Harddrugs zoals MDMA bevatten immers stoffen die schadelijk zijn voor de volksgezondheid en zijn sterk verslavend. Daarnaast brengt de productie van MDMA, door het illegaal dumpen van chemisch afval, ernstige milieuschade met zich, en gaat de handel in het gebruik van dergelijke verdovende middelen vaak gepaard met verschillende vormen van zware criminaliteit waarvan anderen veel last ondervinden en die ontwrichtend zijn voor de samenleving. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij hieraan een bijdrage heeft geleverd.
Verdachte is, blijkens uittreksels uit de Nederlandse en Franse justitiële documentatie, niet eerder veroordeeld voor een strafbaar feit.
Gezien de ernst van het feit kan niet worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank heeft bij de bepaling van de duur daarvan aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Daarin is als uitgangspunt vermeld een gevangenisstraf van 7-9 maanden voor het aanwezig hebben van 2 kilo harddrugs. Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van
8 maanden passend en geboden met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank ziet gelet op het voorgaande geen ruimte voor een straf gelijk aan het voorarrest met daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf of een taakstraf zoals door de verdediging is verzocht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.Het beslag

7.1
De verbeurdverklaring
Het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp is vatbaar voor verbeurdverklaring.
Gebleken is dat het feit is begaan met betrekking tot het voorwerp nu de MDMA in deze auto is aangetroffen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op artikel 33, 33a en 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen
2 en 10 van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de
Opiumwet gegeven verbod;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 8 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart verbeurd het inbeslaggenomen voorwerp, te weten;
* 1 STK Personenauto ( [kenteken01] )
(Omschrijving: [nummer01] , Beige, merk: Renault, chassisnr: [nummer02] , bouwjaar 2010).
Dit vonnis is gewezen door mr. W.A.H.A. Schnitzler-Strijbos, voorzitter, mr. E.B. Prenger en mr. K. Verschueren, rechters, in tegenwoordigheid van K. de Klerk-Van Rijs, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 6 juni 2023.
De voorzitter en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.