ECLI:NL:RBZWB:2023:3902

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 mei 2023
Publicatiedatum
7 juni 2023
Zaaknummer
C/02/407879 / JE RK 23-539
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Jansen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervallenverklaring schriftelijke aanwijzing in het kader van ondertoezichtstelling van minderjarigen

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 mei 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot vervallenverklaring van een schriftelijke aanwijzing die was gegeven door de Gecertificeerde Instelling (GI) in het kader van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige01] en [minderjarige02]. De moeder van de kinderen verzocht om de schriftelijke aanwijzing van 3 maart 2023 geheel te vervallen, omdat zij van mening was dat er geen plan van aanpak was opgesteld en dat de GI onvoldoende had gemotiveerd waarom de aanwijzing noodzakelijk was. De vader van de kinderen en de GI verzetten zich tegen dit verzoek, waarbij de vader benadrukte dat de contactregeling met [minderjarige01] moest worden nagekomen, gezien eerdere problemen met de moeder in het verleden.

Tijdens de mondelinge behandeling trok de moeder haar verzoek tot vervallenverklaring voor [minderjarige01] in, omdat er inmiddels een traject van contactherstel was opgestart. De kinderrechter constateerde dat de schriftelijke aanwijzing van de GI binnen het kader van de ondertoezichtstelling was gegeven en gericht was op de verzorging en opvoeding van de minderjarigen. Echter, de kinderrechter oordeelde dat de GI onvoldoende had gemotiveerd waarom de schriftelijke aanwijzing noodzakelijk was, vooral gezien het feit dat de moeder de contactregeling inmiddels nakwam en bereid was om mee te werken aan de huidige regeling.

Uiteindelijk heeft de kinderrechter het verzoek van de moeder toegewezen en de schriftelijke aanwijzing, voor zover deze betrekking had op [minderjarige02], vervallen verklaard. De kinderrechter oordeelde dat er onvoldoende gronden waren om de schriftelijke aanwijzing voort te laten duren, en dat de GI niet had aangetoond dat er concrete bedreigingen in de ontwikkeling van de minderjarige waren die een schriftelijke aanwijzing noodzakelijk maakten. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/407879 / JE RK 23-539
Datum uitspraak: 23 mei 2023

Beschikking vervallenverklaring schriftelijke aanwijzing

in de zaak van

[de moeder01] ,

hierna: de moeder,
wonende in [woonplaats01] ,
advocaat: mr. J. Nederlof te Tilburg,
betreffende

[minderjarige01] , geboren op [geboortedatum01] 2014 in [plaats01] , hierna: [minderjarige01] ,

[minderjarige02], geboren op [geboortedatum02] 2015 in [plaats01] , hierna: [minderjarige02] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING & JEUGDRECLASSERING,hierna te noemen de Gecertificeerde Instelling (GI), gevestigd te Amsterdam,

[de vader01] ,

hierna: de vader,
wonende in [woonplaats02] ,
advocaat: mr. M.W.A.M. Scheepens in Tilburg.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van de moeder van 16 maart 2023.
Op 9 mei 2023 heeft de kinderrechter de zaak vanwege de samenhang gelijktijdig met zaaknummer C/02/404121 / FA RK 22-5515 tijdens de mondelinge behandeling – met gesloten deuren – behandeld. Op zaaknummer C/02/404121 / FA RK 22-5515 wordt in een aparte beschikking beslist.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door mr. J. Nederlof;
- de vader, bijgestaan door mr. M.W.A.M. Scheepens;
- een vertegenwoordigster van de GI.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige01] en [minderjarige02] wordt uitgeoefend door de ouders.
[minderjarige01] en [minderjarige02] verblijven bij de moeder.
Bij beschikking van 10 maart 2021 heeft de rechtbank vastgesteld dat in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken de man en de minderjarigen gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar in de oneven weken van woensdag uit school tot de daaropvolgende woensdag naar school.
In augustus 2020 is door middel van een DNA-test vast komen te staan dat de man niet de biologische vader van [minderjarige01] is. Hij is wel de biologische vader van [minderjarige02] . In april 2022 is dit met de minderjarigen besproken. Sindsdien verloopt met name het contact tussen de man en [minderjarige01] moeizaam en wordt niet meer (volledig) uitvoering gegeven aan de co-ouderschapsregeling.
Bij beschikking van 1 december 2022 heeft de kinderrechter [minderjarige01] en [minderjarige02] onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 1 december 2022 tot 1 december 2023.
De GI heeft op 3 maart 2023 een schriftelijke aanwijzing gegeven, gericht aan de moeder, betreffende de verzorging en opvoeding van [minderjarige01] en [minderjarige02] . Hierin is, voor zover van belang, het volgende opgenomen:
“ [minderjarige02] (voortzetten huidige omgang);
-
omgang in de oneven weken van woensdag uit school tot de daarop volgende woensdag naar school. (daarnaast verdeling vakanties)
[minderjarige01] (contact herstel en opbouw omgang naar best passend binnen alle omstandigheden);
Bezoek 1. Volledig begeleid bezoek op 7-3-2023 van ongeveer een uur. [hulpverlening01] begeleidt dit bezoek en haalt de kinderen op van school. [hulpverlening01] brengt…na het bezoek naar moeder.
Bezoek 2. Volledig begeleid bezoek (datum nog vastleggen door Jeugdzorgwerker) van ongeveer anderhalf uur. [hulpverlening01] begeleidt dit bezoek en haalt de kinderen op van school. [hulpverlening01] brengt…na het bezoek naar moeder.
Bij deze bezoeken gelden de volgende regels:
  • Ouders komen allebei niet op school of in de buurt van het schoolplein als de afspraak gepland staat.
  • Ouders zijn tijdens het bezoek beiden bereikbaar zodat [hulpverlening01] met hen kan schakelen mocht dit nodig zijn.
Bij alle bezoeken gelden de volgende regels:
  • Moeder bespreekt de bezoeken NIET voor met de kinderen.
  • Moeder vertelt wel kort dat er bezoek is en benadert dit positief.
  • Als de kinderen vragen hebben over het bezoek dan mag moeder naar [hulpverlening01] of naar de jeugdzorgwerker verwijzen. Dezen gaan met de kinderen over de bezoeken in gesprek.
  • Moeder bespreekt de bezoeken NIET na met de kinderen.
  • Als de kinderen opmerkingen hebben over het bezoek dan mag moeder naar [hulpverlening01] of de jeugdzorgwerker verwijzen. Deze gaan met de kinderen over de bezoeken in gesprek.
  • Moeder spreekt naar de kinderen positief over vader.
  • Vader spreekt naar de kinderen positief over moeder.
  • Allen spreken naar de kinderen uit dat de kinderrechter dit zo heeft besloten en dat het voor kinderen belangrijk is om fijn contact te hebben met belangrijke mensen in hun leven.
  • Als de kinderen weigeren naar het bezoek te komen dan zullen zij moeten worden gemotiveerd en gestimuleerd om toch te komen. De bezoeken gaan gewoon door als de kinderen aangeven niet te willen gaan. Het is de taak en plicht van moeder om hen hierin te sturen en te motiveren naar het bezoek te gaan.
  • Elk bezoek dat niet door kan gaan wordt zo snel mogelijk opnieuw gepland.
  • De jeugdzorgwerker heeft contact met school over de bezoeken en kan ook op school contact hebben met de kinderen.
Na deze 2 eerste bezoeken wordt gekeken hoe dit verlopen is en welke bijzonderheden er te zien zijn. Daarna zullen de volgende bezoeken worden gepland.”

Het verzoek

De moeder verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- de schriftelijke aanwijzing van de Gecertificeerde Instelling van 3 maart 2023 geheel vervallen te verklaren.

De standpunten

Door en namens de moeder is ter onderbouwing van het verzoek aangevoerd dat er geen plan van aanpak is opgesteld. De advocaat van de moeder heeft dit in ieder geval niet ontvangen. Derhalve kan niet getoetst worden of de moeder onvoldoende meewerkt aan het door de GI opgestelde plan. Pas wanneer er sprake is van onvoldoende medewerking, kan de GI een schriftelijke aanwijzing geven. Uit het plan van aanpak moet duidelijk blijken wat de schriftelijke aanwijzing te maken heeft met het plan. Er is door de GI onvoldoende gemotiveerd wat de concrete bedreiging is, wat er binnen de ondertoezichtstelling wordt gedaan om de bedreiging weg te nemen en wat de ouders daarvoor aan steun en hulp krijgen. Voorts blijkt nergens uit op welke manier de GI rekening heeft gehouden met de bezwaren van de moeder en wat de GI heeft gedaan om aan de bezwaren van de moeder tegemoet te komen dan wel deze te weerleggen.
De schriftelijke aanwijzing voor wat betreft het voortzetten van het huidige contact tussen de vader en [minderjarige02] is in de visie van de moeder niet in het belang van [minderjarige02] . Vanuit beide kinderen zijn er signalen gekomen dat er bij de vader sprake is van onveiligheid. Zonder nader onderzoek kan de eerder door de rechtbank vastgestelde contactregeling niet worden geeffectueerd. De moeder meent dan ook dat de schriftelijke aanwijzing gelet op bovenstaande niet in stand kan blijven.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de advocaat van de moeder aangevoerd dat er ten aanzien van [minderjarige01] inmiddels een traject van contactherstel met de vader is opgestart. Het contact met de vader wordt geleidelijk opgebouwd en vindt vooralsnog begeleid plaats. De GI heeft in dit traject rekening gehouden met het veiligheidsgevoel van alle betrokkenen. De moeder kan zich in deze regeling vinden en werkt hier aan mee. Zij trekt haar verzoek tot vervallenverklaring van de aanwijzing voor zover deze betrekking heeft op [minderjarige01] dan ook in.
Ten aanzien van [minderjarige02] loopt de contactregeling op dit moment gewoon door. De moeder werkt hier aan mee. Zij wil weliswaar een andere contactregeling voor [minderjarige02] , maar zij kan zich er in vinden dat eerst wordt onderzocht waar het gedrag van [minderjarige02] nu precies vandaan komt. Totdat er een nieuwe zorgregeling wordt vastgesteld is de moeder dan ook bereid om mee te werken aan de huidige vastgelegde regeling. Een schriftelijke aanwijzing ten aanzien van [minderjarige02] heeft derhalve geen toegevoegde waarde en moet ook om die reden vervallen worden verklaard. De advocaat van de moeder geeft daarnaast aan dat de schriftelijke aanwijzing in dit geval ook een preventief karakter heeft. Hij acht dit niet passend omdat een schriftelijke aanwijzing volgens de wetgever is bedoeld als ultimum remedium.
De advocaat van de vader verzet zich tegen het verzoek van de moeder tot vervallenverklaring van de schriftelijke aanwijzing. De vader is blij met de hulp in het gedwongen kader en het feit dat de contactregeling met [minderjarige01] weer wordt opgebouwd. Er ligt een door de rechtbank vastgestelde contactregeling en deze moet dan ook worden nagekomen. Het moet voor de moeder duidelijk zijn dat dit niet vrijblijvend is. In het verleden heeft de moeder geweigerd mee te werken aan de vastgestelde contactregeling. De vader is toen geruime tijd verstoken gebleven van contact met [minderjarige01] en ook de omgang met [minderjarige02] verliep niet goed.
Namens de GI is tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat er binnen de ondertoezichtstelling wel een plan van aanpak is opgesteld. Er wordt momenteel gewerkt aan een nieuwe versie. De moeder heeft vanaf het begin van de ondertoezichtstelling aangegeven dat de vastgelegde contactregeling moet wijzigen. De GI zal onderzoeken of het in het belang van de kinderen is om de contactregeling te wijzigen. Een dergelijke wijziging zal dan via de rechtbank moeten lopen. De GI vindt het belangrijk dat de huidige regeling tot die tijd wordt nagekomen. De schriftelijke aanwijzing is een signaal aan de moeder dat zij hier aan moet blijven meewerken.

De beoordeling

Wettelijk kader
Ingevolge artikel 1:263, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de GI ter uitvoering van haar taak een schriftelijke aanwijzing geven betreffende de verzorging en opvoeding van de minderjarige. Zij kan dit doen indien de met het gezag belaste ouder of de minderjarige niet instemmen met, dan wel niet of onvoldoende medewerking verlenen aan de uitvoering van het plan, bedoeld in artikel 4.1.3, eerste lid, van de Jeugdwet of indien dit noodzakelijk is teneinde de concrete bedreigingen in de ontwikkeling van de minderjarige weg te nemen.
Op grond van het tweede lid van voornoemd artikel volgen de met het gezag belaste ouders of ouder en de minderjarige een schriftelijke aanwijzing op.
Ingevolge artikel 1:264, eerste lid BW kan de met het gezag belaste ouder de kinderrechter verzoeken een schriftelijke aanwijzing geheel of gedeeltelijk vervallen te verklaren. Het derde lid bepaalt dat de termijn voor het indienen van een dergelijk verzoek twee weken bedraagt en die termijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop de beslissing is verzonden of uitgereikt.
Een schriftelijke aanwijzing dient te worden beschouwd als een beschikking in de zin van artikel 1:3 van de Algemene Wet bestuursrecht (Awb). In het kader hiervan dient de kinderrechter, aan de hand van het bepaalde in hoofdstuk 3 en 4 Awb, te beoordelen of bij de besluitvorming door de GI de algemene voorschriften over zorgvuldigheid, evenredigheid en een deugdelijke motivering in acht zijn genomen. De schriftelijke aanwijzing dient het doel van de ondertoezichtstelling te dienen en in het belang van de minderjarige te worden geacht.
Ontvankelijkheid
De kinderrechter constateert dat het verzoek tijdig is ontvangen en zal de moeder derhalve ontvangen in haar verzoek.
Inhoudelijke beoordeling
De kinderrechter merkt allereerst op dat er een verschil moet worden gemaakt tussen de situatie van de minderjarigen [minderjarige01] en [minderjarige02] . Tijdens de mondelinge behandeling is namens de moeder aangegeven dat het verzoek tot vervallenverklaring van de schriftelijke aanwijzing, voor zover deze betrekking heeft op [minderjarige01] , wordt ingetrokken. Dit deel van het verzoek behoeft dan ook geen oordeel meer van de kinderrechter en wordt daarom afgewezen.
Bevoegdheid geven schriftelijke aanwijzing
De GI is alleen bevoegd een schriftelijke aanwijzing te geven als de aanwijzing het doel van de ondertoezichtstelling dient en niet in strijd is met het recht. (Mvt, Kamerstukken II 2008/09, 32015, 3, p. 18). Daarbij dient de aanwijzing het belang van het kind te dienen.
De GI is bevoegd een schriftelijke aanwijzing te geven indien:
1. de aanwijzing een uitvoering van de taak van de GI betreft (dus binnen het kader van de ondertoezichtstelling) ;
2. de aanwijzing de verzorging en opvoeding van de minderjarige betreft;
3. de gezaghebbende ouder(s) of de minderjarige niet instemmen met de uitvoering van het plan van aanpak of daaraan niet of onvoldoende medewerking verlenen danwel indien een schriftelijke aanwijzing noodzakelijk is teneinde concrete bedreigingen in de ontwikkeling van de minderjarige weg te nemen.
De kinderrechter stelt vast dat de aanwijzing van de GI binnen het kader van de ondertoezichtstelling is gegeven en gericht is op de verzorging en opvoeding van de minderjarige. Volgens de GI was er ten tijde van het geven van de schriftelijke aanwijzing een plan van aanpak, maar de advocaat van de moeder en de moeder hebben tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat zij hier niet over beschikten. Het plan van aanpak ontbreekt (ondanks hetgeen is bepaald in artikel 1:265k lid 2 BW) ook in het dossier van de kinderrechter. Voorts is niet bekend hoe het plan van aanpak aan de moeder is uitgereikt. De kinderrechter kan dan ook niet vaststellen dat er daadwerkelijk een plan van aanpak was ten tijde van het geven van de schriftelijke aanwijzing alsmede dat de moeder daarmee bekend was. Hierdoor rijzen vragen over de zorgvuldigheid van het besluit. Het ontbreken van een plan van aanpak zorgt er echter niet meteen voor dat geen schriftelijke aanwijzing kan worden gegeven nu deze ook gegeven kan worden indien dit noodzakelijk is teneinde de concrete bedreigingen in de ontwikkeling van de minderjarige weg te nemen. In dat kader stelt de kinderrechter vast dat de moeder, ondanks haar bezwaren, de contactregeling nakomt. Tijdens de mondelinge behandeling heeft zij toegezegd dat zij deze ook na zal blijven komen, totdat is uitgezocht waar de problemen in het gedrag van [minderjarige02] vandaan komen. Zowel de GI als de vader hebben bevestigd dat de geldende contactregeling wordt nagekomen. Hoewel in het verleden wel problemen zijn geweest met het nakomen van de contactregeling (met name bij [minderjarige01] ) worden die problemen nu dus niet meer gezien. De kinderrechter is van oordeel dat de enkele omstandigheid dat de moeder nog steeds graag een andere contactregeling zou willen geen reden is om aan te nemen dat zij de huidige contactregeling naar de toekomst toe niet zal nakomen. Al met al ziet de kinderrechter onvoldoende gronden om de schriftelijke aanwijzing tot naleving van de contactregeling thans te laten voortduren. De GI heeft naar het oordeel van de kinderrechter onvoldoende de noodzaak daartoe gemotiveerd. Het verzoek van de moeder zal gelet op het vorenstaande dan ook worden toegewezen en de schriftelijke aanwijzing zal, voor zover deze betrekking heeft op [minderjarige02] , vervallen worden verklaard. Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst het verzoek van de moeder, voor zover de schriftelijke aanwijzing betrekking heeft op [minderjarige01] , af;
verklaart de schriftelijke aanwijzing, voor zover deze betrekking heeft op [minderjarige02] , per datum beschikking vervallen;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 23 mei 2023 door mr. Jansen, kinderrechter, in tegenwoordigheid van Van Beijsterveldt, als griffier.