ECLI:NL:RBZWB:2023:3903

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 juni 2023
Publicatiedatum
7 juni 2023
Zaaknummer
22/4245
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van een naheffingsaanslag parkeerbelasting en de hoorplicht in bezwaar

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 juni 2023, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Goes beoordeeld. De heffingsambtenaar had aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd op 12 mei 2022, welke later werd vernietigd. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze naheffingsaanslag, maar de heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar gegrond en vernietigde de aanslag. De rechtbank oordeelt dat er geen zitting nodig was, omdat partijen hiermee instemden.

De rechtbank onderzoekt of de hoorplicht en het motiveringsbeginsel zijn geschonden en of de heffingsambtenaar terecht geen kostenvergoeding voor de bezwaarfase heeft toegekend. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar volledig tegemoet is gekomen aan het bezwaar door de naheffingsaanslag te vernietigen. Dit betekent dat de hoorplicht niet is geschonden, aangezien belanghebbende niet meer kon bereiken dan de vernietiging van de aanslag. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar terecht geen kostenvergoeding heeft toegekend, omdat de vernietiging van de aanslag niet het gevolg was van een aan de heffingsambtenaar te wijten onrechtmatigheid.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat belanghebbende het griffierecht niet terugkrijgt en er geen proceskostenveroordeling plaatsvindt. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/4245

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 juni 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende], uit [plaats 1], belanghebbende

(gemachtigde: [gemachtigde]),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Goes, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 24 augustus 2022.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd met dagtekening 12 mei 2022 en aanslagnummer [aanslagnummer] (hierna: de naheffingsaanslag).
1.2.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende tegen de naheffingsaanslag gegrond verklaard en de naheffingsaanslag vernietigd.
1.3.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.

Feiten

2. Belanghebbende heeft op 12 mei 2022 een auto met kenteken [kenteken 1] geparkeerd aan de [straat] te [plaats 2]. Tijdens een controle omstreeks 14:02 uur heeft de parkeercontroleur geconstateerd dat voor de auto geen parkeerbelasting is voldaan.
2.1.
Naar aanleiding van voornoemde constatering is aan belanghebbende een naheffingsaanslag opgelegd. De nageheven belasting bedraagt € 0,50 verhoogd met een bedrag van € 66,50 vanwege gemaakte kosten.
2.2.
Met dagtekening 14 juni 2022 is aan belanghebbende een duplicaat naheffingsaanslag parkeerbelasting toegezonden.
2.3.
Belanghebbende heeft in de bezwaarfase een screenshot overlegd, waarop is te zien dat voor een periode van 14:00 uur tot 14:19 uur voor een auto met kenteken [kenteken 2] € 0,59 (inclusief transactiekosten) aan parkeerbelasting is betaald voor het parkeren in de parkeerzone [zone].
2.4.
De heffingsambtenaar heeft op basis van voornoemde informatie geconcludeerd dat belanghebbende een onjuist kenteken in de parkeerapplicatie heeft aangemeld. Omdat belanghebbende de verschuldigde belasting wel heeft voldaan, heeft de heffingsambtenaar de naheffingsaanslag vernietigd.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of de hoorplicht en het motiveringsbeginsel zijn geschonden en of de heffingsambtenaar terecht geen kostenvergoeding voor de bezwaarfase heeft toegekend. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
4. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Is sprake van een schending van de hoorplicht?
5. De rechtbank is van oordeel dat de heffingsambtenaar in bezwaar volledig aan het bezwaar van belanghebbende is tegemoet gekomen door de aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag te vernietigen. Daarom kon de heffingsambtenaar – gelet op het bepaalde in artikel 7:3, aanhef en letter e, Algemene wet bestuursrecht (Awb) – afzien van het horen van belanghebbende. Dat belanghebbende in bezwaar twee gronden heeft aangevoerd en de heffingsambtenaar uitsluitend op één van deze gronden aan het bezwaar is tegemoetgekomen, leidt niet tot een ander oordeel. Belanghebbende kon immers niet meer bereiken met dan vernietiging van de naheffingsaanslag.
Is sprake van een schending van het motiveringsbeginsel?
6. De naheffingsaanslag is door de heffingsambtenaar vernietigd op grond van hetgeen in 2.4 is vermeld. Aangezien belanghebbende niet meer kon bereiken dan vernietiging van de naheffingsaanslag, behoefden de overige gronden van belanghebbende geen bespreking. Van een schending van het motiveringsbeginsel is geen sprake.
Heeft de heffingsambtenaar terecht geen kostenvergoeding voor de bezwaarfase toegekend?
7. Op grond van artikel 7:15, tweede lid, van de Awb vergoedt de heffingsambtenaar de kosten die belanghebbende redelijkerwijs voor de behandeling van het bezwaar heeft moeten maken uitsluitend op verzoek van belanghebbende voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens een aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid.
7.1.
De rechtbank is van oordeel dat uit de stukken blijkt dat belanghebbende het kenteken van de auto onjuist in de parkeerapplicatie heeft aangemeld en de naheffingsaanslag uitsluitend om die reden is vernietigd. De rechtbank is van oordeel dat de herroeping van de naheffingsaanslag in bezwaar daarmee niet het gevolg is geweest van een aan de heffingsambtenaar te wijten onrechtmatigheid, als bedoeld in artikel 7:15, tweede lid, van de Awb. De heffingsambtenaar heeft het verzoek om een kostenvergoeding voor de bezwaarfase dan ook terecht afgewezen. Dat de naheffingsaanslag volgens belanghebbende tevens voor vernietiging in aanmerking kwam, omdat het bedrag aan kosten dat in de Verordening parkeerregulering en parkeerbelasting Goes 2022 het wettelijk maximum te boven gaat, leidt, mede gelet op de betwisting hiervan door de heffingsambtenaar in beroep, niet tot een ander oordeel.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van mr. L.M. de Leeuw van Weenen, op 14 juni 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.