In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld omdat het UWV volgens haar niet op tijd heeft beslist op het bezwaar van 30 januari 2022 tegen het besluit van 30 december 2021 betreffende het ongewijzigd voortzetten van haar uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). De rechtbank doet uitspraak zonder zitting, omdat het beroep kennelijk gegrond is, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank stelt vast dat het UWV niet tijdig heeft beslist op het bezwaar van eiseres. Eiseres had het bezwaarschrift op 30 januari 2022 ingediend, en het UWV had uiterlijk op 1 november 2022 moeten beslissen. Aangezien het UWV deze termijn heeft overschreden, is het beroep ontvankelijk en gegrond. De rechtbank bepaalt dat het UWV alsnog binnen twee weken na verzending van deze uitspraak een besluit moet nemen. Tevens wordt het UWV een dwangsom opgelegd van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-.
Daarnaast moet het UWV het griffierecht van € 50,- aan eiseres vergoeden en een proceskostenvergoeding van € 418,50 betalen, aangezien de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend. De uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, en is openbaar gemaakt op 8 juni 2023. Eiseres heeft recht op vergoeding van de proceskosten, omdat het beroep gegrond is verklaard en het UWV niet tijdig heeft beslist.