ECLI:NL:RBZWB:2023:3919

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 juni 2023
Publicatiedatum
7 juni 2023
Zaaknummer
C/02/408287 KG ZA 23-155 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • mr. Baggel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot medewerking bij verkoop van woning in nalatenschap

In deze zaak vordert eiser, [eiser01], in kort geding dat gedaagde, [gedaagde01], medewerking verleent aan de verkoop van een woning die voor een onverdeelde helft eigendom is van gedaagde en voor de andere helft in de nalatenschap van de overleden erflater valt. De erflater, die in gemeenschap van goederen was gehuwd met gedaagde, heeft bij testament [eiser01] tot enig erfgenaam benoemd. Gedaagde heeft een legaat van gebruik en bewoning van de woning gekregen, maar heeft haar verplichtingen met betrekking tot de hypotheeklasten en verzekeringspremies niet nagekomen. Eiser heeft de erfenis beneficiair aanvaard en is vereffenaar van de nalatenschap. De woning is in slechte staat en er zijn betalingsachterstanden, wat kan leiden tot executieverkoop.

Eiser heeft gedaagde verzocht om medewerking aan de verkoop, maar gedaagde heeft geweigerd toegang te verlenen tot de woning en heeft geen medewerking verleend aan de makelaar. Eiser stelt dat de woning dringend moet worden verkocht om de schulden van de nalatenschap te voldoen. Gedaagde heeft verklaard dat zij de woning zelf wil opruimen, maar gezien haar leeftijd en gezondheid is dit niet aannemelijk.

De voorzieningenrechter oordeelt dat gedaagde medewerking moet verlenen aan de verkoop van de woning. De rechter wijst de vordering van eiser toe en legt gedaagde een dwangsom op voor het geval zij niet voldoet aan de veroordeling. Gedaagde wordt ook veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK Zeeland-West-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: C/02/408287 / KG ZA 23-155
Vonnis in kort geding van 6 juni 2023
in de zaak van
[eiser01],
te [plaats01] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser01] ,
advocaat: mr. W.H. Benard te Dordrecht,
tegen
[gedaagde01],
te [plaats02] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde01] ,
verschenen in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 24 april 2023, met producties 1 t/m 7;
- de mondelinge behandeling op 23 mei 2023.

2.De feiten

  • Op [overlijdensdatum01] is overleden de heer [erflater01] (hierna: erflater).
  • Erflater was ten tijde van zijn overlijden in algehele gemeenschap van goederen gehuwd met [gedaagde01] .
  • [eiser01] is enig kind van erflater uit een eerder huwelijk.
  • Erflater heeft bij testament van 23 november 2021 [eiser01] tot enig en algehele erfgename benoemd. Aan [gedaagde01] is het legaat van recht van gebruik en bewoning van (het aandeel van erflater in) de woning [adres01] te [plaats02] (hierna: de woning) en het legaat van inboedel toegekend. De legaten zijn, voor zover deze waren aanvaard, op 26 november 2022 geëindigd.
  • Erflater was antiekhandelaar. In de woning en in de daarbij behorende schuren en opstallen staat veel van zijn handel opgeslagen.
  • [eiser01] heeft de erfenis beneficiair aanvaard. Zij is vereffenaar van de nalatenschap.
  • De woning is voor de onverdeelde helft eigendom van [gedaagde01] en valt voor de onverdeelde helft in de nalatenschap.
  • Op grond van bepaling d, h en l in het testament van erflater rustte op [gedaagde01] gedurende de periode dat zij gerechtigd was de woning te gebruiken de verplichting om de hypotheeklasten en de verzekeringspremies met betrekking tot de woning te voldoen. Daarnaast rustte op haar op grond van bepaling i in het testament de verplichting het woonhuis voor haar rekening te onderhouden en op haar kosten alle herstellingen te (doen) verrichten die geacht kunnen worden te behoren tot het normale onderhoud.
  • [eiser01] heeft op 5 oktober 2022 van de Rabobank bericht ontvangen dat er een achterstand is in de betaling van de hypotheeklasten. Op 29 maart 2023 heeft Nationale Nederlanden haar geïnformeerd dat er een betalingsachterstand is in de betaling van de verzekeringspremies.
  • [gedaagde01] heeft niet de financiële middelen om in de woning te kunnen blijven wonen.
  • Omstreeks januari 2023 zijn partijen overeengekomen dat aan [makelaar01] de opdracht tot dienstverlening met betrekking tot de verkoop van de woning zal worden gegeven.
  • De makelaar heeft [gedaagde01] meerdere malen verzocht de opdracht tot dienstverlening te tekenen. [gedaagde01] heeft dat eerst geweigerd
  • [gedaagde01] heeft de opdracht tot dienstverlening uiteindelijk op 20 maart 2023 alsnog getekend.
  • [gedaagde01] heeft vervolgens haar medewerking aan het verdere verloop van het verkoopproces van de woning geweigerd en zij heeft [eiser01] en/of de makelaar niet in de gelegenheid gesteld om de woning ten behoeve van de verkoop te betreden.

3.Het geschil

3.1.
[eiser01] vordert -als voorlopige voorziening:
I [gedaagde01] te veroordelen om binnen twee weken na betekening van dit vonnis haar `medewerking te verlenen aan alles wat nodig is om de woning aan de [adres01] te [plaats02] in de verkoop te zetten en alle handelingen te verrichten die nodig zijn om de verkoop en levering van de woning tot stand te brengen. Concreet wordt de medewerking van [gedaagde01] gevorderd voor de volgende handelingen:
a. het op eerste verzoek daartoe toegang te verschaffen tot de woning en overige opstallen aan [eiser01] door middel van het af te geven van de sleutels en zelf op deze momenten afwezig te zijn, zodat [eiser01] het volgende kan doen:
- samen met haar echtgenoot en een taxateur/opkoper/antiekhandelaar een inventarisatie maken van de inboedel en het gedeeltelijk opruimen van de woning en afvoeren c.qa. verkopen van antiek;
- het laten inmeten van de woning door de makelaar en het laten maken van foto’s ten behoeve van de verkoop;
- het laten opstellen van en bouwtechnische keuring;
b. het zich refereren aan de door de makelaar vast te stellen vraag- laat- en verkoopprijs;
c. het toegang verschaffen aan de makelaar voor het laten bezichtigen van de woning aan potentiële kopers op de door de makelaar aan te geven dagen en zelf op die momenten afwezig te zijn;
d het plaatsen van een handtekening op de koopovereenkomst, indien een koper bereid is de door de makelaar aangehouden verkoopprijs of een hoger bedrag te betalen;
e. het ondertekenen van de daartoe benodigde documenten die nodig zijn voor de overdracht van de woning aan de koper dan wel daartoe een volmacht af te geven;
f. het leeg en opgeruimd achterlaten van de woning en het verstrekken van de sleutels bij het opleveren van de woning, binnen drie maanden na het tekenen van de koopakte;
II voor wat betreft het gevorderde onder I a., c. en f. op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag of gedeelte daarvan dat [gedaagde01] in gebreke blijft daaraan te voldoen, met een maximum van € 50.000,00;
voor wat betreft het gevorderde onder I b. d. en e. te bepalen dat indien [gedaagde01] niet voldoet aan de veroordeling, het af te geven vonnis in de plaats treedt van de vereiste toestemming, wilsverklaring, medewerking en/of handtekening van [gedaagde01] ,
III [gedaagde01] te veroordelen in de kosten van deze procedure, de eventuele nakosten daaronder begrepen.
3.2.
[eiser01] stelt zich op het standpunt dat de woning dringend moet worden verkocht. De woning wordt slecht onderhouden waardoor de waarde vermindert. Bovendien zijn er achterstanden ontstaan in de betaling van de hypotheekrente en de verzekering van de woning, wat zou kunnen leiden tot executieverkoop van de woning. Van [eiser01] kan niet gevergd worden dat zij nog langer in een onverdeeldheid blijft. [gedaagde01] dient aan de verkoop van de woning haar medewerking te verlenen. Zij heeft daartoe eerder ook een opdracht tot verkoop getekend. De woning moet ten behoeve van de verkoop grondig opgeruimd worden. De woning staat zo vol met spullen dat het niet mogelijk is om naar de tweede verdieping te gaan. [gedaagde01] laat echter niemand toe in de woning.
3.3.
[gedaagde01] heeft het volgende verweer gevoerd. Zij is het ermee eens dat de woning wordt verkocht, want zij kan die niet bekostigen. Ze is niet bereid om de makelaar of derden de toegang tot de woning te verschaffen als zijzelf daar niet bij mag zijn. Zij wil pertinent niet dat [eiser01] in de woning komt, ook niet om deze op te ruimen. Zij ruimt de woning zelf op.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eiser01] vordert in kort geding medewerking van [gedaagde01] aan de verkoop van de woning, een gemeenschapsgoed. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 31 maart 2023 (ECLI:NL:HR:2023:499) beslist dat dat mogelijk is.
4.2.
Nu [eiser01] de nalatenschap beneficiair heeft aanvaard, moet de nalatenschap eerst worden vereffend. Vast staat dat de vereffening nog niet is afgerond. Door [eiser01] is tijdens de mondelinge behandeling onweersproken gesteld dat de verkoop van de woning noodzakelijk is voor het voldoen van de schulden van de nalatenschap. De verkoop van de woning is daarom onderdeel van de vereffening (artikel 4:215 BW). Partijen zijn het er ook over eens dat de woning dient te worden verkocht. [gedaagde01] heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat zij erachter staat dat de woning wordt verkocht en dat dit snel moet gebeuren. Dat zij achter de verkoop staat blijkt voorts uit het feit dat zij de opdracht tot dienstverlening aan de makelaar met betrekking tot de verkoop van de woning heeft getekend.
4.3.
Gebleken is dat [gedaagde01] ondanks het voorgaande echter geen enkele medewerking verleent of wenst te verlenen om tot die verkoop te komen. Onweersproken is gesteld dat [gedaagde01] niemand toelaat tot de woning, ook niet de makelaar of [eiser01] en dat de woning helemaal vol staat met spullen, zodanig dat de bovenverdieping niet bereikt kan worden. Het is dus noodzakelijk dat de woning wordt opgeruimd. Weliswaar stelt [gedaagde01] dat zij daartoe zelf in staat is, maar dat is gelet op haar leeftijd (83), haar fysieke gesteldheid en haar niet meewerkende houding tot nu toe onvoldoende aannemelijk. Het voorgaande betekent dat het noodzakelijk is dat [eiser01] , die bovendien mede-eigenaar is, toegang tot de woning krijgt om deze te kunnen opruimen. Daarnaast dient de makelaar in de gelegenheid te worden gesteld om de woning te betreden om de noodzakelijke werkzaamheden te verrichten ten behoeve van de verkoop van de woning.
Het gevorderde zal daarom worden toegewezen echter met dien verstande dat, zoals tijdens de mondelinge behandeling besproken, het antiek zal worden afgevoerd en opgeslagen en voorts met dien verstande dat de onder 1 sub a gevorderde afwezigheid van [gedaagde01] enkel ziet op het maken van foto’s ten behoeve van de verkoop, een en ander zoals tijdens de mondelinge behandeling door [eiser01] verklaard.
Nu [gedaagde01] uitdrukkelijk heeft verklaard [eiser01] onder geen beding toegang tot de woning te zullen verschaffen en nu, gelet op haar niet meewerkende houding tot nu toe, voorts niet uitgesloten is dat zij niet aan een eventuele veroordeling zal voldoen, zullen de dwangsommen zoals gevorderd worden toegewezen, evenals de gevorderde reële executie.
4.4.
[gedaagde01] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser01] worden vastgesteld op
- betekening oproeping € 106,73
- griffierecht 314,00
- salaris advocaat
1.079,00
Totaal € 1.499,73
4.5.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde01] om binnen twee weken na betekening van dit vonnis haar medewerking te verlenen aan alles wat nodig is om de woning aan de [adres01] te [plaats02] in de verkoop te zetten en alle handelingen te verrichten die nodig zijn om de verkoop en levering van de woning tot stand te brengen, meer in het bijzonder:
a. het op eerste verzoek daartoe toegang te verschaffen tot de woning en overige opstallen aan [eiser01] door middel van het af te geven van de sleutels, zodat [eiser01] het volgende kan doen:
- samen met haar echtgenoot en een taxateur/opkoper/antiekhandelaar een inventarisatie maken van de inboedel en het gedeeltelijk opruimen van de woning en afvoeren van antiek;
- het laten inmeten van de woning door de makelaar en het laten maken van foto’s ten behoeve van de verkoop, waarbij [gedaagde01] afwezig zal zijn;
- het laten opstellen van en bouwtechnische keuring;
b. het zich refereren aan de door de makelaar vast te stellen vraag- laat- en verkoopprijs;
c. het toegang verschaffen aan de makelaar voor het laten bezichtigen van de woning aan potentiële kopers op de door de makelaar aan te geven dagen en zelf op die momenten afwezig te zijn;
d het plaatsen van een handtekening op de koopovereenkomst, indien een koper bereid is de door de makelaar aangehouden verkoopprijs of een hoger bedrag te betalen;
e. het ondertekenen van de documenten die nodig zijn voor de overdracht van de woning aan de koper dan wel daartoe een volmacht af te geven;
f. het leeg en opgeruimd achterlaten van de woning en het verstrekken van de sleutels bij het opleveren van de woning, binnen drie maanden na het tekenen van de koopakte;
5.2.
bepaalt dat [gedaagde01] ten aanzien van de veroordelingen onder 5.1 onder a, c. en f, een dwangsom verbeurt van € 500,00 per dag of gedeelte daarvan dat [gedaagde01] in gebreke blijft daaraan te voldoen, met een maximum van € 50.000,00;
5.3.
bepaalt dat indien [gedaagde01] niet voldoet aan de veroordeling onder 5.1. onder b. d. en e., dit vonnis in de plaats treedt van de vereiste toestemming, wilsverklaring, medewerking en/of handtekening van [gedaagde01] ;
5.4.
bepaalt dat geen dwangsommen zullen worden verbeurd voor zover dit naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar moet worden geacht, in aanmerking genomen de mate waarin aan de beslissing is voldaan, de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid van de overtreding;
5.5.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser01] tot dit vonnis vastgesteld op € 1.499,73,
5.6.
veroordeelt [gedaagde01] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 173,00 aan salaris advocaat,
- te vermeerderen met € 90,00 aan salaris advocaat en met de explootkosten als [gedaagde01] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden,
5.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Baggel en in het openbaar uitgesproken op 6 juni 2023.