Op 7 juni 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een vrijwaringszaak tussen twee besloten vennootschappen. Eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. C.J. Spitters, vorderde dat gedaagde, vertegenwoordigd door advocaat mr. W.E. Boonk, haar zou vrijwaren voor aanspraken van derden, in dit geval [bedrijf01] en [bedrijf02], indien in een hoofdzaak zou worden geoordeeld dat eiseres aansprakelijk was voor schade. De procedure volgde op een eerder vonnis van 20 juli 2022, waarin de zaak was gevoegd met een hoofdzaak. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres aansprakelijk was voor letselschade van een werknemer van [bedrijf01] en dat deze aansprakelijkheid ook door [bedrijf01] was erkend.
De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar de toepasselijkheid van de Metaalunievoorwaarden (MUV) en met name naar artikel 13, dat betrekking heeft op aansprakelijkheid en vrijwaring. Eiseres stelde dat gedaagde haar diende te vrijwaren op basis van deze voorwaarden, maar gedaagde voerde aan dat de vrijwaring niet van toepassing was in deze situatie. De rechtbank oordeelde dat de vordering van eiseres niet voor toewijzing in aanmerking kwam, omdat er geen aansprakelijkheid was vastgesteld in de hoofdzaak die gedaagde zou moeten vrijwaren. Bovendien werd vastgesteld dat eiseres zelf verantwoordelijk was voor de schade, aangezien zij niet tijdig een beroep had gedaan op haar verzekering.
De rechtbank heeft de vordering van eiseres in vrijwaring afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten. De kosten aan de zijde van gedaagde werden begroot op € 1.872,-, met een mogelijkheid tot nakosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 7 juni 2023.