Op 8 juni 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda. Eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van 25 augustus 2021, waarbij zijn IOAW-uitkering over de periode van 1 januari 2019 tot en met 31 oktober 2019 was ingetrokken en de reeds verstrekte uitkering was teruggevorderd. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet op de zitting aanwezig was, maar dat het college vertegenwoordigd was door mr. S.S. Hyder.
De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld. Eiser ontving een IOAW-uitkering, maar het college had zijn recht op uitkering ingetrokken op basis van een schending van de inlichtingenplicht. Eiser had niet alle gevraagde bankafschriften overgelegd, waardoor het college niet kon vaststellen wanneer eiser buiten Nederland verbleef. In een brief van 9 december 2022 heeft het college echter aangegeven dat het nu wel in staat is om het recht op uitkering vast te stellen, wat in strijd is met het eerdere besluit.
De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit niet deugdelijk was gemotiveerd en verklaarde het beroep gegrond. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit voor zover het de intrekking van de IOAW-uitkering over bepaalde periodes betrof en herroept het besluit van 11 november 2020. De rechtbank gaf het college de opdracht om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen over de terugvordering van de uitkering. Tevens werd bepaald dat het college het door eiser betaalde griffierecht moest vergoeden.
Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.