ECLI:NL:RBZWB:2023:3996

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 juni 2023
Publicatiedatum
12 juni 2023
Zaaknummer
10305842 CV EXPL 23-217
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • Kool
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding en ontruiming van een huurwoning toegewezen

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 juni 2023 uitspraak gedaan in een huurovereenkomst tussen [eiser01] en [gedaagden01] c.s. De eiser, [eiser01], heeft de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning gevorderd, omdat de gedaagden, [gedaagden01] c.s., in gebreke zijn gebleven met het betalen van de huur. De huurovereenkomst is op 21 maart 2022 aangegaan, maar de gedaagden hebben van augustus 2022 tot en met mei 2023 de huur niet of te laat betaald. Ondanks een sommatie en een betalingsregeling is de huurachterstand verder opgelopen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurachterstand op het moment van dagvaarden 6 maanden bedroeg en dat deze inmiddels is opgelopen tot bijna 8 maanden. De gedaagden hebben de huurachterstand erkend, maar hebben aangevoerd dat persoonlijke omstandigheden hen in de problemen hebben gebracht. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst door de gedaagden voldoende grond biedt voor ontbinding van de overeenkomst. De vordering van de eiser tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning is toegewezen. De kantonrechter heeft de gedaagden ook veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur en buitengerechtelijke kosten, en hen in de proceskosten veroordeeld. De rechter heeft benadrukt dat een goede betalingsregeling kan helpen om ontruiming te voorkomen, maar dat de wet geen mogelijkheid biedt om een betalingsregeling op te leggen via een vonnis.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Cluster I Civiele kantonzaken
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer: 10305842 CV EXPL 23-217
Vonnis van 7 juni 2023
in de zaak van
[eiser01],
wonende te [woonplaats01] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser01] ,
gemachtigden: [gemachtigde01] en mr. F.A. Rippen, gerechtsdeurwaarders te Amsterdam,
tegen

1.[gedaagde01]

en
2.
[gedaagde02],
beiden wonende te [woonplaats02] ,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagden01] c.s.,
verschenen bij mevrouw [naam01] .

1.De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 19 april 2023 en de daarin genoemde stukken;
- de mondelinge behandeling van 8 mei 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2
Bij de mondelinge behandeling zijn door [eiser01] nog een specificatie van de vordering per 8 mei 2023 en een huurverhogingsbrief van 16 januari 2023 overgelegd. Deze stukken zijn ter zitting besproken en toegevoegd aan het dossier.
1.3
Ter zitting is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1
Sinds 21 maart 2022 bestaat tussen [gedaagden01] c.s. als huurder en [eiser01] als verhuurder een huurovereenkomst voor de zelfstandige woonruimte aan de [adres01] te [woonplaats02] (hierna: de woning). De aanvangshuurprijs bedraagt € 1.285,00 per maand inclusief servicekosten en is bij vooruitbetaling verschuldigd.
2.2
Op de huurovereenkomst zijn de ‘ALGEMENE BEPALINGEN HUUROVEREENKOMST WOONRUIMTE’, vastgesteld op 30 juli 2003 en gedeponeerd op 31 juli 2003 bij de griffie van de rechtbank te Den Haag en aldaar ingeschreven onder [nummer01] , hierna te noemen: ‘algemene bepalingen’, van toepassing verklaard.
2.3
Over de periode van augustus 2022 tot en met mei 2023 heeft [gedaagden01] c.s. de huurpenningen niet of te laat betaald. Bij brief van 2 november 2022 heeft [eiser01] [gedaagden01] c.s. gesommeerd de achterstallige huur te betalen binnen 14 dagen vanaf de dag nadat deze brief is bezorgd, met de aanzegging dat bij het uitblijven van tijdige betaling buitengerechtelijke incassokosten vermeerderd met btw en de wettelijke rente in rekening worden gebracht. Hierna hebben partijen een betalingsregeling afgesproken, welke door [gedaagden01] c.s. niet is nagekomen. [gedaagden01] c.s. heeft deelbetalingen gedaan, maar de huurachterstand is desondanks nog verder opgelopen.

3.Het geschil

3.1
[eiser01] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de tussen partijen bestaande huurovereenkomst te ontbinden en [gedaagden01] c.s. te veroordelen tot ontruiming van de woning, alsmede om [gedaagden01] c.s. hoofdelijk te veroordelen tot betaling van € 8.124,72 (bestaande uit € 7.710,00 aan achterstallige huur en € 764,72 aan buitengerechtelijke kosten, te verminderen met een nabetaling van € 350,00), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 januari 2023 tot aan de dag van algehele voldoening, en een gebruiksvergoeding van € 1.285,00 per maand vanaf 1 februari 2023 tot aan de ontruiming, met veroordeling van [gedaagden01] c.s. in de proceskosten.
3.2
[eiser01] legt aan zijn vordering ten grondslag dat [gedaagden01] c.s. door het laten ontstaan van een huurachterstand is tekortgeschoten in de nakoming van de huurovereenkomst. Deze tekortkoming rechtvaardigt een ontbinding van de huurovereenkomst met haar gevolgen.
3.3
[gedaagden01] c.s. betwist niet dat er een (forse) huurachterstand is ontstaan. De huurachterstand is ontstaan door persoonlijke/financiële omstandigheden. Inmiddels zijn er mogelijkheden om de huurachterstand (op korte termijn) in te lopen. [gedaagden01] c.s. wil in de woning blijven wonen.

4.De beoordeling

4.1
Op het moment van dagvaarden bedroeg de huurachterstand 6 maanden. Ter zitting heeft [eiser01] een specificatie overgelegd van de huurachterstand per 8 mei 2023 (de dag van mondelinge behandeling). Hieruit blijkt dat de huurachterstand is opgelopen tot bijna 8 maanden. Dit wordt door [gedaagden01] c.s. niet betwist. Dat betekent dat [gedaagden01] c.s. de huurovereenkomst al langere tijd niet nakomt. [eiser01] vordert dan ook terecht de ontbinding van de huurovereenkomst. De kantonrechter zal de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en de vordering tot ontruiming van de woning toewijzen. De door [gedaagden01] c.s. aangevoerde persoonlijke omstandigheden komen, hoe vervelend ook voor [gedaagden01] c.s., voor zijn rekening en risico.
4.2
De kantonrechter wijst [gedaagden01] c.s. erop dat [eiser01] niet verplicht is van de veroordeling tot ontruiming gebruik te maken. Een goede betalingsregeling, die stipt wordt nagekomen, en tijdige betaling van de lopende huur leiden er vaak toe dat het niet tot een ontruiming van de woning komt. Voor het treffen van een betalingsregeling dient [gedaagden01] c.s. contact op te nemen met de gemachtigde van [eiser01] , omdat de wet de kantonrechter niet de mogelijkheid biedt om bij vonnis een betalingsregeling op te leggen.
4.3
Uit de specificatie die ter zitting door [eiser01] is overgelegd, blijkt dat de huurachterstand volgens hem tot 1 juni 2023 € 9.659,00 bedraagt (13.055,00 - € 3.396,00 aan deelbetalingen). Bij de berekening van zijn vordering gaat [eiser01] ervan uit dat de huurprijs met ingang van 1 februari 2023 is verhoogd van € 1.285,00 naar € 1.336,25 (inclusief servicekosten). De kantonrechter gaat aan die verhoging voorbij, omdat deze door [eiser01] bij dagvaarding niet is gevorderd. [eiser01] heeft zijn eis later ook niet vermeerderd. Bij het berekenen van de huurachterstand zal daarom uit worden gegaan van de aanvankelijke huurprijs.
4.4
De vordering van [eiser01] tot betaling van de buitengerechtelijke kosten voldoet aan de wettelijke eisen. Het gevorderde bedrag van € 764,72 komt overeen met het daarvoor geldende tarief, zodat dit bedrag toewijsbaar is. [gedaagden01] c.s. heeft deze kosten niet weersproken.
4.5
De kantonrechter wijst in totaal een door [gedaagden01] c.s. aan [eiser01] te betalen bedrag toe van € 10.218,72. De huurachterstand bedraagt 10 maanden (tot en met mei 2023) x € 1.285,00 is € 12.850,00. De buitengerechtelijke incassokosten bedragen € 764,72. Op het totaal van deze bedragen samen worden de deelbetalingen ter hoogte van € 3.396,00 in mindering gebracht.
4.6
[eiser01] vordert verder wettelijke rente over een bedrag van € 8.124,72 tot aan de dag van algehele voldoening. Bij de berekening van dat bedrag is [eiser01] uitgegaan van de aanvankelijke huurprijs. De gevorderde wettelijke rente wordt daarom toegewezen.
4.7
De kantonrechter wijst de vordering tot betaling van (een bedrag gelijk aan) de huurprijs van € 1.285,00 per maand tot aan het moment van ontruiming op grond van het voorgaande eveneens toe.
4.8
[gedaagden01] c.s. is de partij die grotendeels ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten, inclusief de nakosten, worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiser01] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
130,58
- griffierecht
244,00
- salaris gemachtigde
660,00
(2,00 punten × € 330,00)
Totaal
1.034,58
4.9
De kantonrechter begroot de na dit vonnis te maken kosten op € 132,00 aan salaris gemachtigde als [gedaagden01] c.s. niet vrijwillig binnen 14 dagen na aanschrijving van [eiser01] volledig aan dit vonnis voldoet.

5.De beslissing

De kantonrechter
ontbindt met ingang van de dag na heden de huurovereenkomst tussen partijen betreffende de woning met aanhorigheden, staande en gelegen te ( [postcode01] ) [woonplaats02] , aan het adres [adres01] ;
veroordeelt [gedaagden01] c.s. om het gehuurde binnen twee weken na betekening van dit vonnis met al de zijnen en het zijne te ontruimen en verlaten en met afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van [eiser01] te stellen;
veroordeelt [gedaagden01] c.s. hoofdelijk, en wel zo dat wanneer de een betaalt, de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser01] te betalen:
- een bedrag van € 10.218,72 aan achterstallige huur tot en met 31 mei 2023 en buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 8.124,72 vanaf 12 januari 2023 tot aan de dag van algehele voldoening;
- een bedrag van € 1.285,00 per maand of gedeelte daarvan aan huur vanaf 1 juni 2023 tot de ontbinding van de huurovereenkomst;
- een bedrag van € 1.285,00 per maand of gedeelte daarvan aan gebruiksvergoeding vanaf de ontbinding van de huurovereenkomst tot de feitelijke ontruiming van het gehuurde;
veroordeelt [gedaagden01] c.s. in de kosten van dit geding, aan de zijde van [eiser01] tot op heden vastgesteld op een bedrag van € 1.034,58;
verklaart de hiervoor uitgesproken veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Kool en in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2023.