ECLI:NL:RBZWB:2023:3999

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 juni 2023
Publicatiedatum
12 juni 2023
Zaaknummer
10327652 CV EXPL 23-308
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Van der Burgt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente na verzuim in betaling van facturen

In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, heeft eiser, een besloten vennootschap, een vordering ingesteld tegen gedaagde, eveneens een besloten vennootschap, wegens onbetaalde facturen voor geleverde auto-onderdelen. De procedure begon met een dagvaarding op 23 januari 2023, gevolgd door een mondelinge behandeling en schriftelijke conclusies. Eiser vorderde betaling van buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente, omdat gedaagde in verzuim verkeerde door de facturen te laat te betalen.

De feiten tonen aan dat gedaagde in de periode van augustus tot november 2022 meerdere auto-onderdelen heeft gekocht, maar de bijbehorende facturen niet tijdig heeft voldaan. Eiser heeft na het verstrijken van de betaaltermijnen een aanmaning gestuurd, maar gedaagde heeft slechts een deel van het verschuldigde bedrag betaald, waarbij de buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente onbetaald zijn gebleven.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat gedaagde inderdaad in verzuim verkeerde en dat eiser recht heeft op de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente. Het verweer van gedaagde dat eiser de proceskosten zelf zou moeten dragen, werd verworpen. De kantonrechter heeft gedaagde veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, inclusief de proceskosten, en verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Cluster I Civiele kantonzaken
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer: 10327652 CV EXPL 23-308
Vonnis van 7 juni 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap
[eiser01] BV,
gevestigd te [vestigingsplaats01] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser01] ,
gemachtigde: De heer [naam01] van AGIN Timmermans Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde01] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats02] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde01] ,
verschenen bij de heer [naam02] , bestuurder.

1.De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 23 januari 2023 met producties;
  • het mondelinge antwoord met producties;
  • de conclusie van repliek tevens akte van eisvermindering;
  • de conclusie van dupliek.
1.2
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1
In de periode van augustus tot en met november 2022 heeft [gedaagde01] meermaals auto-onderdelen van [eiser01] gekocht en geleverd gekregen.
2.2
[eiser01] heeft voor de verkochte onderdelen een drietal facturen verstuurd aan [gedaagde01] :
Factuurnummer Factuurdatum Factuurbedrag
[factuurnummer01] 11-08-2022 € 223,67
[factuurnummer02] 09-09-2022 € 72,99
[factuurnummer03] 11-11-2022 € 72,15
2.3
De uiterlijke betaaltermijn van de facturen is telkens op de 14e dag na de factuurdatum verstreken.
2.4
Op 17 november 2022 heeft de gemachtigde van [eiser01] (hierna te noemen: AGIN) een aanmaning verstuurd aan [gedaagde01] , waarin betaling wordt gevraagd van de drie facturen van in totaal € 368,81, vermeerderd met de buitengerechtelijke incassokosten van € 55,32 en de wettelijke rente.
2.5
In haar e-mail van 17 november 2022, 11:40 uur, schrijft [gedaagde01] het volgende:
“Best knap dat een factuur van 11 november bij u ligt.”
2.6
Het antwoord van AGIN, eveneens van 17 november 2022, luidt daarop:
“Dat lijkt zo op het oog vreemd, echter op basis van uw betaalgedrag is het voor de hand liggend dat u de factuur van 11 november 2022 ook niet op tijd zult betalen aan cliënte.
Mocht u die factuur wel binnen de 14 dagen betalen, dan corrigeren wij de incassokosten hierop.
In dat geval ontvang ik graag een betaalbewijs.”
2.7
Op 21 november 2022 heeft [gedaagde01] een bedrag van € 368,81 aan [eiser01] betaald onder vermelding van de factuurnummers genoemd onder 2.2. De buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke rente heeft [gedaagde01] onbetaald gelaten.

3.Het geschil

3.1
[eiser01] vordert, na vermindering van eis, veroordeling van [gedaagde01] tot betaling van een bedrag van € 50,64, bestaande uit buitengerechtelijke incassokosten van € 44,50 en wettelijke rente van € 6,14, met veroordeling van [gedaagde01] in de proceskosten en nakosten.
3.2
[eiser01] baseert haar vordering op de volgende – zakelijk weergegeven – stellingen.
[gedaagde01] heeft de facturen van 11 augustus 2022, 9 september 2022 en 11 november 2022 te laat betaald. Door het verstrijken van de uiterlijke betaaltermijn verkeert [gedaagde01] in verzuim. [eiser01] maakt daarom aanspraak op de buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke handelsrente.
3.3
[eiser01] heeft haar eis bij conclusie van repliek verminderd, omdat de uiterlijke betaaltermijn van de factuur van 11 november 2022 nog niet was verstreken toen zij bij brief van 17 november 2022 aanspraak maakte op de buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke handelsrente over die factuur. [eiser01] vordert nu alleen nog buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke handelsrente over de facturen van 11 augustus 2022 en 9 september 2022.
3.4
[gedaagde01] heeft bij conclusie van antwoord verweer gevoerd tegen de buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente, maar zij heeft dit verweer in haar conclusie van dupliek niet gehandhaafd. Wel voert zij verweer tegen de gevorderde proceskosten. [eiser01] heeft in haar e-mail van 17 november 2022 toegezegd dat zij de buitengerechtelijke incassokosten opnieuw zou berekenen, indien [gedaagde01] de factuur van 11 november 2022 binnen de gestelde termijn van 14 dagen zou betalen. Dit heeft [gedaagde01] gedaan, maar [eiser01] heeft het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten en rente pas bij conclusie van repliek verminderd. [gedaagde01] is van mening dat [eiser01] dit eerder had kunnen en moeten doen. In dat geval zou [gedaagde01] de buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente hebben voldaan en was deze procedure niet nodig geweest. Daarom moet [eiser01] volgens [gedaagde01] zelf de proceskosten betalen.

4.De beoordeling

4.1
[gedaagde01] betwist niet (meer) dat zij een bedrag van € 44,50 aan buitengerechtelijke incassokosten en € 6,14 aan wettelijke handelsrente verschuldigd is. In beginsel liggen die vorderingen dus voor toewijzing gereed. De kantonrechter moet de buitengerechtelijke incassokosten die [eiser01] vordert echter ambtshalve toetsen. De kantonrechter overweegt hierover als volgt.
4.2
De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu de vordering voortvloeit uit een tussen partijen gesloten koopovereenkomst.
4.3
De uiterlijke betaaltermijn van de facturen van 11 augustus 2022 en 9 september 2022 was al verstreken toen [eiser01] bij brief van 17 november 2022 aanspraak maakte op de buitengerechtelijke incassokosten. [gedaagde01] verkeerde ten aanzien van die facturen dus in verzuim. [eiser01] heeft voldoende gesteld dat zij buitengerechtelijke incassowerkzaamheden heeft verricht om [gedaagde01] ertoe te bewegen de facturen van 11 augustus 2022 en 9 september 2022 te betalen. Verder komt het gevorderde bedrag van € 44,50 overeen met het in het Besluit bepaalde tarief over de facturen van 11 augustus 2022 en 9 september 2022 (in totaal € 296,66). De vordering tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten wordt toegewezen.
4.4
Nu het afzonderlijke verweer tegen de wettelijke rente door [gedaagde01] in haar conclusie van dupliek niet is gehandhaafd, wijst de kantonrechter deze vordering toe.
4.5
[gedaagde01] voert aan dat de vordering van de proceskosten moet worden afgewezen, omdat [gedaagde01] de buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente zou hebben betaald indien [eiser01] de berekening na de betaling van [gedaagde01] op 21 november 2022 direct had aangepast. Volgens [gedaagde01] was het dan niet tot een procedure gekomen. De kantonrechter verwerpt dit verweer. In haar conclusie van antwoord voert [gedaagde01] namelijk aan dat zij van mening is dat zij sowieso geen buitengerechtelijke kosten verschuldigd is, omdat er (in de visie van [gedaagde01] ) te snel incassomaatregelen zijn getroffen. De kantonrechter neemt daarom niet zonder meer aan dat [gedaagde01] de correcte buitengerechtelijke kosten meteen zou hebben betaald. De gerechtelijke procedure die [eiser01] is gestart, is dus niet kansloos of onnodig geweest.
4.6
De kantonrechter veroordeelt [gedaagde01] als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten, waaronder de nakosten.
De proceskosten van [eiser01] worden tot op heden vastgesteld op:
- griffierecht € 128,00
- explootkosten € 109,33
- salaris gemachtigde
€ 78,00(2 punten à € 39,00)
- totaal € 315,33
4.7
De na dit vonnis te maken kosten worden begroot op € 19,50 aan salaris gemachtigde als [gedaagde01] niet vrijwillig binnen 14 dagen na aanschrijving van [eiser01] volledig aan dit vonnis voldoet.

5.De beslissing

De kantonrechter
veroordeelt [gedaagde01] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser01] te betalen een bedrag van € 50,64;
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser01] tot dit vonnis vastgesteld op € 315,33;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van der Burgt en in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2023.