ECLI:NL:RBZWB:2023:4007

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 mei 2023
Publicatiedatum
12 juni 2023
Zaaknummer
10123468 CV EXPL 22-3562 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Rouwen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van declaratie door advocaat en reconventionele vordering tot schadevergoeding

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, vordert de eiseres in conventie, een advocaat, betaling van een declaratie van € 4.558,23 van de gedaagde in conventie, die haar belangen heeft laten behartigen in een geschil met een derde partij. De eiseres stelt dat de gedaagde haar betalingsverplichtingen uit hoofde van de overeenkomst van opdracht niet is nagekomen. De gedaagde betwist de vordering en stelt dat de eiseres tekort is geschoten in haar verplichtingen door geen bodemprocedure op te starten en geen toevoeging aan te vragen. De kantonrechter oordeelt dat de eiseres niet tekort is geschoten in haar verplichtingen en wijst de vordering in conventie toe tot een bedrag van € 3.749,57, met wettelijke rente. In reconventie vordert de eiseres in reconventie een voorschot op schadevergoeding, maar deze vordering wordt afgewezen. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij haar eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Cluster I Civiele kantonzaken
Tilburg
zaaknummer 10123468 CV EXPL 22-3562
vonnis van 24 mei 2023
in de zaak van
[eiseres in conventie] B.V.,
kantoorhoudende te [plaats 1] ,
eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
gemachtigde: [eiseres in conventie] , advocaat te [plaats 1] ,
tegen
[gedaagde in conventie] ,
wonende te [plaats 2] ,
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
gemachtigde: mr. J. van Boekel, advocaat te Tilburg.
Partijen worden hierna [eiseres in conventie] en [gedaagde in conventie] genoemd.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
a. het tussenvonnis van 14 december 2022, met de daarin genoemde stukken;
b. de conclusie van antwoord in reconventie;
c. de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van 6 april 2023;
d de akte na comparitie, met één productie;
e de antwoordakte na comparitie.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

In conventie en in reconventie:
Tussen partijen staat het volgende vast:
a. Bij brief van 24 augustus 2020 heeft [eiseres in conventie] aan [gedaagde in conventie] een opdrachtbevestiging gestuurd. Hierin staat:

Heden verzocht u mij om uw belangen te behartigen terzake uw geschil met [bedrijf] .
We hebben afgesproken dat u mij volmacht geeft voor de uitvoering van mijn werkzaamheden in het kader van de overeenkomst van opdracht.
Dan enkele afspraken van financiële aard. Voor mijn werkzaamheden berekenen wij u een uurtarief van € 215,- te vermeerderen met BTW en 5% kantoorkosten. Op korte termijn zal ik u een voorschotnota toesturen met het verzoek deze te voldoen binnen de op de nota gestelde termijn. Mocht de voorschotnota de kosten voor de verrichtte werkzaamheden overschrijden, dan wordt dit bedrag uiteraard bij afwikkeling van het dossier terugbetaald op het bij ons bekende rekeningnummer. Afhankelijk van de duur van de zaak zullen aan u tussentijdse declaraties worden gezonden. Mocht u gedurende het traject een overzicht wensen van de verrichtte werkzaamheden, dan kunt u uiteraard te allen tijde contact opnemen.
Wanneer uw contactgegevens (adres, telefoonnummer, e-mailadres) wijzigen, verzoek ik u vriendelijk dit te willen laten weten zodat wij u steeds kunnen bereiken.
Op deze opdracht zijn algemene voorwaarden van toepassing welke u kunt vinden op onze website [website] . Tevens is onze kantoorklachtenregeling van toepassing.
Wij danken u voor uw opdracht, waaraan de uiterste zorg zal worden besteed.”
b. Bij factuur van 28 oktober 2020 heeft [eiseres in conventie] een tussentijdse declaratie ten bedrage van € 2.750,78 (inclusief btw) aan [gedaagde in conventie] gestuurd. Er is een bedrag van € 1.000,00 als voorschot in mindering gebracht. Op de voorschotnota van € 1.210,00 heeft [gedaagde in conventie] een bedrag betaald van € 1.100,00.
c. Op 3 december 2020 heeft [eiseres in conventie] haar werkzaamheden opgeschort.
d. Op 28 januari 2021 heeft [eiseres in conventie] een einddeclaratie ten bedrage van € 1.849,17 (inclusief btw) aan [gedaagde in conventie] gestuurd.
e. Bij brief van 28 januari 2021 heeft [eiseres in conventie] [gedaagde in conventie] bericht niet langer haar belangen te kunnen behartigen in het geschil met [bedrijf] .
3.1
Het geschil
In conventie:
3.1
[eiseres in conventie] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
a. [gedaagde in conventie] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 4.558,23 (€ 4.399,95 +
€ 158,28), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 september 2022 tot aan de dag van de volledige betaling;
b. [gedaagde in conventie] te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten van € 677,46;
c. [gedaagde in conventie] te veroordelen in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten indien betaling van de nakosten niet binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis plaatsvindt.
3.2
[eiseres in conventie] legt, samengevat, aan haar vorderingen ten grondslag dat [gedaagde in conventie] haar betalingsverplichtingen uit hoofde van de op 24 augustus 2022 gesloten overeenkomst van opdracht niet is nagekomen.
3.3
[gedaagde in conventie] concludeert tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [eiseres in conventie] in de kosten van deze procedure en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten indien deze kosten niet worden voldaan binnen 14 dagen na het wijzen van dit vonnis.
3.3.1.
[gedaagde in conventie] heeft, samengevat, het volgende aangevoerd. Er is in de opdrachtbevestiging geen nadere omschrijving van de uit te voeren werkzaamheden opgenomen. Dat is wel gebruikelijk. Voor [gedaagde in conventie] is het echter duidelijk dat zij aan [eiseres in conventie] nadrukkelijk heeft gevraagd om zo snel mogelijk een bodemprocedure tegen [bedrijf] op te starten.
Zij wilde namelijk niet nog langer met de gebreken, overlast en schade blijven wonen tegen betaling van de volledige huursom. [eiseres in conventie] heeft echter nooit een bodemprocedure opgestart. Kennelijk heeft [eiseres in conventie] voor het opstellen van een dagvaarding 2 uur gerekend, maar [gedaagde in conventie] heeft nooit een dagvaarding ontvangen en zij betwist dat die tijd daar daadwerkelijk aan is besteed. [gedaagde in conventie] acht het onbegrijpelijk dat [eiseres in conventie] er niet voor heeft gekozen om na 15 oktober 2020 (de uitspraak in het kort geding) over te gaan tot het nemen van vervolgstappen. [gedaagde in conventie] had hier wel een duidelijk belang bij, nu er een vervaltermijn van zes maanden geldt om huurprijsvermindering te vorderen. Het is [gedaagde in conventie] niet duidelijk wat [eiseres in conventie] heeft gedaan in de periode van 15 oktober 2020 en 3 december 2020. Volgens [gedaagde in conventie] had [eiseres in conventie] voortvarender moeten handelen. Verder heeft [eiseres in conventie] niet voldaan aan gedragsregel 18 van de Gedragsregels van de advocaten. Zij heeft namelijk geen toevoeging aangevraagd voor [gedaagde in conventie] . Ze is er te snel van uit gegaan dat [gedaagde in conventie] geen aanspraak kon of wilde maken op een toevoeging. Bovendien had, indien duidelijk was dat geen toevoeging zou worden verleend, dit expliciet in de opdrachtbevestiging moeten zijn vermeld. Verder heeft [gedaagde in conventie] zich op het standpunt gesteld dat de uren die zijn geschreven na 3 december 2020 niet voor haar rekening mogen komen. Een advocaat mag namelijk geen kosten meer in rekening brengen voor werkzaamheden die zijn verricht nadat de opdracht is opgeschort.
3.4
Op de stellingen en verweren van partijen zal hierna, voor zover van belang voor de beoordeling, nader worden ingegaan.
In reconventie:
3.5
[eiseres in reconventie] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
a. [verweerster in reconventie] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 2.500,00 als voorschot op de geleden schade te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente vanaf de datum van ontvangst door [eiseres in reconventie] althans vanaf de datum van het instellen van de reconventionele eis, dit binnen drie dagen na betekening van dit vonnis;
b. de zaak te verwijzen naar de schadestaatprocedure voor het opmaken van de definitieve schade;
c. [verweerster in reconventie] te veroordelen in de proceskosten en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover indien deze kosten niet binnen 14 dagen na datum van dit vonnis worden voldaan.
3.6
[eiseres in reconventie] heeft, samengevat, aan haar vorderingen ten grondslag gelegd dat zij is benadeeld door het handelen en feitelijk stilzitten van [verweerster in reconventie] . Door de wettelijke vervaltermijn was het niet meer mogelijk om huurderving van langer dan 6 maanden voor de datum van het opstarten van de bodemprocedure te vorderen. Door het niet opstarten van die bodemprocedure werd [eiseres in reconventie] die mogelijkheid ontnomen. Daarnaast heeft [eiseres in reconventie] een andere advocaat moeten inschakelen. Bovendien hebben de gebreken aan het huis en de gezondheidsklachten van [eiseres in reconventie] onnodig lang aangehouden.
3.7
Op de mondelinge behandeling heeft [verweerster in reconventie] als meest verstrekkend verweer aangevoerd dat [eiseres in reconventie] niet-ontvankelijk is in haar vordering, omdat de reconventionele vordering van onbepaalde waarde is. Verder heeft [verweerster in reconventie] , samengevat, het volgende aangevoerd. De termijn voor het indienen van een vordering inzake een huurprijs-
vermindering was al verstreken op het moment dat [eiseres in reconventie] aan [verweerster in reconventie] heeft verzocht om haar belangen te behartigen. Bij brief van 7 februari 2020 heeft [eiseres in reconventie] [bedrijf] namelijk in gebreke gesteld. Daarnaast betwist [verweerster in reconventie] dat [eiseres in reconventie] schade heeft geleden.
3.8
Op de stellingen en verweren van partijen zal hierna, voor zover van belang voor de beoordeling, nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

In conventie:
4.1
Ter beoordeling ligt voor de vraag of [eiseres in conventie] tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst van opdracht. Artikel 7:401 van het Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt dat de opdrachtnemer bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed opdrachtnemer in acht moet nemen. Volgens vaste rechtspraak wordt daarbij tot uitgangspunt genomen dat een advocaat als beroepsoefenaar de zorgvuldigheid heeft betracht die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot mag worden verwacht. Of er voldoende zorgvuldigheid is betracht, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de kantonrechter is [eiseres in conventie] niet tekort geschoten in haar verplichtingen uit de overeenkomst van opdracht. Daartoe overweegt de kantonrechter als volgt.
4.2
De kantonrechter stelt voorop dat [eiseres in conventie] in de overgelegde urenoverzichten gespecificeerd heeft aangegeven welke kosten voor welke werkzaamheden en de daaraan bestede tijd zij in rekening heeft gebracht. De stelling van [gedaagde in conventie] dat er sprake is van excessief declareren is onvoldoende ter onderbouwing van haar standpunt dat het aantal in rekening gebrachte uren onredelijk zou zijn. Voor zover het verweer ziet op het in rekening brengen van uren die [eiseres in conventie] heeft besteed aan de incasso van haar facturen, is de kantonrechter met [gedaagde in conventie] van oordeel dat dit niet onder de opdracht valt. Naar
de kantonrechter op de mondelinge behandeling heeft begrepen gaat het om 2,5 uur. Een vergoeding voor deze werkzaamheden (zijnde een bedrag van afgerond € 650,38 inclusief btw) zal dan ook worden afgewezen. Voor wat betreft de betwisting van [gedaagde in conventie] dat
[eiseres in conventie] geen twee uur heeft besteed aan het opstellen van een (concept) dagvaarding, overweegt de kantonrechter dat, nog daargelaten de vraag of [gedaagde in conventie] deze (concept)
dagvaarding bij e-mail van 5 januari 2021 heeft ontvangen, [eiseres in conventie] voldoende heeft onderbouwd dat zij werkzaamheden in dit kader heeft verricht. Het verweer van [gedaagde in conventie] treft dan ook geen doel.
4.3
[gedaagde in conventie] heeft op de mondelinge behandeling nogmaals kenbaar gemaakt dat volgens haar de tekortkoming in de nakoming is gelegen in het feit, dat [eiseres in conventie] geen dagvaarding heeft laten uitgaan voor een bodemprocedure die [gedaagde in conventie] wilde voeren tegen [bedrijf] .
In die procedure wilde zij de gebreken in de huurwoning en daaruit voortvloeiende schade vorderen van [bedrijf] . Daarnaast heeft zij op de mondelinge behandeling aangevoerd dat [eiseres in conventie] haar onvoldoende de juridische en processuele opties heeft voorgehouden, waaruit zij had kunnen kiezen, indien een dagvaarding zoals [gedaagde in conventie] deze voor ogen stond op korte termijn niet mogelijk was.
4.4
Ter zake van het voorgaande overweegt de kantonrechter dat, nog daargelaten of een advocaat verschillende juridische strategische opties aan diens cliënt dient voor te houden, het enkele feit dat dit niet heeft plaatsgevonden, niet leidt tot de conclusie dat [eiseres in conventie] is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de opdracht. Daarbij spelen alle relevante feiten en omstandigheden van het geval een rol. In dit kader wijst de kantonrechter erop dat [eiseres in conventie] op de mondelinge behandeling heeft gesteld dat zij (direct) na
15 oktober 2020 nog over onvoldoende onderbouwde (medische) stukken beschikte, die een kansrijke dagvaarding mogelijk maakte. Daartegenover heeft [gedaagde in conventie] gesteld dat [eiseres in conventie] over voldoende stukken beschikte, omdat [eiseres in conventie] deze in het kader van de kort geding procedure reeds tot haar beschikking had gekregen. De kantonrechter kan uit de in het kader van deze procedure overgelegde stukken niet opmaken of dit het geval was. Daarmee heeft [gedaagde in conventie] haar verweer op dit punt onvoldoende onderbouwd. Dit betekent dat uit het feit dat er tussen 15 oktober 2020 en het moment waarop [eiseres in conventie] haar werkzaamheden heeft opgeschort (3 december 2020), niet de conclusie kan worden getrokken dat [eiseres in conventie] onvoldoende voortvarend uitvoering aan haar opdracht heeft gegeven.
4.5
Verder verwijt [gedaagde in conventie] dat [eiseres in conventie] geen toevoeging heeft aangevraagd. Volgens [gedaagde in conventie] is [eiseres in conventie] er te snel van uitgegaan dat [gedaagde in conventie] geen aanspraak kon of wilde maken op een toevoeging. [eiseres in conventie] heeft dit betwist. Volgens haar heeft zij gevraagd naar de inkomenssituatie van [gedaagde in conventie] en daaruit de conclusie getrokken dat een aanvraag, gelet op het inkomen van [gedaagde in conventie] , geen zin zou hebben. Naar het oordeel van de kantonrechter volgt niet uit de algemene voorwaarden, en ook niet uit regel 18 Gedragsregels advocatuur, de verplichting om ook in een niet kansrijke situatie, zoals in dit geval, toch een verzoek bij de Raad voor de Rechtsbijstand in te dienen. Evenmin bestaat er een verplichting om daaraan met zoveel woorden hierover iets in de opdrachtbevestiging te vermelden.
4.6
Gelet op het voorgaande zal aan hoofdsom een bedrag van € 3.749,57 (€ 4.399,95 minus
€ 650,38) worden toegewezen. De wettelijke rente zal worden toegewezen op de wijze als hierna bepaald.
4.7
[eiseres in conventie] maakt daarnaast aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De gevorderde vergoeding dient te worden afgewezen, nu niet gebleken is dat in een aanmaning aan [gedaagde in conventie] een betalingstermijn van veertien dagen is gegeven ingaande de dag na ontvangst daarvan, zoals vereist door artikel 6:96 lid 6 BW. In dit verband wordt verwezen naar de uitspraak van de Hoge Raad van 25 november 2016, HR:2016:2704.
4.8
Aangezien [gedaagde in conventie] grotendeels in het ongelijk is gesteld, zal zij daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten, gelet op het toe te wijzen bedrag aan hoofdsom, aan de zijde van [eiseres in conventie] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding € 129,74
- griffierecht € 514,00
- salaris gemachtigde
€ 464,00
Totaal € 1.107,74
4.9
Volgens vaste rechtspraak levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel op. Dit betekent dat als [eiseres in conventie] na deze uitspraak ook nog kosten zou moeten maken (de nakosten), [gedaagde in conventie] daarover nog een bedrag zal moeten betalen van
€ 116,00. Hier kan nog een bedrag bijkomen voor de eventuele betekening van de uitspraak. In dit vonnis hoeft hierover geen aparte beslissing te worden genomen. (zie ECLI:NL: HR:2022:853).
In reconventie:
4.1
Allereerst zal de kantonrechter beslissen over de vraag of hij bevoegd is van de reconventionele vordering kennis te nemen. Dat is naar het oordeel van de kantonrechter het geval. Artikel 97 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bepaalt namelijk dat een zaak in reconventie wordt behandeld en beslist door de rechter die de zaak in conventie behandelt en beslist, als de samenhang tussen de vorderingen zich tegen afzonderlijke behandeling verzet. Zowel de vordering in conventie als de vordering in reconventie zijn gegrond op de tussen partijen gesloten overeenkomst van opdracht waarbij het in de kern gaat om de vraag of [verweerster in reconventie] tekort is geschoten in de nakoming van deze overeenkomst. De vorderingen hangen dan ook zodanig samen dat het, mede vanuit proceseconomisch oogpunt gezien, ongewenst is dat de vorderingen door afzonderlijke rechters worden behandeld.
4.11
Inhoudelijk overweegt de kantonrechter dat uit wat hiervoor is overwogen in conventie volgt dat de vorderingen in reconventie dienen te worden afgewezen.
4.12
De kantonrechter ziet, gelet op de nauwe samenhang tussen de vordering in conventie en in reconventie, aanleiding de proceskosten tussen partijen te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie:
veroordeelt [gedaagde in conventie] om aan [eiseres in conventie] te betalen een bedrag van € 3.749,57, te vermeerderen met de wettelijke dag rente vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van de volledige betaling;
veroordeelt [gedaagde in conventie] in de proceskosten van [eiseres in conventie] tot op heden vastgesteld op
€ 1.107,74;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst de vordering voor het overige af.
in reconventie:
wijst de vorderingen af;
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. Rouwen en in het openbaar uitgesproken op 24 mei 2023.