ECLI:NL:RBZWB:2023:4045

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 juni 2023
Publicatiedatum
13 juni 2023
Zaaknummer
10407905 \ CV EXPL 23-1063 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorwaardelijke ontbinding van een huurovereenkomst met betalingsverplichtingen en ontruiming

In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is op 7 juni 2023 vonnis gewezen in de zaak tussen Stichting Tiwos, Tilburgse Woonstichting, en een gedaagde partij. De procedure volgde op een tussenvonnis van 12 april 2023 en een mondelinge behandeling op 23 mei 2023. De eisende partij, Tiwos, vertegenwoordigd door GGN Mastering Credit B.V., vorderde onder andere de ontbinding van de huurovereenkomst en betaling van achterstallige huur. De gedaagde partij, die in persoon procedeerde, had een huurachterstand van € 3.924,16 tot en met mei 2023, met bijkomende kosten en rente, wat leidde tot een totaalbedrag van € 5.305,29 dat verschuldigd was.

De kantonrechter heeft de vorderingen van Tiwos toegewezen, waarbij de gedaagde partij werd veroordeeld tot betaling van het achterstallige bedrag en de lopende huurverplichtingen. Tevens werd bepaald dat indien de gedaagde in gebreke blijft met de betaling van de termijnen, de huurovereenkomst ontbonden kan worden en de woning ontruimd dient te worden binnen veertien dagen na betekening van het vonnis. De rechter heeft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde afgewezen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. Dijkman.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 10407905 \ CV EXPL 23-1063
Vonnis van 7 juni 2023
in de zaak van
STICHTING TIWOS, TILBURGSE WOONSTICHTING,
te Tilburg,
eisende partij,
hierna te noemen: Tiwos,
gemachtigde: GGN Mastering Credit B.V.,
tegen
[gedaagde01],
te [plaats01] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde01] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 12 april 2023 met de daarin genoemde stukken;
  • de op 15 mei 2023 ter griffie ontvangen akte zijdens Tiwos met aanvullende producties;
  • de mondelinge behandeling van 23 mei 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Na bespreking van de zaak verklaren partijen het eens te zijn geworden over het volgende:
a) De huurachterstand berekend tot en met de huur over de maand mei 2023 bedraagt € 3.924,16;
b) De verschenen wettelijke rente tot en met datum dagvaarding bedraagt € 24,61;
c) Wegens buitengerechtelijke incassokosten is huurder verschuldigd € 213,21;
d) [gedaagde01] dient de proceskosten te betalen, vastgesteld op € 128,31 voor de dagvaarding, € 487,00 voor griffierecht en € 528,00 (2,00 punten × € 264,00) voor gemachtigdesalaris, derhalve in totaal € 1.143,31;
e) [gedaagde01] zal de schuld wegens de huurachterstand, verschenen wettelijke rente tot en met datum dagvaarding, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten, derhalve in totaal € 5.305,29 in opeenvolgende maandelijkse termijnen van € 100,00 aflossen. Deze termijnen zullen steeds uiterlijk voor de vijftiende dag van dezelfde maand plaatsvinden;
f) Daarnaast zal [gedaagde01] blijven voldoen aan de lopende huurverplichtingen jegens verhuurder. Deze huurtermijnen van € 558,24 zullen vanaf 1 juni 2023 telkens in zijn geheel voor de eerste van de maand voldaan worden;
g) Indien [gedaagde01] in gebreke blijft met de voldoening van enige termijn en/of met de lopende huurverplichtingen vanaf juni 2023, is huurder in verzuim zonder dat ingebrekestelling is vereist en is het gehele nog uitstaande bedrag (inclusief de nog niet verschenen termijnen) direct opeisbaar. In dat geval is [gedaagde01] tevens met ingang van de dag van het intreden van het verzuim over het verschuldigde bedrag de wettelijke rente ex art. 6:119 BW verschuldigd.
2.2.
Tiwos wijzigt haar geldvordering tot hetgeen [gedaagde01] krachtens deze afspraken verschuldigd is en verzoekt de gevorderde ontbinding en ontruiming voorwaardelijk uit te spreken. [gedaagde01] verzet zich niet tegen toewijzing van de gewijzigde vordering.
2.3.
Gehoord de standpunten van partijen, overweegt de kantonrechter dat de onvoldoende betwiste vorderingen, zoals op de zitting gewijzigd, toewijsbaar zijn. Daarbij geldt wel dat, als ten minste één van de voorwaarden tot ontbinding van de huurovereenkomst intreedt, aan huurder een redelijke termijn van veertien dagen na betekening van dit vonnis wordt geboden om het gehuurde te ontruimen.
2.4.
Voorts is, voor zover de overeenkomst wordt ontbonden doordat één van de voorwaarden intreedt, de gevorderde wettelijke huurverhoging enkel toewijsbaar over de bedragen die op grond van de overeenkomst verschuldigd zijn, zodat de wettelijke huurverhoging over de gebruiksvergoeding na ontbinding van de huurovereenkomst tot ontruiming van het gehuurde niet wordt toegewezen.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
veroordeelt [gedaagde01] om aan Tiwos te betalen een bedrag van € 5.305,29 aan achterstallige huurpenningen tot en met mei 2023, buitengerechtelijke incassokosten, verschenen wettelijke rente tot en met 7 maart 2023 en proceskosten;
3.2.
veroordeelt [gedaagde01] tot betaling aan verhuurder van € 558,24 per maand, of zoveel hoger als bij wettelijke huurverhoging zou zijn toegelaten, voor iedere ingegane maand vanaf 1 juni 2023 tot het tijdstip van ontruiming;
3.3.
ontbindt de huurovereenkomst tussen partijen met betrekking tot de woning aan de [adres01] te [plaats01] en veroordeelt [gedaagde01] om de woning binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen en te verlaten met al het zijne en de zijnen en het gehuurde onder afgifte van de sleutels geheel ontruimd ter vrije beschikking van Tiwos te stellen en te laten,
indien en zodra aan tenminste één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  • [gedaagde01] is in gebreke met de voldoening van enige termijn van € 100,00 per maand van de hiervoor onder 2.1. e) bedoelde aflossingsverplichting; en/of
  • [gedaagde01] is in gebreke met de voldoening van enige termijn van de maandelijkse huur van € 558,24 per maand, of zoveel hoger als bij een wettelijke huurverhoging zou zijn toegelaten, als bedoeld onder 2.1. f);
3.4.
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Dijkman en in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2023.