ECLI:NL:RBZWB:2023:4070

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 juni 2023
Publicatiedatum
13 juni 2023
Zaaknummer
AWB- 22_3433
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T. Peters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het besluit van het UWV om aanspraken op WIA-uitkering buiten aanmerking te laten

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van het UWV om eventuele aanspraken op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) buiten aanmerking te laten. Eiser, die werkzaam was als medewerker horeca, is op 18 juli 2019 uitgevallen door een bedrijfsongeval en psychische klachten. Op 28 april 2021 heeft hij een WIA-uitkering aangevraagd, maar het UWV heeft op 23 augustus 2021 geweigerd een beslissing te nemen op deze aanvraag, omdat er onvoldoende gegevens waren om te bepalen of eiser arbeidsongeschikt was. Het bezwaar van eiser tegen dit besluit werd op 30 mei 2022 ongegrond verklaard.

De rechtbank heeft het beroep op 21 maart 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser en een vertegenwoordiger van het UWV aanwezig waren. Eiser heeft aangevoerd dat hij kampt met ernstige psychische problematiek, waardoor hij niet in staat is om naar het spreekuur van de verzekeringsarts te komen. De verzekeringsarts heeft echter gesteld dat er onvoldoende medische informatie is om de belastbaarheid van eiser vast te stellen en dat een medisch onderzoek noodzakelijk is. De rechtbank oordeelt dat het UWV terecht heeft besloten dat een spreekuurcontact en een psychiatrisch expertise-onderzoek nodig zijn voor het vaststellen van de gestelde beperkingen van eiser.

De rechtbank concludeert dat eiser geen goede redenen heeft om niet mee te werken aan het onderzoek, aangezien hij in het verleden wel in staat was om afspraken na te komen. Het UWV heeft op goede gronden besloten om eisers aanspraken op WIA-uitkering buiten aanmerking te laten, en het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding en het griffierecht wordt niet vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/3433 WIA

uitspraak van 13 juni 2023 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser,

gemachtigde: mr. M.M. Claase,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het door het UWV buiten aanmerking laten van eventuele aanspraken van eiser op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA).
1.1
Het UWV heeft met het besluit van 23 augustus 2021 (primair besluit) geweigerd een beslissing te nemen op de aanvraag van eiser om een WIA-uitkering.
Met het bestreden besluit van 30 mei 2022 is het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
1.2.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 21 maart 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser, vergezeld door de ouders van eiser ( [ouder1] en [ouder2] ), en mr. N. Regragui namens het UWV.

Feiten

2. Eiser is werkzaam geweest als medewerker horeca. Voor dat werk is hij op 18 juli 2019 uitgevallen vanwege een bedrijfsongeval en psychische klachten.
Op 28 april 2021 heeft eiser bij het UWV een WIA-uitkering aangevraagd. Bij besluit van 9 augustus 2021 is aan eiser een voorschot op een WIA-uitkering toegekend per 15 juli 2021.
Bij primair besluit van 23 augustus 2021 heeft het UWV geweigerd een beslissing te nemen op de aanvraag van eiser om een WIA-uitkering. Het UWV heeft onvoldoende gegevens om vast te stellen of eiser arbeidsongeschikt is. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Het UWV heeft besloten om eventuele aanspraken van eiser op grond van de WIA buiten aanmerking te laten. Daaraan is ten grondslag gelegd dat eisers recht op een WIA-uitkering per 15 juli 2021 niet kan worden vastgesteld, omdat een medisch onderzoek niet heeft plaatsgevonden.

Beoordeling door de rechtbank

3.1.
De rechtbank beoordeelt of het UWV op goede gronden heeft besloten om eisers eventuele aanspraken op grond van de WIA buiten aanmerking te laten. Zij doet dit onder meer aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3.2.
De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht eisers eventuele aanspraken op een WIA-uitkering buiten aanmerking heeft gelaten. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Wettelijk kader
4. In artikel 46a van de WIA is bepaald dat indien voor het vaststellen van het recht op uitkering op grond van deze wet, in het kader van een aanvraag voor de toekenning van een uitkering op grond van deze wet, naar het oordeel van het UWV een medisch onderzoek nodig is en de betrokkene niet meewerkt aan dat onderzoek, eventuele uit deze wet voortvloeiende aanspraken op een uitkering op grond van deze wet buiten aanmerking blijven, voor zolang het recht op uitkering niet kan worden vastgesteld.
Standpunt eiser
5. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat hij kampt met ernstige psychische problematiek, waardoor hij zijn huis niet durft te verlaten. Hierdoor is hij niet in staat naar het spreekuur van de verzekeringsarts te komen. Eiser stelt voldoende medische stukken te hebben ingediend, waaruit zijn persoonsgebonden problematiek blijkt en dat hij geen benutbare arbeidsmogelijkheden heeft. Het UWV kan op basis van deze stukken de (niet) belastbaarheid van eiser vaststellen. Het niet op een spreekuur komen, doet hier niet aan af. Het bestreden besluit is volgens eiser in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel.
Standpunt UWV
6. Verzekeringsarts b&b [verzekeringsarts B&B] heeft in beroep het dossier bestudeerd en gereageerd op het beroepschrift. De verzekeringsarts b&b stelt dat het vaststellen van eisers belastbaarheid (uitsluitend) op basis van de overgelegde medische informatie niet mogelijk is. Er is namelijk onvoldoende medische informatie van recente datum en geen duidelijkheid over actuele diagnoses en de ernst daarvan. Informatie opvragen van behandelaars is niet mogelijk, omdat eiser niet meer onder behandeling is. Dit betekent volgens de verzekeringsarts b&b dat een contact (eventueel via beeldbellen) tussen eiser en de verzekeringsarts nodig is om inzicht te krijgen in zijn functioneren. Eiser is in de primaire fase en de bezwaarfase uitgenodigd voor een fysiek dan wel online spreekuur en heeft hier geen gehoor aan gegeven, omdat hij hiertoe niet in staat zou zijn vanwege zijn psychische problematiek. De verzekeringsarts b&b volgt dit echter niet omdat uit de medische gegevens onvoldoende blijkt dat hij hiertoe niet in staat zou zijn. Van een huisbezoek is afgezien, omdat eiser zich zelfs bij een bezoek van zijn grootouders terugtrekt in zijn slaapkamer. Daarnaast acht de verzekeringsarts b&b het noodzakelijk dat er een psychiatrisch expertise-onderzoek plaatsvindt, bij voorkeur in de vorm van een klinische opname voor vijf dagen, waarbinnen een duidelijke diagnose kan worden gesteld, kan worden vastgesteld welke invloed dit heeft op zijn functioneren en welke behandeling eiser nodig heeft. Daarbij kan tevens een neuropsychologisch onderzoek plaatsvinden. De expertise kan dan worden gebruikt om eisers belastbaarheid vast te stellen.
Beoordeling rechtbank
7. In deze zaak draait het om de vraag of het UWV terecht heeft beslist dat een spreekuurcontact met een verzekeringsarts en/of een expertise-onderzoek nodig is voor het vaststellen van de gestelde beperkingen van eiser en zo ja, of eiser goede redenen had om niet mee te werken aan dit onderzoek.
8. Uit vaste rechtspraak volgt dat het UWV op grond van de Wet WIA de bevoegdheid heeft om aanvragers van een WIA-uitkering te onderwerpen aan een medisch onderzoek. Of een dergelijk onderzoek noodzakelijk is, is aan het UWV om te beoordelen. Dit blijkt uit de manier hoe artikel 46a van de Wet WIA is geformuleerd. Een besluit van het UWV over de noodzaak van een medisch onderzoek moet de bestuursrechter terughoudend toetsen. Dit betekent dat de toetsing in de zaak van eiser beperkt is tot de beoordeling of het UWV in redelijkheid heeft mogen beslissen dat een onderzoek noodzakelijk is voor het vaststellen van het recht op uitkering. [1]
Is een spreekuurcontact en/of een expertise-onderzoek noodzakelijk?
9. Het UWV dient te beoordelen of eiser in aanmerking komt voor een WIA-uitkering per 15 juli 2021. Eiser stelt dat zijn recht op een uitkering is vast te stellen op basis van de (medische) stukken in het dossier. Het UWV stelt van niet en acht minimaal een spreekuurcontact noodzakelijk en ook een psychiatrisch expertise-onderzoek.
10. Uit de (medische) gedingstukken in het dossier blijkt dat eiser in december 2016 een scooterongeval heeft gehad. Eiser claimt sindsdien te kampen met psychische klachten. Gz-psycholoog [naam psycholoog] benoemt bij brief van 1 augustus 2018 de diagnose posttraumatische stressstoornis (PTSS) met dissociatieve symptomen en een paniekstoornis. Bij brief van 16 december 2020 beschrijft regiebehandelaar [regiebehandelaar] (4mb) een intake op 28 mei 2020, waar bij eiser een gegeneraliseerde angststoornis met recidiverende depressie in matige ernst is vastgesteld. Beiden adviseren een behandeling met cognitieve gedragstherapie, gesprekken en EMDR. De laatst bekende behandeling voor eisers klachten is echter beëindigd op 27 augustus 2020 met het advies voor een meer intensieve behandeling bij een gespecialiseerde instelling. De rechtbank stelt vast dat het dossier geen medische informatie bevat van na deze datum en dus ook niet van eisers medische gesteldheid rond de datum in geding (15 juli 2021). Medische informatie opvragen van behandelaars is niet mogelijk, omdat eisers moeder tijdens een telefonisch contact op 22 juli 2021 aan de verzekeringsarts heeft verteld dat eiser niet in behandeling is en ook geen medicatie gebruikt. De verzekeringsarts b&b acht het onbegrijpelijk dat er al sinds een jaar voor de datum in geding geen behandeling van eisers klachten heeft plaatsgevonden en ziet hierin aanleiding te twijfelen over de ernst van eisers psychische problematiek. Op grond hiervan heeft de verzekeringsarts b&b zich gemotiveerd op het standpunt gesteld dat de aanwezige medische gegevens in het dossier onvoldoende zijn om op een verantwoorde wijze tot een afgewogen medisch oordeel ten aanzien van eisers beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek te kunnen komen. Onder deze omstandigheden heeft de verzekeringsarts b&b zich naar het oordeel van de rechtbank ook in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat minimaal een (digitaal) spreekuurcontact noodzakelijk is, en ook een psychiatrisch expertise-onderzoek voor het vaststellen van een duidelijke diagnose, de gevolgen die eiser hiervan ondervindt en de behandelmogelijkheden.
Had eiser goede redenen om niet mee te werken aan dit onderzoek
11. Vervolgens moet de rechtbank beoordelen of eiser goede redenen heeft om niet mee te werken aan dit onderzoek. Omdat eiser wettelijk verplicht is om mee te werken aan een medisch onderzoek, moet hij heel goed onderbouwen waarom van hem niet kan worden gevergd dat hij die medewerking verleent. In feite vraagt eiser namelijk om de wet ten aanzien van hem op het punt van de medewerkingsplicht buiten toepassing te laten.
12. De rechtbank is van oordeel dat uit de beschikbare medische stukken (die zien op een periode tot medio 2020) blijkt dat eiser ondanks zijn klachten in staat was te verschijnen op een spreekuur bij een verzekeringsarts in het kader van de Ziektewet en ook bij behandelaars. Op de uitnodigingen voor een spreekuur bij de primaire verzekeringsarts en de verzekeringsarts b&b is eiser vervolgens niet verschenen. Uit de stukken in het dossier blijkt naar het oordeel van de rechtbank echter niet dat eiser niet in staat zou zijn om rond de datum in geding (15 juli 2021) en daarna mee te werken aan een spreekuur (fysiek dan wel via beeldbellen) of aan een medische expertise. De enkele vermelding van de huisarts in de brief van 21 december 2021, dat het geen onwil is dat eiser niet verschijnt op afspraken, maar dat hij er gewoon niet toe in staat is, is zonder medische onderbouwing onvoldoende. Het door eiser niet meewerken aan onderzoek is daarmee niet gestoeld op een objectieve medische grond. Eiser had dus geen goede redenen om niet mee te werken aan onderzoek.

Conclusie en gevolgen

13. Uit het voorgaande volgt dat het UWV zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat een medisch spreekuuronderzoek en een psychiatrische expertise noodzakelijk zijn en dat eiser zonder geldige reden niet heeft meegewerkt. Het UWV heeft daarom op goede gronden besloten om eisers eventuele aanspraken op grond van de WIA buiten aanmerking te laten. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
14. Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard krijgt eiser geen proceskostenvergoeding. Ook krijgt eiser het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, rechter, in aanwezigheid van M.H.A. de Graaf, griffier, op 13 juni 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 10 januari 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:93.