ECLI:NL:RBZWB:2023:4072

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 mei 2023
Publicatiedatum
13 juni 2023
Zaaknummer
10329324 CV EXPL 23-496 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • E. Ebben
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Consumentenkoop van een auto met defecte versnellingsbak en ontbinding van de overeenkomst

In deze zaak heeft eiser, [eiser01], op 25 november 2022 een Mercedes gekocht van gedaagde, [gedaagde01]. Na de levering meldde eiser vrijwel direct dat de auto defect was, met een kapotte motor en later ook een defecte versnellingsbak. Eiser heeft gedaagde verzocht om de aankoopprijs van € 1.700,- plus bijkomende kosten van € 410,- terug te betalen, in ruil waarvoor eiser de auto zou retourneren. Gedaagde heeft dit verzoek afgewezen, wat leidde tot de rechtszaak.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de auto niet geschikt was voor normaal gebruik, omdat de versnellingsbak defect was. Gedaagde heeft onvoldoende bewijs geleverd dat de versnellingsbak bij aflevering deugdelijk was. De rechter oordeelde dat eiser de overeenkomst mocht ontbinden en recht had op terugbetaling van de koopprijs van € 1.800,-, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 12 januari 2023. Eiser vorderde ook een schadevergoeding van € 410,-, maar deze werd afgewezen omdat eiser niet had aangetoond dat deze kosten niet te verwachten waren gezien de leeftijd van de auto.

De rechter heeft gedaagde veroordeeld tot terugbetaling van de koopprijs en heeft bepaald dat gedaagde eiser moet vrijwaren van aansprakelijkheid met betrekking tot het voertuig. Gedaagde is ook veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 616,29. Het vonnis is uitgesproken op 24 mei 2023.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 10329324 \\ CV EXPL 23-496
Vonnis van 24 mei 2023
in de zaak van
[eiser01],
wonende te [woonplaats01] ,
eisende partij,
procederend op basis van een toevoeging verleend door de Raad voor Rechtsbijstand op
16 januari 2023 onder [nummer01] ,
hierna te noemen: [eiser01] ,
gemachtigde: mr. T.M. ten Velde,
tegen
[gedaagde01],
gevestigd te [vestigingsplaats01] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde01] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 30 januari 2023;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
1.2
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1
[eiser01] heeft op 25 november 2022 een Mercedes met [kenteken01] gekocht van [gedaagde01] .
2.2
Vrijwel direct na de levering heeft [eiser01] aan [gedaagde01] gemeld dat de auto het had
begeven. De motor bleek defect en het was noodzakelijk om er een nieuwe motor in te plaatsen.
2.3
Op 6 december 2022 heeft [gedaagde01] aan [eiser01] via e-mail onder meer bericht
(productie 2 bij antwoord):

Ondanks dat de auto voor een laag bedrag van 1800 euro is gekocht zonder garantie, wil ik gezien de situatie u toch eenmalig tegemoetkomen in de kosten.
Na overleg zijn we een bedrag overeengekomen van 1200 euro, dat zou genoeg moeten zijn voor de aanschaf van een vervangende motor inclusief inbouwen.
Ik heb met Autobedrijf ONZ uit Tilburg overeengekomen dat ik van hun de factuur van 1200 euro ontvang en zij de aanschaf en de inbouw van de motor verder afhandelen.
Eventuele aanvullende kosten zouden voor uw eigen rekening zijn.
2.4
De nieuwe motor is geplaatst door ONZ Autobedrijf. Nadat de nieuwe motor geplaatst
was, bleek de versnellingsbak defect te zijn.
2.5
Op 29 december 2022 heeft [eiser01] [gedaagde01] per e-mail verzocht de aankoopprijs
van € 1.700,- plus door [eiser01] ter herstel van de auto gemaakte kosten van € 410,- (terug) te betalen, in ruil waarvoor [eiser01] de auto zou teruggeven aan [gedaagde01] .
[gedaagde01] heeft daaraan niet willen meewerken.

3.Het geschil

3.1
[eiser01] vordert veroordeling van [gedaagde01] om aan haar te betalen:
a. a) € 2.100,- ter zake het aankoopbedrag;
b) € 410,- ter zake door [eiser01] geleden schade;
c) de wettelijke rente berekend vanaf 12 januari 2023 vanaf de datum van dit vonnis tot de dag van voldoening;
d) het vrijwaren van [eiser01] van de aansprakelijkheid met betrekking tot het voertuig met [kenteken01] binnen twee dagen na dit vonnis;
e) de kosten van deze procedure.
[eiser01] heeft daaraan, kort weergegeven, het volgende ten grondslag gelegd.
De auto is voor een courante prijs gekocht. Het was [gedaagde01] bekend dat [eiser01] de auto op de openbare weg wilde gebruiken. Daarvoor is het voertuig niet geschikt; het rijdt niet vanwege de defecte versnellingsbak. Nu de auto niet voldoet aan de eisen die er redelijkerwijs aan gesteld kunnen worden en [gedaagde01] niet bereid is alsnog na te komen, heeft [eiser01] de overeenkomst ontbonden bij emailbericht van 29 december 2022.
Verder werkte het motormanagement lampje niet ten tijde van de verkoop. Een dergelijk lampje geeft een waarschuwing af aan de bestuurder bij motorproblemen. Als [eiser01] had geweten dat dit waarschuwingslampje defect was, had zij de auto niet gekocht. Dat het lampje kapot was, had [gedaagde01] als professionele partij moeten weten. Toch heeft hij het verzwegen. Er is daarom sprake van dwaling, op grond waarvan [eiser01] de overeenkomst vernietigt.
Nu de overeenkomst is vernietigd dan wel ontbonden, ontstaan er ongedaanmakingsverplichtingen. [gedaagde01] dient het aankoopbedrag van € 2.100,- te retourneren.
Omdat [gedaagde01] heeft nagelaten de gebreken te herstellen, heeft [eiser01] schade van
€ 410,- geleden, bestaande uit bijkomende kosten voor reparatie. [gedaagde01] is op grond van artikel 7:24 BW, in samenhang met de artikelen 6:74 BW en 6:84 BW, gehouden deze schade te vergoeden.
3.2
[gedaagde01] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering.
Om te beginnen is het aankoopbedrag van de auto € 1.800,- in plaats van € 2.100,-.
Het gaat hier om de koop van een nog goed rijdende, maar 21 jaar oude auto met een kilometerstand van 208.000.
[gedaagde01] heeft direct aangeboden het defecte waarschuwingslampje te repareren, maar [eiser01] heeft daarop niet gereageerd.
De automatische versnellingsbak was goed op het moment van verkoop. Mogelijk is de versnellingsbak kapot gegaan toen de auto werd afgesleept, daar kunnen ze namelijk slecht tegen. Subsidiair stelt [gedaagde01] dat problemen met de versnellingsbak kunnen voorkomen bij een auto van deze leeftijd en met deze kilometerstand en van deze leeftijd. [eiser01] heeft niet kunnen uitsluiten dat de versnellingsbak vervangen moest worden. De kosten van het herstel ervan moeten worden gezien als kosten van normaal onderhoud.
Ondanks de lage aanschafprijs van € 1.800,- en de hoge leeftijd van de auto heeft [gedaagde01] uit coulance toch € 1.200,- vergoed. Hij heeft dat bedrag betaald onder de nadrukkelijke afspraak dat alle verdere bijkomende kosten voor [eiser01] zouden zijn. Het lijkt [gedaagde01] redelijk als partijen elkaar niets meer verschuldigd zijn.
3.3
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
Volgens [eiser01] is een bedrag van € 2.100,- betaald voor de auto, wat [gedaagde01] heeft betwist; volgens hem bedraagt de aankoopprijs € 1.800,-.
Uit de door [gedaagde01] bij antwoord overgelegde factuur (productie 1) blijkt dat de aankoopprijs € 1.800,- bedraagt (waarop een bedrag van € 100,- in mindering is gebracht voor de door [eiser01] ingeleverde Renault Clio). In het emailbericht van 29 december 2022 spreekt [eiser01] zelf over een koopprijs van € 1.700,- (productie 2 bij dagvaarding), daarbij kennelijk per abuis geen rekening gehouden met het bedrag van € 100,- voor de Renault.
Daarom is komen vast te staan dat de koopprijs van de auto € 1.800,- bedraagt.
4.2
Artikel 5 van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (artikel 7:5 BW) bepaalt in lid 1:

In deze titel wordt verstaan onder consumentenkoop: de koop met betrekking tot een roerende zaak die wordt gesloten door een verkoper die handelt in het kader van zijn handels-, bedrijfs-, ambachts- of beroepsactiviteit en een koper, natuurlijk persoon, die handelt voor doeleinden buiten zijn bedrijfs- of beroepsactiviteit.
Uit de stellingen van partijen blijkt dat het in dit geval gaat om een consumentenkoop: een auto is een roerende zaak, [gedaagde01] de professionele verkoper en [eiser01] de consumentkoper.
Deze constatering is van belang, omdat de consumentkoper in de zin van dat wetsartikel in geval van gebreken bewijsrechtelijk gezien een sterkere rechtspositie heeft dan de niet-consumentkoper.
4.3
Artikel 7:17 lid 1 BW bepaalt dat een zaak aan de overeenkomst moet beantwoorden.
Lid 2 van datzelfde artikel bepaalt, voor zover hier van belang:

Een zaak beantwoordt niet aan de overeenkomst indien zij, mede gelet op de aard van de zaak en de mededelingen die de verkoper over de zaak heeft gedaan, niet de eigenschappen bezit die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten. De koper mag verwachten dat de zaak de eigenschappen bezit die voor een normaal gebruik daarvan nodig zijn en waarvan hij de aanwezigheid niet behoefde te betwijfelen. (…)
Tussen partijen staat vast dat de versnellingsbak op dit moment defect is, als gevolg waarvan niet met de auto gereden kan worden. De auto is dus niet geschikt voor normaal gebruik en beantwoordt daarom niet aan de overeenkomst. Dat is het gevolg van wettelijke regels. Daarvoor is niet vereist dat partijen contractuele garantie zijn overeengekomen.
4.4
Artikel 7:18 lid 2 BW bepaalt:

Bij een consumentenkoop wordt vermoed dat de zaak bij aflevering niet aan de overeenkomst heeft beantwoord, indien de afwijking van het overeengekomene zich binnen een termijn van zes maanden na aflevering openbaart, tenzij de aard van de zaak of de aard van de afwijking zich daartegen verzet.
Van de laatste uitzondering (waarbij het bijvoorbeeld gaat om bederfelijke levenswaren) is geen sprake, zodat wordt vermoed dat de versnellingsbak op het moment van verkoop al niet deugdelijk was.
Het is dan aan [gedaagde01] om voldoende gemotiveerd te stellen en, indien aan de orde, te bewijzen dat dit gebrek het gevolg is van of zijn oorsprong vindt in een omstandigheid die zich na de aflevering van het goed heeft voorgedaan. [gedaagde01] heeft primair aangevoerd dat de versnellingsbak op het moment van verkoop in orde was. Hij heeft mogelijke oorzaken aangevoerd van het ontstaan van het defect na afloop van de verkoop, namelijk door verkeerde bediening, doordat de auto niet op de juiste wijze is ‘afgesleept’ toen de motor kapot ging of door gewone slijtage. Als één van de mogelijke oorzaken noemt hij dus het wegslepen van de auto. Dat de auto heeft moeten worden afgesleept, is het gevolg van de motor die het zeer kort na aankoop van de auto heeft begeven, waarvan (ook) vermoed wordt dat dit gebrek (aan de motor) al op het moment van verkoop aanwezig was. Als het wegslepen de oorzaak zou zijn van het kapot gaan van de versnellingsbak, brengt dat - in het licht van deze wettelijke bepalingen - met zich mee dat deze omstandigheid voor rekening van verkoper moet komen.
Al met al heeft [gedaagde01] onvoldoende gemotiveerd gesteld dat de versnellingsbak bij aflevering deugdelijk functioneerde.
4.5
[gedaagde01] heeft subsidiair naar voren gebracht dat problemen met de versnellingsbak kunnen voorkomen bij een auto van deze leeftijd en met deze kilometerstand en van deze leeftijd. [eiser01] heeft niet kunnen uitsluiten dat de versnellingsbak vervangen moest worden. De kantonrechter begrijpt dat [gedaagde01] zich hier beroept op artikel 7:17 lid 5 BW, waarin is bepaald:

De koper kan zich er niet op beroepen dat de zaak niet aan de overeenkomst beantwoordt wanneer hem dit ten tijde van het sluiten van de overeenkomst bekend was of redelijkerwijs bekend kon zijn.
Dit verweer wordt verworpen, aangezien niet gesteld is en nergens uit blijkt dat [eiser01] als consument bekend was of redelijkerwijs bekend kon zijn met het feit dat de versnellingsbak niet deugdelijk functioneerde.
4.6
Artikel 7:22 lid 1 BW bepaalt:

Beantwoordt het afgeleverde niet aan de overeenkomst, dan heeft bij consumentenkoop de koper voorts de bevoegdheid om:
a.
De overeenkomst te ontbinden, tenzij de afwijking van het overeengekomene, gezien haar geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. (…)
[gedaagde01] heeft geen beroep gedaan op de tenzij-bepaling, zodat die niet aan de orde komt.
4.7
[gedaagde01] heeft nog aangevoerd dat hij, toen bleek dat de motor kapot was, een reparatie van € 1.200,- voor zijn rekening heeft genomen, waarbij is afgesproken dat verdere kosten voor rekening van [eiser01] komen.
Indien en voor zover [gedaagde01] hiermee bedoelt aan te geven dat met deze afspraak is uitgesloten dat [eiser01] nog zou kunnen ontbinden, geldt dat uit hetgeen [gedaagde01] heeft aangevoerd niet blijkt dat partijen hebben afgesproken dat ontbinding onmogelijk zou zijn. [eiser01] heeft dus nog altijd de bevoegdheid om de overeenkomst te ontbinden en is daartoe overgegaan.
4.8
Dat heeft als gevolg dat [eiser01] de auto moet retourneren aan [gedaagde01] en [gedaagde01] de koopprijs van € 1.800,- moet terugbetalen aan [eiser01] .
4.9
[eiser01] vordert ook een schadevergoeding van € 410,-.
Op grond van artikel 7:24 lid 1 BW heeft de koper jegens de verkoper recht op schadevergoeding overeenkomstig de afdelingen 9 en 10 van titel 1 boek 6.
Artikel 6:74 lid 1 BW bepaalt:

Iedere tekortkoming in de nakoming van een verbintenis verplicht de schuldenaar de schade die de schuldeiser daardoor lijdt te vergoeden, tenzij de tekortkoming de schuldenaar niet kan worden toegerekend.
Wil [eiser01] aanspraak kunnen maken op schadevergoeding dan moet dus komen vast te staan dat er sprake is van een tekortkoming in de nakoming. De auto moet, met andere woorden, bepaalde gebreken hebben gehad die zij op grond van de overeenkomst niet hoefde te verwachten, welke zij op haar kosten verholpen heeft. [eiser01] heeft in het lichaam van de dagvaarding niet aangegeven op de reparatie van welke onderdelen van de auto deze kosten betrekking hebben. Dit blijkt enkel uit overgelegde e-mailcorrespondentie (productie 2 bij dagvaarding). Gelet op het verweer van [gedaagde01] dat het hier om de koop van een nog goed rijdende, maar 21 jaar oude auto met een kilometerstand van 208.000 gaat, waarbij onderhoudskosten te verwachten zijn, is het aan [eiser01] om - voor wat betreft dit deel van de vordering - te motiveren dat de gebreken die zij voor eigen rekening heeft gerepareerd, niet te verwachten waren gelet op de leeftijd en de kilometerstand van de auto. [eiser01] heeft dat nagelaten. Daarom zal dit deel van de vordering worden afgewezen.
4.1
De wettelijke rente over € 1.800,- zal worden toegewezen vanaf 12 januari 2023 tot de dag van voldoening, zoals gevorderd.
4.11
Omdat het de bedoeling is dat de auto weer op naam van [gedaagde01] komt te staan, zal de vordering tot het vrijwaren van [eiser01] van de aansprakelijkheid met betrekking tot het voertuig met [kenteken01] binnen twee dagen na dit vonnis worden toegewezen.
4.12
[gedaagde01] zal, als de overwegend in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van de procedure.
Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiser01] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
132,29
- griffierecht
86,00
- salaris gemachtigde
398,00
(2,00 punten × € 199,00)
Totaal
616,29

5. De beslissing

De kantonrechter
veroordeelt [gedaagde01] om aan [eiser01] te betalen een bedrag van € 1.800,-, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag, met ingang van 12 januari 2023 tot de dag van betaling;
vrijwaart [eiser01] van de aansprakelijkheid met betrekking tot het voertuig met [kenteken01] binnen twee dagen na dit vonnis;
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser01] tot dit vonnis vastgesteld op € 616,29;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door Ebben en in het openbaar uitgesproken op 24 mei 2023.