In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 januari 2023, wordt het schadeverzoek van verzoeker beoordeeld. Verzoeker, die een uitkering ontving op basis van de Werkloosheidswet (WW), heeft zich op 8 juni 2017 ziekgemeld en ontving vervolgens een uitkering op basis van de Ziektewet (ZW). Na een hersteldverklaring op 9 november 2017, heeft verzoeker bezwaar aangetekend tegen de beslissing van het UWV. In hoger beroep is vastgesteld dat verzoeker vanaf 9 november 2017 doorlopend arbeidsongeschikt is. Verzoeker heeft het UWV verzocht om aanpassing van de jaaropgaves en heeft een schadevergoeding van € 5.915,-- ontvangen voor belastingschade.
De rechtbank behandelt het verzoek van verzoeker om een hogere schadevergoeding, waarbij hij ook de belastingschade van zijn echtgenote in zijn claim heeft opgenomen. De rechtbank stelt vast dat het UWV niet op deze belastingschade heeft beslist en dat deze schadepost buiten de huidige zaak valt. De rechtbank concludeert dat het UWV de belastingschade van verzoeker correct heeft vastgesteld op € 5.915,--, conform de geldende rechtspraak. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, maar bepaalt dat het UWV het griffierecht van € 50,-- aan verzoeker moet vergoeden, omdat de belastingschade van de echtgenote niet is meegenomen in de procedure.