ECLI:NL:RBZWB:2023:4104

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 juni 2023
Publicatiedatum
13 juni 2023
Zaaknummer
407217 KG ZA 23-102
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • mr. Van Leuven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over zorg- en contactregeling tussen ouders en minderjarige

In deze zaak, die op 6 juni 2023 door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant is behandeld, gaat het om een kort geding tussen een vrouw en een man, die beiden ouders zijn van de minderjarige [minderjarige01]. De vrouw vordert dat de man en [minderjarige01] in de periode van 1 maart 2023 tot en met 31 juli 2023 op zaterdag om 10.00 uur bij haar worden opgehaald en om 16.00 uur weer teruggebracht. Daarnaast vordert zij een dwangsom van € 500,- per dag bij niet-nakoming van het vonnis. De man verzet zich tegen deze vorderingen en vraagt in reconventie om een wijziging van de zorg- en contactregeling, zodat de minderjarige per direct bij hem kan overnachten. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een spoedeisend belang is bij de vorderingen van de man en heeft geoordeeld dat de zorg- en contactregeling, zoals eerder vastgesteld, met een overnachting per direct ingaat. De vrouw is verantwoordelijk voor het vervoer van de minderjarige op de zaterdagen, maar heeft aangegeven dat zij dit niet kan uitvoeren. De rechtbank heeft de vorderingen van de vrouw afgewezen en de vorderingen van de man toegewezen, met een dwangsom van € 100,- voor iedere keer dat de vrouw in gebreke blijft.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Breda
zaaknummer: C/02/407217 / KG ZA 23-102
Vonnis in kort geding van 6 juni 2023
in de zaak van
[de vrouw01],
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat: mr. E.M.A. Leijser te Tilburg,
tegen
[de man01],
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
hierna te noemen de man,
advocaat: mr. J.M.C. van Gorkum te ‘s-Hertogenbosch.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda, hierna te noemen de Raad, om de voorzieningenrechter over de vorderingen te adviseren.
Als informante is in de procedure betrokken Stichting Jeugdbescherming Brabant, gevestigd te Tilburg, hierna te noemen de Gecertificeerde Instelling (GI).

1.De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 16 maart 2022 met 2 producties;
- de op 2 april 2023 ontvangen conclusie van antwoord, tevens houdende eis in reconventie van de man met 1 productie;
- de mondelinge behandeling van de zaak op 4 april 2023 en het daarvan opgemaakte proces-verbaal;
- de op 4 april 2023 ontvangen aanvulling van de eis in reconventie van de man;
- het e-mailbericht van mr. Van Gorkum van 8 mei 2023;
- de brief van mr. Leijser van 9 mei 2023;
- de brief van de GI van 15 mei 2023 met 1 productie.
1.2
Op 4 april 2023 heeft de voorzieningenrechter de zaak mondeling met gesloten deuren behandeld omdat het belang van na te noemen minderjarige en de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van partijen dit eiste.
Verschenen zijn de man bijgestaan door zijn advocaat en de advocaat van de vrouw. Ook was een medewerkster namens de Raad aanwezig.
Namens de GI is niemand verschenen. Evenmin is de vrouw verschenen.
1.3
De behandeling van de zaak is tijdens de mondelinge behandeling aangehouden, waarvan een (aanhoudings)proces-verbaal is opgemaakt. Na ontvangst van bericht van partijen en de GI is vervolgens, zonder nadere mondelinge behandeling, vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad. Uit de relatie van partijen is geboren de [minderjarige01] , geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedag01] 2018.
2.2
De man heeft [minderjarige01] erkend.
2.3
Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige01] .
2.4
Bij (eind)beschikking van 24 januari 2023 van deze rechtbank, verbetert bij beschikking van 15 februari 2023, is - uitvoerbaar bij voorraad - bepaald dat de man en [minderjarige01] in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken recht hebben op contact met elkaar op de volgende wijze:
- afwisselend de ene week van vrijdag 12.00 uur tot 18.00 uur, waarbij [minderjarige01] bij de man zal eten. De andere week zullen de man en [minderjarige01] , naast de vrijdag, tevens gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar op de zaterdag van 10.00 tot 16.00 uur, zonder overnachting. De man zal [minderjarige01] op de vrijdagen ophalen en weer terugbrengen bij de vrouw. De vrouw zal [minderjarige01] telkens op de zaterdag naar de man brengen en weer ophalen bij de man;
vanaf 1 augustus 2023:
- afwisselend de ene week van vrijdag 12.00 uur tot 18.00 uur, waarbij [minderjarige01] bij de man zal eten. De andere week zullen de man en [minderjarige01] gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar (met overnachting) van vrijdag 12.00 uur tot zaterdag 16.00 uur, waarbij de man zorg draagt voor het halen en wegbrengen van [minderjarige01] naar de vrouw.
2.5
Bij beschikking van 31 januari 2020 is [minderjarige01] onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna verlengd, voor het laatst bij beschikking van 10 februari 2023 tot
31 oktober 2023.

3.Het geschil in conventie en reconventie

3.1
De vrouw vordert in conventie om bij vonnis in kort geding, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. te bepalen dat de man en [minderjarige01] in de periode vanaf 1 maart 2023 tot en met 31 juli 2023 op de zaterdag om 10.00 uur bij de vrouw ophaalt en haar om 16.00 uur bij de vrouw terugbrengt;
II. te bepalen dat de man een dwangsom zal verbeuren van € 500,- per dag dat de man met de naleving van het vonnis in gebreke blijft met een maximum van € 10.000,-;
III. de man te veroordelen in de proceskosten van dit geding waaronder het salaris van de advocaat ad € 563,00 per punt en het griffierecht, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis en indien voldoening niet binnen deze termijn plaatsvindt, vermeerder met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW daarover te rekenen vanaf de vijftiende dag na het vonnis.
3.2
De man voert verweer tegen de vorderingen van de vrouw in conventie en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van de vrouw in haar vorderingen dan wel tot afwijzing van die vorderingen.
In reconventie vordert de man - na aanvulling van eerder gedane eis in reconventie - om bij vonnis in kort geding, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Primair
I. te bepalen dat de door de rechtbank bij beschikking van 24 januari 2023 vastgestelde zorg- en contactregeling, met een overnachting, die in zou gaan met ingang vanaf 1 augustus 2023, onmiddellijk, dan wel zo spoedig mogelijk, zal ingaan eventueel tijdelijk aangepast in tijd, te weten dat deze de eerste paar keren zal eindigen op zaterdag 11.00 uur;
II. te bepalen dat de vrouw een dwangsom zal verbeuren van € 500,- per dag dat de vrouw met de naleving het in deze te wijzen vonnis in gebreke blijft met een maximum van
€ 10.000,-;
III. de vrouw te veroordelen in de proceskosten van dit geding waaronder het salaris van de advocaat ad € 563,00 per punt en het griffierecht, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis en indien voldoening niet binnen deze termijn plaatsvindt, vermeerder met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW daarover te rekenen vanaf de vijftiende dag na het vonnis;
Subsidiair
I. te bepalen dat de vrouw een dwangsom zal verbeuren van € 500,- per dag dat de vrouw met de naleving van de beschikking van de rechtbank van 24 januari 2023 in gebreke blijft met een maximum van € 10.000,-;
II. de vrouw te veroordelen in de proceskosten van dit geding waaronder het salaris van de advocaat ad € 563,00 per punt en het griffierecht, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis en indien voldoening niet binnen deze termijn plaatsvindt, vermeerder met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW daarover te rekenen vanaf de vijftiende dag na het vonnis.

4.De beoordeling in conventie en in reconventie

4.1
Op grond van de gedingstukken en de toelichting door partijen tijdens de mondelinge behandeling staat naar het oordeel van de voorzieningenrechter het spoedeisend belang van partijen bij hun vorderingen voldoende vast.
4.2
Vanwege de nauwe samenhang tussen de vorderingen in conventie en reconventie, zullen deze vorderingen gezamenlijk worden behandeld.
4.3
Als uitgangspunt bij de beoordeling van het onderhavige geschil geldt de zorg- en contactregeling zoals vastgesteld door de rechtbank bij beschikking van 24 januari 2023, verbeterd bij beschikking van 15 februari 2023. Deze regeling dient door beide partijen onverkort te worden nagekomen. Dit neemt niet weg dat partijen, indien zij het samen eens zijn, in onderling overleg van de regeling kunnen afwijken. Ook kan sprake zijn van bijzondere omstandigheden die een wijziging van de zorg- en contactregeling rechtvaardigen.
4.4
Voorop staat dat op dit moment niet volledig uitvoering wordt gegeven aan de zorg- en contactregeling zoals deze is bepaald bij beschikking van 24 januari 2023, in die zin dat er geen contact plaatsvindt tussen de man en [minderjarige01] op de zaterdag om de week.
Volgens de vastgestelde zorg- en contactregeling is de vrouw in de periode van 1 maart 2023 tot en met 31 juli 2023 verantwoordelijk voor het vervoer van [minderjarige01] op de zaterdag naar en van de man. De vrouw stelt daartoe niet in staat te zijn omdat zij, voor zover thans nog van belang, over onvoldoende financiële middelen beschikt. Daarnaast kan volgens de vrouw haar zoontje [naam01] niet alleen thuis blijven op de momenten dat zij [minderjarige01] naar de man moet brengen en halen. [naam01] heeft schrik voor de man zodat het geen optie is hem mee te nemen tijdens het brengen en halen van [minderjarige01] . De man heeft naar voren gebracht dat hij eveneens vanwege beperkte financiële middelen niet in staat is om het vervoer van [minderjarige01] , naast de vrijdag waarop hij al verantwoordelijk is voor het vervoer van [minderjarige01] , ook op de zaterdag op zich te nemen.
Tijdens de mondelinge behandeling is geconstateerd dat de impasse die zich voordoet met betrekking tot het tweewekelijkse contactmoment tussen de man en [minderjarige01] op de zaterdag doorbroken zou kunnen worden indien in plaats vanaf 1 augustus 2013, zoals bepaald bij beschikking van 24 januari 2023, per ommegaande wordt overgegaan tot een overnachting van [minderjarige01] één keer in de twee weken van vrijdag tot zaterdag bij de man. De vertegenwoordigster van de Raad heeft aangegeven hier positief tegenover te staan. Voorkomen dient te worden dat door vervoersproblemen, waarbij het partijen niet lijkt te lukken hiervoor een oplossing te vinden, het contact tussen de man en [minderjarige01] beperkt blijft tot een vrijdag, temeer nu een dergelijk contact te minimaal is voor de man en [minderjarige01] om een band met elkaar op te kunnen bouwen. Gelet hierop heeft de vertegenwoordigster van de Raad geadviseerd om op korte termijn reeds over te gaan tot een tweewekelijks verblijf van [minderjarige01] bij de man van vrijdag tot zaterdag, waarbij de eindtijd op de zaterdag stapsgewijs wordt uitgebreid van 11.00 uur in de ochtend tot 16.00 uur in de middag. Dit zodat [minderjarige01] de ruimte krijgt om te wennen aan een langer verblijf met overnachting bij de man. Belangrijk daarbij is dat [minderjarige01] goed wordt voorbereid op een overnachting bij de man. Volgens de vertegenwoordigster van de Raad zou de GI, die betrokken is bij de uitvoering van de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] , een rol kunnen spelen door [minderjarige01] en partijen hierin te begeleiden en een monitorfunctie te vervullen.
4.5
Vanwege de afwezigheid van de vrouw en de afwezigheid van een vertegenwoordigster van de GI tijdens de mondelinge behandeling, zijn partijen en de GI, onder aanhouding van de behandeling van de zaak, in de gelegenheid gesteld om schriftelijk hun standpunt te geven over een uitbreiding van de zorg- en contactregeling met een overnachting van [minderjarige01] een keer in de twee weken bij de man van vrijdag tot zaterdag per ommegaande in plaats van per 1 augustus 2023. Partijen en de GI hebben van deze gelegenheid gebruik gemaakt.
De advocaat van de man heeft bij e-mailbericht van 8 mei 2023 laten weten dat de man in kan stemmen met een uitbreiding van de contact- en zorgregeling per ommegaande waarbij [minderjarige01] tweewekelijks bij hem blijft verblijft van vrijdag tot zaterdag met overnachting. Het belang van [minderjarige01] verzet zich hier niet tegen. Desondanks blijft de vrouw zich verzetten tegen een overnachting van [minderjarige01] bij hem waarbij de man vreest dat dit, gezien de weigerachtige houding van de vrouw, niet zal veranderen.
De advocaat van de vrouw heeft bij brief van 9 mei 2023 naar voren gebracht dat de vrouw niet onwelwillend tegenover een overnachting van [minderjarige01] bij de man staat, mits er een onderzoek heeft plaatsgevonden naar de (on)mogelijkheden van een overnachting van [minderjarige01] bij de man en uit dit onderzoek is gebleken dat de man deze zorg kan bieden aan [minderjarige01] . De vrouw heeft namelijk zorgen over de overnachting van [minderjarige01] bij de man. Tijdens de relatie met de man heeft de vrouw ervaren dat de man in de avond, nacht en ochtend onvoldoende alert is om eventuele hulp en begeleiding aan [minderjarige01] te kunnen bieden. Daarnaast plaatst [minderjarige01] keer op keer opmerkingen waaruit blijkt dat de moeder van de man de daadwerkelijke zorg aan [minderjarige01] biedt en niet de man. Verder heeft De GezinsManager in 2022 aangegeven dat voor een uitbreiding van de omgang tussen de man en [minderjarige01] naar een overnachting nadere observaties tussen de man en [minderjarige01] en begeleiding van de man dienen plaats te vinden. Een overnachting van [minderjarige01] kan naar de mening van de vrouw dan ook pas aan de orde zijn indien uit onderzoek door een professional is gebleken dat [minderjarige01] bij de man voldoende veilig is tijdens een overnachting. Zo lang dit onderzoek nog niet heeft plaatsgevonden, acht de vrouw een overnachting van [minderjarige01] bij de man niet in haar belang.
De GI heeft bij brief van 15 mei 2023 gesteld dat er een lange tijd niet daadkrachtig is opgetreden in het kader van de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] . Dit is niet helpend geweest in het proces om de ontwikkelingsbedreigingen van [minderjarige01] weg te nemen. Er is inmiddels een andere jeugdzorgwerker aangesteld die klaar staat om met partijen te gaan samenwerken zodat [minderjarige01] aan haar ontwikkeltaken kan toekomen. Deze jeugdzorgwerker is eerder betrokken geweest, maar voor een langere tijd afwezig geweest. De GI kan instemmen met een uitbreiding van de contact- en zorgregeling per ommegaande waarbij [minderjarige01] een keer per twee weken bij de man verblijft van vrijdag tot zaterdag met overnachting. Door
Door de GezinsManager is in 2022 zeer intensief onderzocht en geobserveerd hoe de thuissituatie van de man is en hoe de man in zijn vaderrol is. Daaruit zijn geen zorgpunten naar voren gekomen. De GI acht de stap om de omgang tussen de man en [minderjarige01] uit te breiden met een nachtje slapen dan ook een logische stap en in het belang van [minderjarige01] . Uiteraard zal het wennen zijn voor [minderjarige01] en is een goede voorbereiding en uitleg hierover aan [minderjarige01] van groot belang. De emotionele toestemming van de vrouw is hierbij eveneens van noodzakelijk belang. De jeugdzorgwerker kan [minderjarige01] en partijen voorbereiden op de uitbreiding van de omgang tussen de man en [minderjarige01] met een overnachting. Dit betekent dat de jeugdzorgwerker [minderjarige01] zal informeren over het logeren bij de man. Voor [minderjarige01] zou het meest wenselijk zijn indien dit in het bijzijn van partijen plaatsvindt. Op korte termijn zullen met beide partijen afspraken worden ingepland om dit gesprek met [minderjarige01] voor te bereiden alsook om met partijen te bespreken hoe het verblijf van [minderjarige01] bij de man op de zaterdag stapsgewijs zal worden uitgebreid.
4.6
Bij conclusie van antwoord, tevens houdende eis in reconventie heeft de man het eindevaluatierapport van De GezinsManager van 24 januari 2022 overgelegd. Bij brief van 15 mei 2023 heeft de GI een toelichtingsrapport van De GezinsManager van 9 maart 2023 op voormeld eindevaluatierapport ingebracht.
De voorzieningenrechter heeft kennis genomen van deze rapporten. Met de GI stelt de voorzieningenrechter vast dat hieruit geen zorgpunten ten aanzien van de man naar voren komen. Integendeel, uit de rapporten blijkt dat de man een enorme groei heeft laten zien in zijn pedagogische vaardigheden waardoor De GezinsManager in januari 2022 geen contra-indicatie meer zag om de omgang tussen de man en [minderjarige01] uit te breiden naar een hele dag (8 uur) en daarbij middels observaties van het avond- en het ochtendritueel toe te werken naar een overnachting van [minderjarige01] bij de man.
Vast staat dat de hulpverlening die tijdelijk de overnachting van [minderjarige01] bij de man zou gaan begeleiden (De GezinsManager, Sterk Huis) niet van de grond is gekomen omdat zij die begeleiding ’s avonds of in het weekend niet konden bieden. Desondanks zagen zowel de GI als de Raad begin van dit jaar, zoals naar voren komt uit de beschikking van 24 januari 2023, ruimte voor een uitbreiding van de zorg- en contactregeling met een overnachting van [minderjarige01] bij de man. Daartoe is gesteld dat ten aanzien van de omgang tussen de man en [minderjarige01] geen zorgen worden gezien en dat begeleiding bij de omgang niet (meer) nodig is. De rechtbank heeft het advies van de Raad om de regeling tussen de man en [minderjarige01] uit te breiden overgenomen, en daarbij een opbouwende zorg- en contactregeling bepaald met een verblijf van [minderjarige01] bij de man in de ene week op vrijdag en in de andere week van vrijdag tot zaterdag met overnachting per 1 augustus 2023. Daarbij is door de rechtbank uitdrukkelijk overwogen dat de overnachting van [minderjarige01] met ingang van voormelde datum moet gaan plaatsvinden.
Tot op heden is de impasse, die door partijen wordt ondervonden in het vervoer van [minderjarige01] op de zaterdag naar de man, nog niet doorbroken. Dit maakt dat van een opbouw in het contact tussen de man en [minderjarige01] op dit moment geen sprake is en dat het contact tussen de man en [minderjarige01] beperkt blijft tot een wekelijks contactmoment op de vrijdagmiddag. De voorzieningenrechter acht dit niet in het belang van [minderjarige01] . Met de Raad is de voorzieningenrechter van oordeel dat een dergelijk contact te minimaal is voor [minderjarige01] en de man om een goede band met elkaar op te kunnen bouwen.
De voorzieningenrechter heeft geen enkele aanwijzing dat de contactmomenten die tussen de man en [minderjarige01] in de afgelopen maanden hebben plaatsgevonden, niet goed zijn verlopen. Evenmin is gebleken dat de man tijdens de contactmomenten onvoldoende kan aansluiten bij de behoeften en mogelijkheden van [minderjarige01] en dat zijn zorg voor [minderjarige01] onder de maat zou zijn. De voorzieningenrechter ziet dan ook geen enkel bezwaar tegen een contactmoment tussen de man en [minderjarige01] met overnachting, temeer nu de GI heeft aangegeven bereid te zijn om [minderjarige01] en partijen te begeleiden naar een tweewekelijks verblijf van [minderjarige01] bij de man van vrijdag tot zaterdag met overnachting.
Het vorenstaande betekent dat het (primaire) verzoek van de man om te bepalen dat de bij beschikking van 24 januari 2023 vastgestelde zorg- en contactregeling, met een overnachting, die in zou gaan met ingang vanaf 1 augustus 2023, onmiddellijk, dan wel zo spoedig mogelijk, zal ingaan, zal worden toegewezen. Voor de voorzieningenrechter is voldoende vast komen te staan dat een tweewekelijks verblijf van [minderjarige01] bij de man van vrijdag tot zaterdag met een overnachting niet in strijd is met de belangen van [minderjarige01] , waarmee bovendien de impasse die partijen op dit moment ondervinden in de uitvoering van de zorg- en contactregeling met betrekking tot het vervoer van [minderjarige01] op de zaterdag naar de man wordt doorbroken.
Conform het advies van de Raad acht de voorzieningenrechter het in het belang van [minderjarige01] aangewezen dat er een opbouw plaatsvindt in het tweewekelijkse verblijf van [minderjarige01] bij de man van vrijdag tot zaterdag zodat [minderjarige01] geleidelijk aan kan wennen aan een langer verblijf bij de man op de zaterdag. Deze opbouw dient, onder regie van de GI, plaats te vinden
tot uiterlijk het weekend van 22 en 23 juli 2023, waarna het eindtijdstip van het tweewekelijkse verblijf van [minderjarige01] bij de man van vrijdag tot zaterdag met overnachting 16.00 uur zal zijn. Het voorgaande betekent aldus dat vanaf uiterlijk voormeld weekend, uitvoering wordt gegeven aan een zorg- en contactregeling op grond waarvan de man en [minderjarige01] gerechtigd zijn tot contact met elkaar afwisselend:
- de ene week van vrijdag 12.00 uur tot 18.00 uur, waarbij [minderjarige01] bij de man zal eten,
- de andere week van vrijdag 12.00 uur tot zaterdag 16.00 uur met overnachting,
waarbij de man zorg draagt voor het halen en wegbrengen van [minderjarige01] naar de vrouw.
4.7
De voorzieningenrechter ziet in de houding van de vrouw en het belang van [minderjarige01] bij regelmatige contacten met de man aanleiding om aan de nakoming van voormelde zorg- en contactregeling een dwangsom te verbinden zoals gevorderd door de man. Wel zal de op te leggen dwangsom worden gematigd tot € 100,- voor iedere keer dat de vrouw in gebreke blijft aan de veroordeling te voldoen en deze zal worden gemaximeerd tot € 5.000,-.
4.8
De vorderingen van partijen om elkaar in de proceskosten te veroordelen, zullen worden geweigerd. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding af te wijken van de gebruikelijke compensatie van proceskosten in familiezaken. De voorzieningenrechter zal derhalve bepalen dat elk van de partijen zijn eigen kosten draagt.
4.9
Het meer of anders gevorderde zal worden afgewezen.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
In conventie
wijst de vorderingen van de vrouw af;
In reconventie
bepaalt dat de door deze rechtbank bij beschikking van 24 januari 2023 vastgestelde zorg- en contactregeling, met een overnachting, die in zou gaan met ingang vanaf 1 augustus 2023, met ingang van heden ingaat, waarbij - onder regie van de GI - een opbouw zal plaatsvinden in het tweewekelijkse verblijf van [minderjarige01] bij de man van vrijdag tot zaterdag tot uiterlijk het weekend van 22 juli en 23 juli 2023, waarna na voormeld weekend het eindtijdstip van het tweewekelijkse verblijf van [minderjarige01] bij de man van vrijdag tot zaterdag met overnachting 16.00 uur op de zaterdag zal zijn;
bepaalt dat de vrouw aan de man een dwangsom verbeurt van € 100,- (honderd euro) voor iedere keer dat de vrouw in gebreke blijft haar medewerking te verlenen aan de zorg- en contactregeling zoals hierboven vastgesteld, met bepaling dat aan dwangsommen maximaal € 5.000,- (vijfduizend euro) kan worden verbeurd;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
In conventie en reconventie
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van Leuven, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 6 juni 2023 in tegenwoordigheid van mr. Snatersen, griffier.