3.1.De vrouw man vordert in conventie bij vonnis in kort geding, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de man te veroordelen om aan de vrouw tegen behoorlijk bewijs van kwijting en binnen twee dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis:
Primair:
I. te bepalen dat de man en [minderjarige01] voorlopig gerechtigd zijn tot omgang met elkaar:
- In de oneven weken: op zaterdag van 8.00 uur tot 16.00 uur, waarbij de vrouw [minderjarige01] om 8.00 uur brengt naar de man en de man [minderjarige01] om 16.00 terug brengt bij vrouw;
- In de even weken: op woensdag van 8.00 uur tot 16.00 uur, waarbij de vrouw [minderjarige01] om 8.00 uur brengt naar de man en de man [minderjarige01] om 16.00 terug brengt bij vrouw;
- Althans een zodanige voorlopige contactregeling vast te stellen die de voorzieningenrechter juist acht.
Subsidiair:
II. te bepalen dat de man en [minderjarige01] voorlopig gerechtigd zijn tot omgang met elkaar:
- In de oneven weken: op woensdag en zaterdag van 8.00 uur tot 12.00 uur, waarbij de vrouw [minderjarige01] om 8.00 uur brengt naar de man en de man [minderjarige01] om 12.00 terug brengt bij vrouw;
- In de even weken: op dinsdag en vrijdag van 8.00 uur tot 12.00 uur, waarbij de vrouw [minderjarige01] om 8.00 uur brengt naar de man en de man [minderjarige01] om 12.00 terug brengt bij vrouw;
- Althans een zodanige voorlopige contactregeling vast te stellen die de voorzieningenrechter juist acht.
III. te bepalen dat de omgangsduur van eenmaal 8 uur aaneengesloten in de week dan wel twee maal 4 uur in de week inclusief reistijd is;
IV. te bepalen dat de vrouw [minderjarige01] naar de omgangsmomenten met de man op de vastgestelde tijdstippen brengt en dat de man [minderjarige01] op het vastgestelde tijdstip terugbrengt naar de vrouw;
V. te bepalen dat het omgangsmoment van 29 april 2023 vooraf wordt ingehaald op dinsdag 25 april 2023 van 8.00 uur tot 12.00 uur waarbij de vrouw [minderjarige01] om 8.00 uur naar de man brengt en de man [minderjarige01] om 12.00 uur terug brengt naar de vrouw;
VI. te bepalen dat de man een dwangsom zal verbeuren van € 500,- per dag dat de man met naleving van het vonnis in gebreken blijft met een maximum van € 10.000,-;
VII. de man te veroordelen in de proceskosten van dit geding waaronder het salaris van de advocaat ad € 563,- per punt en het griffierecht, te voldoende binnen veertien dagen na betekening van het vonnis en indien voldoening niet binnen deze termijn plaatsvindt, vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW daarover te rekenen vanaf de vijftiende dag na het vonnis.