ECLI:NL:RBZWB:2023:4110

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 juni 2023
Publicatiedatum
14 juni 2023
Zaaknummer
AWB- 23_1981 en 23_1983
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de tijdige besluitvorming door het UWV inzake schorsing en beëindiging van uitkering Ziektewet

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 juni 2023, wordt de zaak behandeld van een eiseres die in beroep is gegaan tegen het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) vanwege het niet tijdig beslissen op haar bezwaar tegen besluiten over de schorsing en beëindiging van haar Ziektewetuitkering. De eiseres had op 27 juni 2022 bezwaar gemaakt tegen de besluiten van 25 mei 2022 en 13 juni 2022, maar het UWV had niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn beslist. De rechtbank oordeelt dat de beroepen kennelijk gegrond zijn en doet uitspraak zonder zitting, zoals toegestaan onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank stelt vast dat het UWV de beslistermijn heeft overschreden en dat de eiseres het UWV op 15 december 2022 in gebreke heeft gesteld. De rechtbank bepaalt dat het UWV binnen zeven weken na de uitspraak alsnog een besluit moet nemen op het bezwaar. Tevens legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat het UWV de beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank veroordeelt het UWV ook tot betaling van € 418,50 aan proceskosten aan de eiseres, en het UWV moet het griffierecht van € 50,- vergoeden.

De uitspraak benadrukt het belang van tijdige besluitvorming door bestuursorganen en de rechten van burgers in het bestuursrecht. De rechtbank heeft de uitspraak openbaar gemaakt en een afschrift verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummers: BRE 23/1981 en 23/1983

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 juni 2023 in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaatsnaam] , eiseres

(gemachtigde: mr. A. Bijlsma),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen die eiseres heeft ingesteld omdat het UWV volgens haar niet op tijd heeft beslist op het bezwaar van 27 juni 2022 tegen de besluiten van 25 mei 2022 en 13 juni 2022 betreffende, respectievelijk de schorsing en de beëindiging van haar uitkering ingevolge de Ziektewet.
1.1.
Omdat de beroepen kennelijk gegrond zijn doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. [1]
Zijn de beroepen ontvankelijk en gegrond?
3. Het bestuursorgaan beslist op het onderhavige bezwaar binnen zeventien weken na de dag waarop de bezwaartermijn is verstreken (artikel 73a van de Ziektewet). Eiseres heeft het bezwaarschrift ingediend op 27 juni 2022. Het UWV heeft de termijn verlengd met zes weken. Tussen partijen is niet in geschil dat de beslistermijn was verstreken voordat eiseres het UWV op 15 december 2022 in gebreke heeft gesteld. Sindsdien zijn twee weken voorbij gegaan.
3.1.
De beroepen zijn kennelijk gegrond.
Welke beslistermijn wordt aan het UWV opgelegd?
4. Omdat het UWV nog geen (nieuw) besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat het UWV dit alsnog moet doen.
4.1.
Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moet het UWV dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak. In bijzondere gevallen of als dit vanwege een wettelijk voorschrift nodig is, kan de rechtbank op grond van het derde lid een andere termijn geven of een andere voorziening treffen. In het verweerschrift van 26 april 2023 heeft het UWV uitgelegd dat er bemoeienis van een verzekeringsarts nodig is om een beslissing op bezwaar af te kunnen geven. De verzekeringsarts heeft aangegeven dat hij eiseres graag wil zien op een hoorzitting. In verband met de beperkte beschikbaarheid van de verzekeringsartsen kan de hoorzitting pas plaatsvinden op 3 juli 2023.
4.2.
Naar het oordeel van de rechtbank moet een termijn recht doen aan de reële mogelijkheden om op het bezwaar te beslissen, maar ook aan het belang om binnen afzienbare tijd een beslissing te ontvangen. Een langere termijn dan twee weken acht de rechtbank in dit geval aangewezen vanwege het belang van een zorgvuldige heroverweging. In dit geval acht de rechtbank het redelijk dat het UWV zeven weken de tijd krijgt de beslissing op bezwaar te nemen.
Welke dwangsom wordt aan het UWV opgelegd?
5. Over de rechterlijke dwangsom overweegt de rechtbank het volgende. Bezwaarschriften kunnen inhoudelijk zodanig met elkaar samenhangen dat een redelijke toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb met zich meebrengt dat het bestuursorgaan slechts één rechtelijke dwangsom kan verbeuren. [2] De rechtbank is van oordeel dat de zaken 23/1981 en 23/1983 zodanig met elkaar samenhangen dat het UWV slechts één rechtelijke dwangsom kan verbeuren. De rechtbank bepaalt dan ook dat het UWV een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door het UWV. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.

Conclusie en gevolgen

6. De beroepen zijn kennelijk gegrond. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt, het UWV de onder 4.2. genoemde termijn krijgt om alsnog een of meerdere besluiten te nemen en aan het UWV de onder 5. genoemde dwangsom wordt opgelegd.
6.1.
Omdat de beroepen gegrond zijn moet het UWV het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding voor haar proceskosten. Het UWV moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 418,50 omdat de gemachtigde van eiseres één beroepschrift heeft ingediend en de zaken alleen gaan over de vraag of de beslistermijn is overschreden. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt het UWV op binnen zeven weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een of meerdere besluiten op het bezwaarschrift bekend te maken;
- bepaalt dat het UWV aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
  • veroordeelt het UWV tot betaling van € 418,50 aan proceskosten aan eiseres;
  • bepaalt dat het UWV het griffierecht van € 50,- aan eiseres moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van
C.J.M. Hendrickx, griffier, op 16 juni 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
2.Zie hiervoor de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 15 juli 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1624, onder rechtsoverweging 5.1.