ECLI:NL:RBZWB:2023:4117

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 mei 2023
Publicatiedatum
14 juni 2023
Zaaknummer
C/02/408856 JE RK 23-679
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. De Jong
  • mr. De Graaf
  • mr. Kempen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot vaststelling perspectiefbesluit in het kader van de ondertoezichtstelling van een minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 mei 2023 een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de ondertoezichtstelling van een minderjarige, aangeduid als [minderjarige01]. De gecertificeerde instelling (GI), vertegenwoordigd door Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, heeft verzocht om een perspectiefbesluit te nemen in het kader van artikel 1:262b van het Burgerlijk Wetboek. De ouders van [minderjarige01] zijn belast met het ouderlijk gezag en hebben eerder te maken gehad met verschillende beschikkingen omtrent de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van hun kind. De rechtbank heeft de behandeling van het verzoek aangehouden, omdat het van belang is dat de rechtsbescherming van de ouders en de minderjarige gewaarborgd blijft. De rechtbank heeft besloten om het verzoek gelijktijdig met andere verzoeken te behandelen, waaronder een verlengingsverzoek van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing. De ouders hebben aangegeven dat zij een inhoudelijke beoordeling van het verzoek willen aanhouden, terwijl de GI en de pleegouders de voorkeur geven aan een snelle beslissing. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om alle verzoeken gelijktijdig te behandelen, wat de rechtbank heeft overgenomen in haar beslissing. De rechtbank heeft de zaak aangehouden tot een nader te bepalen datum voor een mondelinge behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/408856 / JE RK 23-679
Datum uitspraak: 24 mei 2023

Beschikking op basis van de geschillenregeling

in de zaak van
WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING & JEUGDRECLASSERING, hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI),
locatie Amsterdam,
betreffende

[minderjarige01] ,

geboren op [geboortedatum01] 2021 te [geboorteplaats01] ,
hierna te noemen: [minderjarige01] .
Als belanghebbenden worden aangemerkt:

[de moeder01] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. M.S. Krol te Rotterdam,

[de vader01] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. S. Meeuwsen te Gorinchem,

[de pleegouders01] ,

hierna te noemen: de pleegouders,
wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. K. van Doorn te Gilze.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda
(hierna: de Raad), om de meervoudige kamer over het verzoek te adviseren.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 7 april 2023, ingekomen ter griffie op 13 april 2023;
- de brief van de GI met bijlagen van 12 mei 2023, ingekomen ter griffie op 15 mei 2023, betreffende 4 producties.
Op 24 mei 2023 heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank de zaak tijdens de mondelinge behandeling behandeld met gesloten deuren.
Verschenen en gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de pleegouders, bijgestaan door hun advocaat,
- een vertegenwoordigster van de GI, bijgestaan door advocaat mr. T.I. Visser, advocaat in loondienst van de GI;
- een medewerkster namens de Raad.

De feiten

De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige01] .
Bij beschikking van 12 juli 2021 is [minderjarige01] onder toezicht gesteld tot 12 juli 2022 en is een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] in een voorziening voor pleegzorg verleend van 12 juli 2021 tot 12 januari 2022.
Bij beschikking van 10 januari 2022 is de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 12 april 2022, onder aanhouding van het overige deel van het verzoek. Bij beschikking van 11 april 2022 is de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 12 juli 2022.
Bij beschikking van 8 juli 2022 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] verlengd tot 12 juli 2023 en is de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 12 april 2023.
Laatstelijk, bij beschikking van 6 april 2023 is de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 12 juli 2023, zijnde de duur van de ondertoezichtstelling.
[minderjarige01] verblijft bij de pleegouders.

Het verzoek

De GI verzoekt middels een beroep op artikel 1:262b van het Burgerlijk Wetboek (BW) om bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
- te verklaren dat de GI op goede gronden is gekomen tot het besluit om de minderjarige niet meer terug te plaatsen bij de ouder(s) en;
- te bepalen dat de doelen van de ondertoezichtstelling vanaf heden niet meer gericht zijn op het toewerken naar een thuisplaatsing;
- dan wel een beslissing te nemen die de rechtbank in het belang van het kind wenselijk voorkomt.

De standpunten

Namens de moeder is, samengevat, aangevoerd dat een inhoudelijke beoordeling van het verzoek dient te worden aangehouden. Bekend is dat de GI een verlengingsverzoek (ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing) in zal dienen. Namens de moeder zal een verzoek worden ingediend betreffende de vervallenverklaring van de schriftelijke aanwijzing. In tegenstelling tot deze procedures is hoger beroep in de onderhavige zaak wettelijk uitgesloten. Hierover bestaat zowel politiek als wetenschappelijk discussie. Zo heeft minister Weerwind een plan geschreven om de rechtsbescherming te verbeteren. De kwestie ligt nu voor bij de Hoge Raad. Uit een recent verschenen conclusie van de procureur-generaal blijkt dat hij het probleem onderkent. Hoewel het gerechtshof ’s-Hertogenbosch recent hoger beroep van een beslissing ex artikel 1:262b BW mogelijk heeft geacht op grond van een geslaagd beroep op een doorbrekingsgrond, blijft het een lastige kwestie. In deze zaak dient de rechtsbescherming gewaarborgd te worden. De ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing zijn toe aan een verlenging; deze maatregelen lopen op 12 juli 2023 af. Dat verlengingsverzoek moet door de GI nog worden ingediend. Wanneer een verlengingsverzoek gelijktijdig met een verzoek op grond van de geschillenregeling behandeld wordt, is hoger beroep wel mogelijk, aldus de procureur-generaal. Bovendien zou een beslissing op dit verzoek snijden met het verweer van de moeder tegen het verlengingsverzoek. Om reden van rechtsbescherming wordt verzocht het verzoek aan te houden en alle zaken tegelijkertijd te behandelen en af te doen.
Ook namens de vader wordt verzocht om de zaak aan te houden en gezamenlijk te behandelen met de andere verzoeken. De vader deelt de visie, zoals namens de moeder is verwoord. Wanneer de zaken gelijktijdig worden behandeld wordt er een mogelijkheid geboden om in hoger beroep te gaan. Nu heeft de GI gekozen voor een manier die voor burgers minder rechtsbescherming biedt en dat schuurt. Daarbij komt dat een aanhouding van dit verzoek in lijn is met het ‘reflectierapport familie- en jeugdrechters’.
In reactie op het verzoek tot aanhouding namens de ouders, wordt namens de GI aangevoerd dat begrepen wordt waarom om een aanhouding wordt verzocht. Het is echter niet zo dat aan de ouders geen rechtsbescherming wordt geboden als het verzoek nu inhoudelijk wordt behandeld; zij hebben een mogelijkheid om zich nu te verweren. Daarnaast speelt een rol dat de ouders zich dreigend en boos opstellen jegens de pleegouders. Dit doet de pleegouders veel. Bovendien blijft het perspectief van [minderjarige01] bij een aanhouding in het ongewisse. Dat is niet wenselijk. Omdat de plaatsing van [minderjarige01] bij de pleegouders onder druk staat, dient de zaak nu inhoudelijk te worden behandeld.
Namens de pleegouders wordt, samengevat, aangevoerd dat zij zich verzetten tegen een aanhouding van het verzoek. De pleegouders hebben een pittige tijd achter de rug. Zij wensen het liefst zo snel mogelijk een beslissing op het verzoek. Zowel de pleegouders als [minderjarige01] moet duidelijkheid en rust worden geboden.
Desgevraagd adviseert de Raad de meervoudige kamer van de rechtbank, samengevat, als volgt. Hoewel de Raad meent dat er snel helderheid moet komen, kan de Raad zich vinden in het verzoek tot aanhouding. De Raad is er voorstander van alle verzoeken, vanwege hun onderlinge samenhang, gelijktijdig te behandelen. De Raad merkt daarnaast nog op dat inmiddels een verzoek tot een gezagsbeëindigende maatregel van de GI is ontvangen. Hiermee hoeft nu nog geen rekening worden te houden. Een beslissing op dat verzoek laat naar verwachting acht tot tien maanden op zich wachten.

De beoordeling

Verzoek tot aanhouding
De meervoudige kamer van deze rechtbank ziet aanleiding om de inhoudelijke behandeling van het verzoek aan te houden. Gelet op hetgeen namens de ouders naar voren is gebracht is de meervoudige kamer van oordeel, gelet op het belang van belanghebbenden bij rechtsbescherming, dat onderhavige procedure tegelijkertijd met de (nog in te dienen) andere verzoeken dient te worden behandeld. De meervoudige kamer legt aan haar overweging ten grondslag dat de rechtsbescherming van belanghebbenden in een procedure waarbij op grond van de geschillenregeling directe toetsing van een perspectiefbesluit voorligt, gelet op de ingrijpendheid van een te nemen beslissing een fundamenteel goed is. De wet biedt geen mogelijkheid van hoger beroep in een procedure in het kader van de geschillenregeling ex. artikel 1:262b BW, nu dit rechtsmiddel op grond van art. 807 lid 1 Rv uitgesloten is. Hoewel recent door het gerechtshof ’s-Hertogenbosch [1] – de uitspraak waar namens de moeder naar wordt verwezen – hoger beroep is toegelaten, biedt dit onvoldoende garantie dat belanghebbenden in deze procedure, waarin niet ook een verlengingsverzoek aan de orde is, eveneens ontvankelijk zullen zijn in een eventueel in te stellen hoger beroep, ook niet als de rechtbank dit zou clausuleren in een overweging bij een door haar te nemen beslissing.
Bij de mondelinge behandeling heeft de meervoudige kamer alle betrokkenen voorgehouden dat getracht wordt onderhavig verzoek gelijktijdig met de (nog in te dienen) verzoeken betreffende verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] alsmede het verzoek betreffende de vervallenverklaring van de schriftelijke aanwijzing te behandelen op
[datum] om [tijd] .Middels deze beschikking, die voor alle betrokkenen tevens als oproep geldt voor deze zaak, wordt die datum voor een (nadere) mondelinge behandeling van deze zaak bevestigd.
De meervoudige kamer verzoekt de GI en de moeder bij de nog in te dienen verzoeken melding te maken van de gelijktijdige behandeling daarvan met onderhavige zaak. Voor die zaken ontvangen alle betrokkenen een separate oproepingsbrief.
Volledigheidshalve merkt de meervoudige kamer op dat zij – na de mondelinge behandeling – kennis heeft genomen van de verhindering van mr. Van Doorn op 5 juli 2023 in verband met haar vakantie. Bij wijze van uitzondering is haar toestemming verleend om digitaal, via MS-Teams, bij de nadere mondelinge behandeling aanwezig te zijn. Van de overige betrokkenen verwacht de meervoudige kamer fysieke aanwezigheid.

De beslissing

De rechtbank:
houdt de behandeling van het verzoek van de GI aan tot de mondelinge behandeling van
[datum] te [tijd] ,bij de meervoudige kamer van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, Stationslaan 10, 4815 GW;
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping voor die mondelinge behandeling voor de GI, de ouders en hun advocaten, de pleegouders en hun advocaat en de Raad;
behoudt zich verder iedere beslissing voor.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 24 mei 2023 door mr. De Jong, voorzitter, mr. De Graaf en mr. Kempen, allen kinderrechters, in aanwezigheid van mr. Vos als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 5 juni 2022.

Voetnoten

1.Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 16 maart 2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:883.