ECLI:NL:RBZWB:2023:412

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 januari 2023
Publicatiedatum
25 januari 2023
Zaaknummer
393456_E25012023
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Sterk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige hinder door wortelopschot van populieren tussen buren

In deze civiele zaak vorderden eisers schadevergoeding en opheffing van hinder veroorzaakt door wortelopschot van populieren op het perceel van gedaagden. Eisers, eigenaren van een perceel in Prinsenbeek, ondervonden hinder van wortelgroei afkomstig van populieren op het naastgelegen perceel, dat in eigendom was van gedaagden. Gedaagden voerden aan dat de hinder was ontstaan voordat zij eigenaar werden en dat zij adequate maatregelen hadden genomen om de hinder te beperken. De rechtbank oordeelde dat gedaagden onrechtmatig hadden gehandeld door de populieren niet tijdig te verwijderen, wat leidde tot schade aan de tuin van eisers. De rechtbank stelde vast dat er een causaal verband bestond tussen het nalaten van gedaagden en de schade aan de tuin van eisers. De rechtbank wees een schadevergoeding toe, maar reduceerde deze met 25% vanwege eigen schuld van eisers, die verzuimd hadden om tijdig onderhoud aan hun tuin te plegen. Gedaagden werden veroordeeld tot het verwijderen van de hinderlijke bomen en wortels binnen twee maanden, op straffe van een dwangsom. De proceskosten werden eveneens aan gedaagden opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster II Handelszaken
Breda
zaaknummer / rolnummer: C/02/393456 / HA ZA 22-8
Vonnis van 25 januari 2023
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

wonende te [woonplaats 1] ,
2.
[eiseres sub 2],
wonende te [woonplaats 1] ,
eisers,
advocaat mr. E. Cools te Etten-Leur,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats 2] ,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagden,
advocaat mr. G.C.L. van de Corput te Breda.
Partijen zullen hierna [eisers] en [gedaagden] genoemd worden.

1.Waar gaat deze zaak over?

[eisers] is eigenaar van het perceel gelegen aan de [adres 1] . [gedaagden] is eigenaar van het naastgelegen perceel. [eisers] heeft last van wortelopschot in zijn tuin afkomstig van populieren. Op het perceel van [gedaagden] stond en staat nog steeds een aantal populieren. Het wortelopschot zorgt voor hinder in de tuin van [eisers] vordert in deze procedure schadevergoeding en opheffing van de hinder. [gedaagden] verweert zich onder meer door aan te voeren dat de hinder is ontstaan in een periode dat hij nog geen eigenaar was, dat [gedaagden] zodra hij op de hoogte was van de hinder bomen en stronken heeft weggehaald en dat sprake is van eigen schuld aan de zijde van [eisers] In 2019 stonden er nog maar 42 stoven en in mei 2021 stonden er ca. 200 kleine populierbomen. [eisers] heeft nagelaten om onderhoud te plegen aan zijn tuin.
De schade aan de voortuin is ontstaan op het moment dat [gedaagden] nog geen eigenaar was van de woning waardoor [gedaagden] deze schade niet hoeft te vergoeden. In de achtertuin heeft [gedaagden] een groot deel van de bomen en stronken verwijderd binnen een jaar nadat hij eigenaar werd van het perceel. Achter in de tuin van [gedaagden] staan echter nog twee populieren die nog steeds wortelopschot veroorzaken in de tuin van [eisers] De hinder veroorzaakt door deze populieren had door [gedaagden] opgeheven moeten worden en moet alsnog door [gedaagden] opgeheven worden. [gedaagden] is daarnaast gehouden om de kosten die gemoeid zijn met het herstel van de tuin van [eisers] te vergoeden. [gedaagden] is gehouden om 25% van deze kosten te vergoeden aangezien uit de overgelegde rapportages van deskundigen volgt dat [eisers] heeft nagelaten om onderhoud te plegen aan zijn tuin en de schade en de daarmee gemoeide herstelkosten te beperken.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 4 mei 2022;
  • de akte overlegging producties met producties 29 t/m 36 zijdens [eisers] ;
  • de zittingsaantekeningen van de mondelinge behandeling van 31 oktober 2022.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
[eisers] woont sinds 1985 aan de [adres 1] te
Prinsenbeek, het perceel is kadastraal bekend als [perceelnummer 1] .
3.2.
[gedaagden] is in november 2017 eigenaar geworden van het naastgelegen perceel
[adres 2] , kadastraal bekend als [perceelnummer 2] . [gedaagden] heeft het perceel gekocht van de heer [naam 1] (hierna: “ [naam 1] ”). [naam 1] heeft het perceel verkregen als erfgenaam van de heer [naam 2] (hierna: “ [naam 2] ”). [naam 2] is in januari 2017 overleden. Zijn zoon heeft daarna het perceel te koop gezet.
3.3.
[naam 2] had in zijn tuin veel hoge bomen staan, waaronder populieren.
[eisers] ondervond hinder van de bomen en heeft daarover geklaagd bij [naam 2] en later ook bij [naam 1] .
3.4.
In de zomer van 2016 heeft [eisers] [hovenier]
(hierna: “ [hovenier] ”) naar zijn tuin laten kijken waarbij [hovenier] heeft geconstateerd dat sprake was van schade aan de oprit door wortelopdruk en dat bomen op het perceel van [naam 2] overhingen en op omvallen stonden.
3.5.
[naam 1] heeft vervolgens in april 2017 een aantal berken en een populier
gerooid. De stronken en wortels bleven in de tuin achter.
3.6.
Op 13 november 2017 heeft [boomspecialist 1] (hierna: “ [boomspecialist 1] ”)
een boom- en bewortelingsonderzoek uitgevoerd. Op 29 januari 2018 is het rapport uitgebracht. Uit het rapport komt onder meer naar voren:
4.1 Oprit met opdruk van verharding
Opname en omschrijving van geconstateerde gebreken/schade
Er is sprake van ernstige opdruk van verharding van de oprit.
Ter plaatse van ernstige opdruk van de verharding, is de bestrating verwijderd (steekproefsgewijs onderzoek). De enige bomen in de omgeving van de oprit zijn de bomen op het buurperceel.
De afstanden tussen de bomen van de buurman en de oprit variëren van circa 1 tot 4 meter.
Resultaat:
Onder de bestrating bevonden zich boomwortels.
  • Het betrof dikke dode wortels […] en dunne levende wortels […]. De dikke dode wortels waren van een inmiddels verwijderde boom van het buurperceel.
  • De dunne levende wortels waren van coniferen van het perceel van de buren.
[…]
4.2
Achtertuin met wortelgroei van Canadese populieren
[…]
Schade oorzaak:
Door het verwijderen van de moederboom zijn de wortels geprikkeld tot ontwikkeling van nieuwe boompjes (wortelopschot).
Hierdoor ontstaan vele boompjes in de tuin van de cliënt.
[…]
Het causaal verband tussen schade/gebrek en het handelen/nalaten van de wederpartij:
Het causaalverband tussen het veelvuldig ontstaan van jonge boompjes in de tuin van de cliënt en het handelen/nalaten van de wederpartij is de verwijdering van de grauwe abelen door de buurman. Juist doordat de bomen op het buurperceel zijn verwijderd is opschot in de tuin van de cliënt toegenomen of ontstaan.
Bij voldoende kennis van de eigenschap tot het ontwikkelen van opschot van deze boomsoort had de boomeigenaar maatregelen kunnen nemen om het ontstaan van opschot te beperken. Door de stobben van de gerooide bomen in te smeren met vergif met een systemische werking kan een groot gedeelte van de wortels worden gedood waardoor er minder opschot ontstaat.
Geheel uitsluiten van opschot door toepassing van bovenstaande behandeling is echter niet mogelijk. […]
Vaststelling van de schade/gebrek en/of waardevermindering:
[…]
Het is noodzakelijk om, nadat de eerste behandeling heeft plaatsgevonden, 2x per jaar nieuw opschot van jonge grauwe abelen te verwijderen. Dit vergt de komende 2 jaar extra tuinonderhoud. Na 2 jaar zal de overlast afnemen en wordt het verwijderen van wortelopslag onderdeel van het regulier tuinonderhoud. Op deze wijze zullen de abelen verdwijnen door uitputting. […]”
3.7.
In november 2017, net nadat [gedaagden] eigenaar is geworden van het perceel,
hebben [eisers] en [gedaagden] besproken dat [gedaagden] – nadat hij de woning bewoonbaar had gemaakt – de achtergebleven stronk en bomen waarvan [eisers] hinder ondervond zou rooien.
3.8.
Op 12 april 2018 heeft de gemachtigde van [eisers] [gedaagden]
aangeschreven en [gedaagden] gemaand de hinder te staken en hem aansprakelijk gesteld voor de door [eisers] geleden en nog te lijden schade als gevolg van de bomen.
3.9.
Op 25 april 2018 heeft de gemachtigde van [gedaagden] gereageerd en het rapport
van [boomspecialist 1] betwist.
3.10.
Op 14 juni 2018 heeft de gemachtigde van [eisers] gereageerd op de
brief van de gemachtigde van [gedaagden] en verzocht om de hinder op te heffen en om tot een oplossing te komen voor de geleden schade.
3.11.
Op 16 en 18 juni 2018 hebben vervolgens werkzaamheden in de tuin van [gedaagden]
plaatsgevonden. Op 17 juli 2018 heeft de gemachtigde van [gedaagden] aan [gedaagden] laten weten dat alle stronken, bomen en wortels nabij het perceel van [eisers] tot op het gele zanddeel zijn verwijderd.
3.12.
Op 21 augustus 2018 reageert de gemachtigde van [eisers] dat er nog
steeds scheuten doorgroeien in de verboden zone op het perceel van [gedaagden] evenals in het achtergelegen weiland. Met de verboden zone wordt de zone direct naast de erfgrens bedoeld.
3.13.
Op 1 oktober 2018 reageert de gemachtigde van [gedaagden] met betrekking tot de
scheuten dat de gemelde scheuten zich op het weiland bevinden waar [eisers] geen eigenaar van is. [eisers] heeft geen scheuten gemeld op zijn eigen perceel.
3.14.
Per brief van 26 november 2018 heeft de gemachtigde van [eisers]
gereageerd. Er blijven scheuten ontstaan op beide percelen.
3.15.
[gedaagden] heeft vervolgens een eigen deskundige ingeschakeld, de heer P.H.
[deskundige] (hierna: “ [deskundige] ”). Op 12 maart 2019 heeft [deskundige] de percelen bezocht en op 2 april 2019 heeft [deskundige] een tegenadvies uitgebracht waarbij [deskundige] de kosten heeft begroot op € 2.700,-. Daarnaast heeft een aftrek van 20% te gelden omdat [eisers] volgens [deskundige] verzuimd heeft tijdig en adequaat onderhoud te plegen. Op 18 april 2019 heeft [gedaagden] het advies van [deskundige] aan [eisers] gestuurd.
3.16.
Op 6 augustus 2019 hebben [deskundige] en [boomspecialist 1] gezamenlijk het perceel van [eisers]
bezocht waarna een concept rapportage is opgemaakt. Er is geen definitief rapport. Uit het conceptadvies van 22 augustus 2019 volgt dat de schade aan de voortuin is veroorzaakt door wortelgroei van bomen die niet meer aanwezig zijn. Ten aanzien van de achtertuin is het volgende opgenomen:
4.2 Achtertuin met wortelgroei Grauwe abeel (Populus X canescens)
[…]
Situatie 6 augustus 2019
Situatie op 6 augustus 2019. De scheuten zijn uitgegroeid tot boompjes van circa 3 meter hoog en een stamdikte van circa 1 tot 6 cm.
Bij de opname op 6 augustus zijn 42 “stoven” geteld met boompjes van 2 tot 6 cm stamdiameter. Verspreid over de tuin bevinden zich tevens jonge loten van de grauwe abeel (wortelopschot).
Opdruk van verharding van het terras en paden achter de woning 2017
Aan de achterzijde van de woning is plaatselijk opdruk van verharding door wortelopschot geconstateerd. Het betreft wortelopschot van de grauwe abelen van het buurperceel (opschot is aanwezig). Enkele stenen en een opsluitband van het terras zijn opgedrukt. Bij tegelpaden nabij de moestuin en het duivenhok is wortelopschot en opdruk van verharding geconstateerd.
Situatie 2019
De Grauwe abelen (populieren) op het perceel van de buurman wat grenst aan het perceel van de heer [eiser sub 1] zijn inmiddels allen gerooid. De grond is opgehoogd. Momenteel is er met uitzondering van enkele exemplaren geen sprake van opschot van grauwe abelen op het perceel van de buurman.
Het pad bij het duivenhok is inmiddels verwijderd i.v.m. onbegaanbaarheid door wortelopdruk. Ook het pad bij de voliére naast de moestuin is verwijderd i.v.m. onbegaanbaarheid door wortelopdruk.
Opschot van de grauwe abeel bevindt in de verharding van het pad tussen terras en de voliére (zie onderstaande foto).
Opmerking tuinonderhoud
Door het achterwege blijven van onderhoud aan de tuin betreffende het verwijderen van wortelopslag is de schade aan de tuin door boomwortels vanaf 2017 erg toegenomen. Bij tijdig ingrijpen door de heer [eiser sub 1] waren de wortels niet zover in de tuin gegroeid en waren er niet zoveel en zulke grote bomen ontstaan. Op slechts enkele locaties zoals de groentetuin en de paden bij de voliére en het duivenhok is wortelopschot verwijderd. Wanneer het probleem direct zou zijn aangepakt met inzet van vergif was de schade beperkt gebleven. Ook wanneer direct en was gestart met uitputting van wortelopschot was het probleem niet zo groot geworden.
[…]
Totale kosten voortuin en achtertuin
Herstel oprit voortuin € 500,00
Herstel achtertuin (opschot abeel)€ 3.252,00
Totaal exclusief 21% btw € 3.752,00
BTW 21%€ 787,92
Totaal inclusief 21% btw € 4.539,92
Opmerking bestrijding en herstel:
Bovenstaande geraamde kosten zijn benodigd om de problemen die zijn ontstaan in de tuin van de heer [eiser sub 1] door wortelsopschot te bestrijden. Deze bedragen zijn niet toereikend voor permanent en volledig herstel. Met deze inspanningen wordt het probleem grotendeels opgelost door intensieve bestrijding gedurende 2 jaar.
Na 2 jaar zal de overlast afnemen en wordt het verwijderen van wortelopslag onderdeel van het regulier tuinonderhoud. Bij voldoende regulier tuinonderhoud zullen de abelen verdwijnen door uitputting.[…]”
3.17.
Op 18 september 2019 heeft de heer [naam 3] namens het bestuur van de
Nederlandse Postduivenhouders Organisatie (hierna: “NPO”) een rapport van bevindingen gestuurd over de wijze waarop [eisers] in zijn hobby wordt belemmerd. [eisers] heeft twee duivenhokken die niet meer bruikbaar zijn om de duivensport mee te bedrijven. De heer [naam 3] heeft de schade begroot op € 1.000,- tot € 1.500,- op jaarbasis.
3.18.
Op 13 december 2019 heeft de gemachtigde van [eisers] [gedaagden]
aansprakelijk gesteld en gesommeerd om een bedrag van € 13.237,76 te betalen, bestaande uit de expertkosten (€ 5.126,77), de schade vastgesteld door NPO (€ 2.750) en de kosten voor het herstel van het duivenhok op basis van bonnen uit 2013 (€ 5.360,99).
3.19.
De gemachtigde van [gedaagden] heeft op 17 januari 2019 aansprakelijkheid van de
hand gewezen.
3.20.
Op 3 mei 2021 heeft ir. [naam 4] van [boomspecialist 2] onderzoek gedaan naar de
situatie in de voor- en achtertuin van [eisers] . Uit die rapportage volgt voor zover relevant:

[…]
Het wortelopschot van populieren in de achtertuin is nog steeds aanwezig zij het in veel grotere mate als in onderzoek uit 2017 en 2019. Uit het rapport van [boomspecialist 1] was het wortelopschot ca 1 meter hoog. Dit opschot is inmiddels uitgegroeid tot jonge bomen van ruim 5 meter hoog met een diameter van 5 tot 7 centimeter.
[…]
Vraag 2: zijn wortels afkomstig van de buren?
De wortels op oprit en achtertuin zijn afkomstig van perceel van de buren. Dit is al geconstateerd in het eerste rapport uit 2017 evenals het contra-rapport uit 2019 (rapport [deskundige] Linde 10 pag 5. Ad2-b). Er is geen reden dit in twijfel te trekken.
[…]
Aan de rand van het weiland, achter het perceel, staan nog steeds populieren (afbeelding 9). In het weiland is ook opschot te zien. Het is mogelijk dat er inmiddels ook wortels van deze bomen in de tuin van de heer [eiser sub 1] zitten.
[…]
Vraag 5; Heeft het gegeven dat cliënt de afgelopen jaren voorzichtig is geweest met het verwijderen van opschot in zijn tuin de situatie verergerd of is daarmee juist erger voorkomen omdat dit een stimulans kon zijn voor nog meer nieuw opschot?
Feit dat cliënt het opschot niet heeft verwijderd heeft de situatie verergerd. Inmiddels is het wortelsopschot van 1 meter hoogte (zie rapport [boomspecialist 1] ) nu uitgegroeid tot ruim 5 meter, met een stamomtrek van 15 tot 22 cm (5 tot 7 cm doorsnede). Dit zorgt op veel plaatsen in de tuin voor schade. Het opschot is inmiddels al zo groot dat de plant nu eigen wortels gaat vormen en de moederwortel niet meer nodig heeft.
Verwijderen van wortelopschot zal in het begin nieuw opschot stimuleren, maar zoals eerdere rapportages al aangeven is in dit geval uitputting de beste remedie. […]
Vraag 8; Welke maatregelen moeten worden genomen voor het definitief verhelpen van het wortelprobleem?
Er zijn twee opties; helemaal leeghalen van de tuin (optie 1) of het opschot stuk voor stuk verwijderen (optie 2). Daarnaast is er nog een optie om te voorkomen dat worteluitlopers uit het omliggend weiland de tuin binnen dringen middels een wortelbarrière (optie 3). […].

4.Het geschil

4.1
[eisers] vordert samengevat dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagden] hoofdelijk veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 29.253,99, dan wel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, te betalen binnen 14 dagen na het in dezen te wijzen vonnis, te vermeerderen met de wettelijke rente;
II. [gedaagden] veroordeelt tot opheffing van de onrechtmatige situatie, inhoudende dat de bomen, stronken en wortels in zijn tuin – waarvan [eisers] overlast ondervindt – op een deugdelijke wijze verwijderd dienen te worden binnen 2 maanden na het in dezen te wijzen vonnis, dit op straffe van een dwangsom van € 250,- voor iedere dag dat [gedaagden] niet voldoet aan voormelde vordering, met een maximum van € 20.000,-;
III. [gedaagden] veroordeelt in de proceskosten en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente wanneer deze niet binnen 14 dagen worden voldaan.
4.2
[eisers] legt aan zijn vordering ten grondslag dat sprake is van
onrechtmatige hinder in de zin van art. 5:37 jo 6:162 BW doordat sprake is van omvangrijke
wortelgroei en wortelopschot van de populieren. Door het handelen van [gedaagden] wordt in
strijd gehandeld met het eigendomsrecht van [eisers] . Er is sprake van nalaten
aan de zijde van [gedaagden] doordat hij heeft nagelaten de stammen en wortels van
populieren te kappen. Indien dat deugdelijk was gebeurd, had geen wortelgroei kunnen plaatsvinden. Uit de rapportages van [boomspecialist 1] en [boomspecialist 2] volgt dat sprake is van een causaal verband tussen het handelen van [gedaagden] en de schade aan de tuin van [eisers] . De onrechtmatige hinder is ook toerekenbaar omdat hij nalaat iets aan de situatie te doen en nog steeds twee moederpopulieren aanwezig zijn in de tuin van [gedaagden] De schade van [eisers] bestaat uit de expertisekosten, de herstelkosten, de schade vastgesteld door NPO en de herstelkosten van het duivenhok, het hekwerk en de vijver.
4.3
[gedaagden] voert verweer. Er is geen sprake van onrechtmatige hinder. [eisers]
vordert opheffing van een toestand waar geen sprake meer van is. De bomen
nabij de erfgrens zijn al verwijderd. Op grond van artikel 5:44 BW heeft [eisers]
het recht om zelf overhangende takken of beplanting te verwijderen. [eisers] heeft [gedaagden] bij brief van 12 april 2018 voor het eerst op de hoogte gebracht van de problematiek omtrent de bomen en het wortelopschot. [gedaagden] was vanaf dat moment pas gehouden om een einde te maken aan een eventuele inbreuk. Op eerste verzoek heeft [gedaagden] de bomen nabij de erfgrens met [eisers] verwijderd. De schade aan de bestrating aan de oprit en achtertuin bestond al begin 2018 en is dus ontstaan voordat [gedaagden] eigenaar was. De schade is daarmee niet toerekenbaar aan [gedaagden] . Het is onduidelijk en onbegrijpelijk waarom [eisers] [naam 2] niet heeft aangesproken om de schade te vergoeden. [eisers] heeft zelf nagelaten om jarenlang onderhoud te plegen aan zijn tuin en het opschot zo de ruimte te geven om verder te groeien en moederbomen te vormen. [gedaagden] doet een beroep op artikel 6:101 BW.
4.4
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
Beoordeeld dient te worden of sprake is van onrechtmatige hinder in de zin van
art. 5:37 jo 6:162 BW.
5.2.
Artikel 5:37 BW bepaalt dat de eigenaar van een erf niet in een mate of op een
wijze die volgens artikel 6:162 BW onrechtmatig is, aan eigenaars van andere erven hinder mag toebrengen. Of het veroorzaken van hinder onrechtmatig is, is volgens vaste rechtspraak afhankelijk van de aard, de ernst en de duur van de hinder en de daardoor veroorzaakte schade in verband met de verdere omstandigheden van het geval, waaronder de plaatselijke omstandigheden (zie bijvoorbeeld Hoge Raad 16 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1106).
5.3.
In aanvulling hierop moet voor de onderhavige zaak worden stilgestaan bij het aan
[eisers] toekomende recht opgenomen in artikel 5:44 lid 2 BW, waarin is bepaald dat degene op wiens erf wortels van een ander erf doorschieten, deze voor zover ze doorgeschoten zijn mag weghakken en zich toe-eigenen. Dit wetsartikel houdt niet meer in dan dat een bevoegdheid tot eigenrichting wordt gegeven om doorgeschoten wortels weg te kappen. Het artikel biedt geen grondslag om de daaraan verbonden kosten te verhalen op de eigenaar van het perceel waarvan de wortels afkomstig zijn, en de enkele aanwezigheid van wortels in andermans erf is niet reeds onrechtmatig te achten. Wel is het zo dat indien de wortels tot schade en/of hinder leiden en die schade en/of hinder een bepaalde aard en omvang bereikt, afhankelijk van de verdere omstandigheden van het geval, op de voet van artikel 5:37 BW in verbinding met artikel 6:162 BW sprake kan zijn van een onrechtmatige daad en op basis daarvan de kosten voor verwijdering van de wortels als schadevergoeding kunnen worden gevorderd.
5.4.
[eisers] heeft gesteld dat inbreuk wordt gemaakt op zijn
eigendomsrecht door het nalatig handelen, dan wel nalaten van [gedaagden] . Van onrechtmatig nalaten kan alleen sprake zijn wanneer de geschonden norm tot een actief handelen verplichtte. Als vaststaand kan aangenomen worden dat de populieren wortelopschot veroorzaken en dat dit toeneemt zodra deze bomen worden gekapt, en dat dit ook eigen is aan de bomen van deze soort. [eisers] kon gebruikmaken van zijn recht op grond van artikel 5:44 lid 2 BW om het wortelopschot weg te hakken, maar – uit de overgelegde rapportages van [boomspecialist 1] , [deskundige] en [boomspecialist 2] – volgt dat dit niet afdoende zou zijn om de wortels en bomen permanent te verwijderen. Regelmatig, circa twee keer per jaar, zou het wortelopschot verwijderd moeten worden, ook nadat de moederbomen zijn verwijderd. Deze situatie ontstijgt naar het oordeel van de rechtbank wat een buur als hinder behoort te accepteren.
Onrechtmatig handelen
5.5.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of er sprake is van
onrechtmatig handelen dan wel nalaten door [gedaagden] Uit de diverse rapportages volgt dat door het verwijderen van de boom de wortels worden geactiveerd om de functie van de boom over te nemen waardoor wortelopschot wordt gestimuleerd. Het verwijderen van de moederboom heeft al plaatsgevonden voordat [gedaagden] eigenaar werd van het perceel naast het perceel van [eisers] . Vervolgens heeft [gedaagden] in juni 2018 alle bomen en stronken nabij de perceelsgrens met [eisers] verwijderd. Tot het gele zand is de tuin van [gedaagden] afgegraven om dit te bewerkstelligen. Redelijkerwijs had van [gedaagden] niet verwacht hoeven te worden dat hij eerder de achtergebleven (boom- stronken en wortels had verwijderd. Immers, op 12 april 2018 heeft de gemachtigde van [eisers] [gedaagden] aangeschreven en hem gemaand de hinder te staken door de bomen die in de verboden zone staan te verwijderen, inclusief de resterende boomstronken met de wortels. Bij brief van 14 juni 2018 is dit herhaald, waaruit ook volgt dat daarvoor, in april 2018, al is gestart met werkzaamheden in de tuin. Op 16 en 18 juni 2018 hebben werkzaamheden plaatsgevonden in de tuin van [gedaagden] en zijn de boomstronken en wortels nabij het perceel met [eisers] weggehaald. [gedaagden] heeft gelet daarop niet onredelijk lang gewacht met het verwijderen van de boomstronken en wortels. Dit heeft tot gevolg dat tot dat moment geen sprake was van onrechtmatig nalaten aan de zijde van [gedaagden] .
5.6.
[eisers] stelt zich daarnaast op het standpunt dat er nog steeds sprake
is van onrechtmatig handelen doordat er nog twee populieren op het perceel van [gedaagden] staan die hij niet heeft weggehaald en waardoor er wortelopschot in de tuin van [eisers] wordt gestimuleerd. Uit de rapportage van [boomspecialist 2] volgt ook dat er nog steeds populieren staan en dit is ook niet betwist door [gedaagden] . Tijdens de mondelinge behandeling is besproken dat het gaat om bomen achterin op het perceel van [gedaagden] , naast het weiland. Gelet op de overlast die [eisers] ondervindt is er naar het oordeel van de rechtbank nog steeds sprake van een onrechtmatige situatie door deze bomen te behouden nu onderbouwd is gesteld – en onvoldoende gemotiveerd is betwist – dat deze bomen nog voor hinder zorgen. De aanwezigheid van die populieren na juni 2018 kan aan [gedaagden] worden toegerekend als onrechtmatig nalaten als eigenaar van die populieren en de daaraan verbonden eigenschappen.
Causaal verband
5.7.
Ten aanzien van het causaal verband heeft te gelden dat in de rapportage van [boomspecialist 2]
het volgende staat:
“Vraag 2: zijn wortels afkomstig van de buren?
De wortels op oprit en achtertuin zijn afkomstig van perceel van de buren. Dit is al geconstateerd in het eerste rapport uit 2017 evenals het contra-rapport uit 2019 (rapport [deskundige] Linde 10 pag 5. Ad2-b). Er is geen reden dit in twijfel te trekken.
[…] Aan de rand van het weiland, achter het perceel, staan nog steeds populieren (afbeelding 9). In het weiland is ook opschot te zien. Het is mogelijk dat er inmiddels ook wortels van deze bomen in de tuin van de heer [eiser sub 1] zitten. “
Door [gedaagden] is ook niet betwist dat op zijn perceel de enige populieren in de omgeving staan waardoor het causaal verband tussen de gevorderde schade en het onrechtmatig nalaten is komen vast te staan.
Dit is anders ten aanzien van de vijver. De rechtbank overweegt dat uit de concept rapportage van [deskundige] en [boomspecialist 1] in 2019 en de rapportage van [boomspecialist 2] volgt dat het niet aantoonbaar is c.q. onduidelijk is of het wortelopschot schade aan de vijver heeft veroorzaakt. Ook de door [eisers] overgelegde foto’s onderbouwen dit verband onvoldoende, zodat deze schade hierom al niet voor toewijzing in aanmerking komt.
Schade
5.8.
De door [eisers] gevorderde schade bestaat uit de kosten die zijn
gemoeid met het ongedaan maken van de aanwezigheid van de wortelopslag die vanuit het perceel van [gedaagden] in het perceel van [eisers] is gekomen door wortelopschot, de schade genoemd in de brief van NPO, de herstelkosten van het duivenhok en de gemaakte expertisekosten. De herstelkosten voor het herstel van het perceel van [eisers] zijn opgenomen in de rapportage van [boomspecialist 2] . Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen de voortuin en de achtertuin.
VoortuinTen aanzien van de voortuin heeft te gelden dat dit schade betreft die is ontstaan voor november 2017, voordat [gedaagden] er woonde. Dit volgt uit het rapport van [boomspecialist 1] van januari 2018, nu de inspectie heeft plaatsgevonden op 13 november 2017 en toen reeds de schade aan de oprit is geconstateerd. Ook in de rapportage van de [hovenier] van 25 juli 2016 wordt al gesproken over wortelopdruk bij de oprit. In de voortuin zijn de bomen en struiken in het voorjaar van 2018 volledig weggehaald en is er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van onrechtmatig handelen dan wel nalaten van [gedaagden] waardoor schade is ontstaan die voor rekening van [gedaagden] dient te komen. Dit maakt dat de gevorderde schade aan de oprit niet voor toewijzing in aanmerking komt.
AchtertuinTen aanzien van de achtertuin worden in de rapportage van [boomspecialist 2] drie opties genoemd. Optie 1 betreft het helemaal leeghalen van de tuin, optie 2 betreft het opschot stuk voor stuk verwijderen en optie 3 ziet op het voorkomen van opschot in de toekomst. De kosten voor optie 2 en optie 3 zijn lager geraamd dan de kosten van optie 1. De kosten van optie 2 bedragen € 4.598,00 en de kosten van optie 3 € 1.355,20, tezamen
€ 5.953,20.Voornoemd bedrag zal worden toegewezen aan herstelkosten.
NPO
5.9.
[eisers] vordert € 7.550,- aan schade begroot door NPO. Deze schade
ziet volgens NPO op immateriële en emotionele schade als gevolg van het niet kunnen uitoefenen van zijn hobby waarvan het redelijk en billijk zou zijn om deze te compenseren. [gedaagden] heeft betwist deze schade verschuldigd te zijn omdat onder meer niet is voldaan aan de vereisten van artikel 6:106 BW.
5.10.
Uit artikel 6:106 BW volgt dat voor nadeel dat niet in
vermogensschade bestaat, de benadeelde recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding wanneer de aansprakelijke persoon het oogmerk had nadeel toe te brengen, sprake is van lichamelijk letsel, aantasting in de eer of goede naam of op andere wijze in zijn persoon is aangetast, dan wel wanneer het nadeel is geleden in de aantasting van de nagedachtenis van een overledene. Van voormelde situaties is geen sprake waardoor de gevorderde immateriële schade niet voor vergoeding in aanmerking komt.
Duivenhok
5.11.
De gevorderde herstelkosten van het duivenhok ad € 9.760,99 komen voor
vergoeding in aanmerking. Er is komen vast te staan dat sprake is van onrechtmatig handelen dat toerekenbaar is aan [gedaagden] De gevorderde herstelkosten aan schade zijn ook redelijk nu is uitgegaan van de materiaalkosten van jaren geleden.
Expertisekosten en herstelkosten hekwerk
5.12.
De gevorderde expertisekosten bestaan uit kosten gemaakt door [boomspecialist 1]
(€ 2.365,55), [boomspecialist 2] (€ 907,50 en € 332,75) en het kadaster (€ 997,45). De kosten van het kadaster zien op een meting gemaakt vanwege een discussie die tussen partijen bestond over het hekwerk. Tussen partijen bestond ook een discussie omtrent de vraag aan wie het hekwerk tussen de beide percelen zou toebehoren. [eisers] heeft echter onvoldoende gesteld rondom deze discussie tussen partijen over het hekwerk, zodat de rechtbank geen grond ziet om deze kosten toe te wijzen. De schade aan het hekwerk is geen gevolg van het wortelopschot maar mogelijk van een doek dat daaraan was bevestigd. De overige kosten zijn gemaakt in het kader van het vaststellen van de schade als gevolg van de onrechtmatige hinder en zijn wel voor toewijzing vatbaar. Een bedrag van
€ 3.605,80is toewijsbaar.
Eigen schuld
5.13.
[gedaagden] voert het verweer dat [eisers] eigen schuld aan de schade
heeft. [eisers] had van het begin af aan de tuin moeten bijhouden en onderhouden en verwijst daarbij naar de opgemaakte rapportages waaruit onder meer volgt dat het om circa 42 stoven ging in 2019 van 2 tot 6 cm stamdiameter en dat deze stoven inmiddels zelfstandig zijn uitgegroeid tot zelfstandige moederbomen.
5.14.
Dit verweer slaagt. Voor het voorkomen van de ontstane hinder rustte op [eisers]
ook een eigen verantwoordelijkheid, zeker nu is gebleken dat de stoven zijn uitgegroeid tot zo’n 200 kleine boompjes en ook zelfstandige moederbomen. [gedaagden] heeft binnen bekwame tijd nadat hij op de hoogte was gesteld van de hinder, de bomen en stronken nabij de erfgrens verwijderd. Voorgaande maakt dat de rechtbank van oordeel is dat sprake is van meer eigen schuld aan de zijde van [eisers] dan sprake van nalatig handelen aan de zijde van [gedaagden] De toename van de schade aan het perceel van [eisers] is een uitvloeisel van het nalaten van het doen van onderhoud aan het perceel. Daarbij wordt tevens in aanmerking genomen dat [gedaagden] pas sinds november 2017 eigenaar was van het perceel met de populieren en dus ook niet eerder actie had kunnen ondernemen. De rechtbank zal, gelet op voorgaande, de op [gedaagden] rustende vergoedingsplicht tot 25% reduceren ten aanzien van de herstelkosten van de tuin. [gedaagden] zal dus worden veroordeeld tot een bedrag van (€ 5.953,20/4 =)
€ 1.488,30aan schadevergoeding voor de herstelkosten aan de tuin. Ten aanzien van de herstelkosten voor het herstellen van het duivenhok is de rechtbank van oordeel dat de schade aan het duivenhok voorzienbaar was op het moment dat er stoven ontstonden bij het duivenhok. Van [eisers] mocht daarom verwacht worden dat de bomen daaromheen gekapt zouden worden om schade aan het duivenhok te voorkomen. Niet is gebleken dat de stoven dan wel bomen die rondom het duivenhok stonden per se nodig waren voor het laten verrichten van onderzoek door de deskundigen en het vaststellen van de schade aan de tuin en de ernst van de situatie. De rechtbank ziet daarom aanleiding om deze kosten volledig af te wijzen vanwege eigen schuld.
5.15.
Concluderend is [gedaagden] gehouden om een bedrag van
€ 5.094,10(bestaande
uit € 1.488,30 aan herstelkosten en € 3.605,80 aan expertisekosten) aan [eisers] te voldoen.
Opheffing van de onrechtmatige situatie
5.16.
[eisers] vordert verder opheffing van de onrechtmatige situatie.
[gedaagden] heeft aangevoerd dat in de nabijheid van de perceelsgrens met [eisers] geen bomen en struiken meer staan die het wortelopschot kunnen veroorzaken. Tijdens de mondelinge behandeling is echter naar voren gekomen dat aan de achterzijde van het perceel van [gedaagden] nog twee populieren staan die - naast het mogelijk nog aanwezige wortelopschot in de tuin van [gedaagden] - het wortelopschot veroorzaken. Voorgaande heeft tot gevolg dat [gedaagden] gehouden is om deze twee bomen en de aanwezige wortels van voornoemde populieren aan de achterzijde van zijn perceel te verwijderen.
5.17.
Voor de verwijdering van de hiervoor genoemde bomen en wortels komt een
termijn van twee maanden redelijk voor. De in dit verband gevorderde dwangsom zal worden toegewezen waarbij het maximum wordt gematigd.
5.18.
[gedaagden] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten
worden veroordeeld. Omdat een aanzienlijk deel van het gevorderde bedrag wordt afgewezen, begroot de rechtbank de proceskosten aan de zijde van [eisers] op basis van het toegewezen bedrag op:
- dagvaarding € 123,57
- griffierecht 1.301,00
- salaris advocaat
956,00(2,0 punten × tarief € 478,00)
Totaal € 2.380,57

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
veroordeelt [gedaagden] tot betaling aan [eisers] van een
schadevergoeding van € 5.094,10, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in
art. 6:119 BW over dat bedrag met ingang van 28 december 2021 tot de dag van volledige
betaling,
6.2.
veroordeelt [gedaagden] tot opheffing van de onrechtmatige situatie, inhoudende dat
de bomen en wortels in zijn tuin – waarvan [eisers] overlast ondervindt – op
een deugdelijke wijze verwijderd dienen te worden binnen 2 maanden na het in dezen te
wijzen vonnis, dit op straffe van een dwangsom van € 250,- voor iedere dag dat [gedaagden]
niet voldoet aan voormelde vordering, met een maximum van € 5.000,00;
6.3.
veroordeelt [gedaagden] in de proceskosten, aan de zijde van [eisers] tot
op heden begroot op € 2.380,57, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in
art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit
vonnis tot de dag van volledige betaling,
6.4.
veroordeelt [gedaagden] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan
salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat niet binnen 14 dagen na
aanschrijving aan het vonnis is voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak
heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten
van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in
art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit
vonnis tot aan de voldoening,
6.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Sterk en in het openbaar uitgesproken op 25 januari 2023.