ECLI:NL:RBZWB:2023:4135

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 juni 2023
Publicatiedatum
14 juni 2023
Zaaknummer
22/4323
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een naheffingsaanslag parkeerbelasting en de toepassing van zonecodes

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 juni 2023, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg beoordeeld. De heffingsambtenaar had een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd aan belanghebbende, die op 9 juli 2022 een auto had geparkeerd in een zone met een verkeerde code. De rechtbank constateert dat de heffingsambtenaar het bezwaar van belanghebbende ongegrond had verklaard, maar dat er geen zitting heeft plaatsgevonden omdat partijen daarmee instemden.

De rechtbank onderzoekt of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Belanghebbende stelt dat de naheffingsaanslag onterecht is, omdat het voertuig pas om 10:00 uur was geparkeerd en er op dat moment al parkeerbelasting was betaald. De heffingsambtenaar betoogt dat belanghebbende in een andere zone had moeten parkeren dan waar het voertuig daadwerkelijk stond. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar in dit geval niet redelijkerwijs tot het opleggen van de naheffingsaanslag had kunnen overgaan, omdat het niet aanpassen van de zonecode waarschijnlijk een vergissing was.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep van belanghebbende gegrond, vernietigt de uitspraak op bezwaar en de naheffingsaanslag, en bepaalt dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 50 aan belanghebbende moet vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/4323

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 juni 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 2 augustus 2022.
1.2.
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd met dagtekening 11 juli 2022 en aanslagnummer [aanslagnummer] (hierna: de naheffingsaanslag).
1.3.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.4.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.

Feiten

2.1.
Belanghebbende heeft op 9 juli 2022 een auto met kenteken [kenteken] geparkeerd aan de [straatnaam] te [plaats]. De [straatnaam] is gelegen in de zone met code [code 1].
2.2.
Tijdens een controle omstreeks 16:49 uur is door middel van een scanauto geconstateerd dat voor de auto geen parkeerbelasting is voldaan.
2.3.
Naar aanleiding van voornoemde constatering is de naheffingsaanslag aan belanghebbende opgelegd. De nageheven belasting bedraagt € 1 verhoogd met een bedrag van € 42,60 vanwege gemaakte kosten.
2.4.
Belanghebbende heeft een overzicht overgelegd van de parkeerapplicatie [app]. Uit dit overzicht volgt dat belanghebbende bijna dagelijks in de maand juli 2022 voertuigen heeft aangemeld voor voornamelijk de zones met code [code 1] en [code 2].
2.5.
Op 9 juli 2022 heeft belanghebbende een voertuig met kenteken [kenteken] vanaf 09:00 uur tot 18:00 uur aangemeld voor de zone met code [code 2].

Beoordeling door de rechtbank

3.1.
De rechtbank beoordeelt of de heffingsambtenaar de naheffingsaanslag parkeerbelasting terecht aan belanghebbende heeft opgelegd. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
3.2.
Belanghebbende heeft zich op het standpunt gesteld dat de naheffingsaanslag ten onrechte is opgelegd en verwijst naar de aanmelding in de parkeerapplicatie van [app] (zie 2.3). Het voertuig stond pas om 10:00 uur aan de [straatnaam] geparkeerd. De bestuurder was daarvoor in de ochtend bij de supermarkt geweest. Op het moment dat het voertuig werd gecontroleerd, was er parkeerbelasting betaald.
3.3.
De heffingsambtenaar voert aan dat belanghebbendes voertuig stond geparkeerd in zone [code 1] terwijl belanghebbende het kenteken had aangemeld in zone [code 2]. Aangezien belanghebbende in laatstgenoemde zone het eerste kwartier geen parkeerbelasting betaalt, heeft belanghebbende te weinig parkeerbelasting voldaan. Het foutief invoeren van een gebiedscode blijft voor rekening en risico van de parkeerder.
3.4.
Vaststaat dat belanghebbende de auto in de parkeerapplicatie heeft aangemeld voor een andere zone dan waar belanghebbende op het moment van de controle geparkeerd heeft gestaan. De rechtbank is echter van oordeel dat de heffingsambtenaar in het onderhavige geval in redelijkheid niet heeft kunnen overgaan tot het opleggen, dan wel in stand laten, van de naheffingsaanslag. De rechtbank acht aannemelijk dat het niet aanpassen van de zonecode mede gelet op het grote aantal afwisselende aanmeldingen voor de zones met voornamelijk codes [code 1] en [code 2] (zie 2.4) in het onderhavige geval berust op een vergissing. Belanghebbende heeft naar het oordeel van de rechtbank geloofwaardig verklaard dat belanghebbende in de ochtend geparkeerd heeft gestaan in de zone met code [code 2] om boodschappen te doen. De stelling van de heffingsambtenaar dat in de zonecode [code 2] – anders dan in de zone met code [code 1] – de eerste 15 minuten gratis mag worden geparkeerd, leidt niet tot een ander oordeel. Ondanks dat belanghebbende nadien naar de [straatnaam] is gereden en de zonecode in de parkeerapplicatie had moeten aanpassen, heeft belanghebbende voor het parkeren aan de [straatnaam] niet te weinig parkeerbelasting betaald.
3.5.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat het beroep van belanghebbende gegrond is. De uitspraak op bezwaar zal worden vernietigd en de naheffingsaanslag zal worden vernietigd.
4. Belanghebbende heeft recht op vergoeding van het griffierecht. Voor een vergoeding van proceskosten bestaat geen aanleiding, omdat niet is gebleken van voor vergoeding in aanmerking komende kosten.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar en de naheffingsaanslag;
- bepaalt dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 50 aan belanghebbende moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van mr. L.M. de Leeuw van Weenen, op 14 juni 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.