ECLI:NL:RBZWB:2023:4170

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 juni 2023
Publicatiedatum
15 juni 2023
Zaaknummer
10058065 CV EXPL 22-2630
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. Zander
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van abonnementskosten en dossierkosten in incassozaken met beroep op dwaling en reflexwerking

In deze civiele zaak, behandeld door de Kantonrechter in Breda, vordert Debtt B.V. betaling van abonnementskosten en dossierkosten van SKC Invest B.V., handelend onder de naam Catcher Group. De partijen hebben op 17 november 2021 een serviceabonnement afgesloten voor incassowerkzaamheden, dat op 17 november 2022 eindigde. Catcher Group heeft een deel van de abonnementskosten niet voldaan en heeft het dossier aan een ander incassobureau overgedragen, waardoor volgens Debtt dossierkosten verschuldigd zijn. Catcher Group voert verweer en stelt dat Debtt niet heeft voldaan aan haar bewijsplicht en dat de algemene voorwaarden onredelijk zijn. De kantonrechter behandelt het verweer van Catcher Group, met name het beroep op dwaling en de reflexwerking van de artikelen 6:236 en 6:237 BW. De rechter oordeelt dat Catcher Group niet als consument kan worden aangemerkt en dat het beroep op dwaling niet slaagt. De kantonrechter wijst de vordering van Debtt tot betaling van de abonnementskosten en dossierkosten toe, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Catcher Group wordt veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitgesproken op 14 juni 2023.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: 10058065 \ CV EXPL 22-2630
Vonnis van 14 juni 2023
in de zaak van
DEBTT B.V.,
te Dronten,
eisende partij,
hierna te noemen: Debtt,
gemachtigde: mr. G.E. Hamer,
tegen
SKC INVEST B.V., H.O.D.N. CATCHER GROUP,
te Breda,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Catcher Group,
thans procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 19 oktober 2022 in het incident met de daarin genoemde stukken;
  • de conclusie van antwoord met producties van Catcher Group;
  • de conclusie van repliek van Debtt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben op 17 november 2021 een serviceabonnement ten behoeve van incassowerkzaamheden afgesloten voor de periode tot en met 17 november 2022. De kosten voor dit ‘Plus abonnement’ bedragen € 750,00 exclusief btw per jaar.
2.2.
Op de overeenkomst zijn de algemene voorwaarden van toepassing. Hierin staat onder meer:
“ARTIKEL 7: WERKZAAMHEDEN(…)
7.2.
Dossierkosten staan gelijk aan de incassokosten.
7.3.
Dergelijke kosten worden enkel in rekening gebracht indien: de opdrachtgever zelf schikt met
de debiteur nadat deze ter incasso is gesteld bij Debtt, de debiteur aan de opdrachtgever een
(deel)betaling doet nadat het ter incasso is gesteld, het dossier op eigen verzoek van de
opdrachtgever wordt gesloten of indien Debtt het dossier sluit, omdat het dossier elders
ondergebracht wordt. (…)
ARTIKEL 9: TARIEVEN (…)
9.2.
Debtt heeft het recht de haar volgens de tarieven toekomende vergoeding ook aan de
opdrachtgever in rekening te brengen indien de opdrachtgever buiten haar om met de
schuldenaar een regeling of een schikking treft, de schuldenaar de betaling doet rechtstreeks
aan de opdrachtgever, de opdracht tot incasso intrekt, Debtt zonder bericht laat of indien het
dossier gesloten wordt, omdat het dossier elders ondergebracht wordt. Deze gevallen worden
dan gelijk gesteld met het geheel geïncasseerd hebben van de vordering.(…)
9.8.
Debtt is gerechtigd om het dossier te sluiten en kosten in rekening te brengen in de
navolgende gevallen:
• indien de opdrachtgever zelf een oplossing aangaat met de debiteur;
• indien de opdrachtgever het dossier elders onderbrengt, en;
• indien de opdrachtgever het dossier intrekt.(…)
ARTIKEL 14: BETALING(…)
14.3.
Indien een factuur van Debtt niet, niet tijdig, of niet volledig door opdrachtgever is voldaan, is Debtt gerechtigd de diensten ten behoeve van opdrachtgever op te schorten. Dit geldt eveneens voor andere opdrachten die op dat moment door Debtt voor opdrachtgever worden uitgevoerd.”.

3.Het geschil

3.1.
Debtt vordert - samengevat - uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van Catcher Group tot betaling van € 1.771,51, vermeerderd met de wettelijke handelsrente over € 1.415,16 vanaf 15 juli 2022, en tot betaling van de lopende termijnen tot aan beëindiging van de overeenkomst met veroordeling van Catcher Group in de proceskosten.
3.2.
Debtt legt aan haar vordering ten grondslag dat Catcher Group tekort is geschoten in de nakoming van haar betalingsverplichting die voortvloeit uit de overeenkomst. Debtt stelt dat Catcher Group heeft nagelaten een deel van de abonnementskosten over 2021-2022 te betalen. Daarnaast is Catcher Group op grond van artikel 9.2 en 9.8 van de algemene voorwaarden dossierkosten verschuldigd, omdat zij een dossier aan een ander incassobureau heeft overgedragen. Debtt vordert nu betaling hiervan, vermeerderd met rente en kosten.
3.3.
Catcher Group voert verweer en concludeert primair tot niet-ontvankelijkheid, subsidiair tot vernietiging van de algemene voorwaarden, meer subsidiair tot vernietiging van de overeenkomst als gevolg van dwaling, met veroordeling van Debtt in de proceskosten, vermeerderd met nakosten en rente.
3.4.
Catcher Group voert hiertoe aan dat Debtt niet voldaan heeft aan haar stel- en bewijsaandraagplicht, waardoor de vordering voor integrale afwijzing gereed ligt
3.5.
Voor het geval het geschil inhoudelijk kan worden behandeld, heeft Catcher Group het volgende aangevoerd. Zij erkent op 17 november 2011 een Plus abonnement met Debtt te hebben gesloten, alsmede dat van de abonnementskosten over 2021-2022 van € 907,50 een bedrag van € 157,82 (onbedoeld) onbetaald is gebleven. De overeenkomst is opgezegd op 16 maart 2022.
3.6
Hiernaast voert Catcher Group aan dat de algemene voorwaarden waarop Debtt zich beroep als zijnde onredelijk niet op de onderhavige overeenkomst van toepassing moeten worden verklaard. Catcher Group doet hiertoe een beroep op de reflexwerking van artikel 6:236 en 6:237 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Zij voert hierbij aan dat zij gelijkgesteld moet worden met een consument, omdat zij een kleine ondernemer zonder personeel is en haar normale werkzaamheden bestaan uit bouwwerkzaamheden en niet uit incasso- en juridische werkzaamheden. Artikel 7.2 en 7.3 van de algemene voorwaarden zijn daarbij als onredelijk bezwarende bedingen aan te merken, zoals bedoeld in artikel 6:237 sub i BW, en moeten daarom niet van toepassing worden verklaard op de overeenkomst. Een dergelijk beding mag bovendien slechts strekken tot een redelijke vergoeding van geleden nadeel, maar Debtt heeft geen nadeel geleden. Ook voert Catcher Group aan dat de gevorderde dossierkosten niet zijn gespecificeerd en dat deze niet in verhouding staan tot het niet betalen van een klein resterend bedrag aan abonnementskosten. Verder voert Catcher Group aan geen dossierkosten verschuldigd te zijn, omdat Debtt zelf heeft aangekondigd de werkzaamheden te staken op het moment dat de abonnementskosten nog niet volledig waren voldaan.
3.7
Voor zover geoordeeld wordt dat sprake is van een overeenkomst inclusief de algemene voorwaarden voert Catcher Group aan dat de overeenkomst moet worden vernietigd, omdat deze tot stand is gekomen onder invloed van dwaling (artikel 6:228 onder a BW). Als zij had geweten dat het abonnement van € 750,00 exclusief btw per jaar de werkzaamheden niet dekt, dan was zij de overeenkomst niet aangegaan.
3.8
Tenslotte voert Catcher Group aan geen wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd te zijn nu deze niet in redelijkheid zijn gemaakt. Ook voert Catcher Group verweer tegen de gevorderde uitvoerbaar bij voorraadverklaring, waarbij zij aanvoert dat zij van een toewijzend vonnis zeker in hoger beroep zal komen en dat zij hiervoor kosten zal moeten maken omdat Debtt in het verleden zelden op verzoeken heeft gereageerd.
3.6.
Aan Catcher Group is - na ontvangst van de conclusie van repliek zijdens Debtt - de gelegenheid geboden om nogmaals een reactie te geven op hetgeen Debtt stelt. Daarvan heeft zij geen gebruik gemaakt.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De verdere beoordeling

4.1.
De kantonrechter verwijst naar en handhaaft hetgeen bij tussenvonnis van 19 oktober 2022 is overwogen.
4.2.
Het meest verstrekkende verweer van Catcher Group is dat zij een beroep doet op dwaling, zodat de kantonrechter eerst dat verweer zal behandelen.
Dwaling
4.3.
Catcher Group beroept zich op dwaling zoals bedoeld in artikel 6:228 BW. De kantonrechter stelt voorop dat voor een geslaagd beroep op dwaling is vereist dat sprake is van een onjuiste voorstelling van zaken op grond waarvan de overeenkomst is aangegaan en dat de overeenkomst bij een juiste voorstelling van zaken niet of niet op dezelfde voorwaarden zou zijn gesloten. Verder is vereist dat zich één van de drie in artikel 6:228, lid 1 BW genoemde gevallen voordoet, te weten - kort gezegd - a) de wederpartij heeft een onjuiste inlichting gegeven, b) de wederpartij heeft een mededelingsplicht geschonden, of c) er is sprake van wederzijdse dwaling.
4.4.
Catcher Group beroept zich op artikel 6:228 lid 1 sub a BW en stelt zich op het standpunt dat zij onjuist is ingelicht door Debtt. Zij heeft echter nagelaten te onderbouwen in welk opzicht zij precies onjuist is ingelicht. Daar tegenover staat dat Debtt gemotiveerd heeft aangegeven dat de afspraken duidelijk in de overeenkomst en in de algemene voorwaarden staan, waarnaar zij heeft verwezen. Daarnaast heeft Debtt onweersproken aangevoerd dat zij voorafgaand aan de ondertekening van de overeenkomst de inhoud van de overeenkomst ook telefonisch met Catcher Group heeft besproken. Gelet op deze gestelde feiten en omstandigheden is de kantonrechter van oordeel dat het beroep op dwaling niet slaagt.
Abonnementskosten
4.5.
Gelet op de erkenning daarvan door Catcher Group ligt de vordering tot betaling van (een deel van de) abonnementskosten - namelijk het nog resterende bedrag aan btw van € 157,82 - voor toewijzing gereed. Debtt heeft in eerste instantie ook de lopende termijnen tot aan beëindiging van de overeenkomst gevorderd, maar in haar conclusie van repliek heeft zij vervolgens aangegeven dat zij de opzegging van de overeenkomst inmiddels heeft verwerkt en dat zij geen factuur heeft uitgestuurd voor het opvolgende jaar 2022. Hieruit begrijpt de kantonrechter dat Debtt geen aanspraak meer maakt op verdere abonnementskosten, zodat dit deel van de vordering geen verdere bespreking meer behoeft. De vraag die partijen vervolgens nog verdeeld houdt is of Catcher Group de gevorderde dossierkosten verschuldigd is.
Dossierkosten
4.6.
Tussen partijen is niet in geschil dat op de overeenkomst de algemene voorwaarden van toepassing zijn. Catcher Group heeft echter een beroep gedaan op de reflexwerking van artikel 6:236 en 6:237 BW. In de artikelen 6:236 BW (de zogenoemde zwarte lijst) en 6:237 BW (de zogenoemde grijze lijst) staan bedingen opgesomd die onredelijk bezwarend worden geacht of worden vermoed onredelijk bezwarend te zijn. Deze bepalingen zijn enkel van toepassing indien het gaat om een overeenkomst die gesloten is tussen een gebruiker en een natuurlijk persoon die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf, ook wel consumentenovereenkomsten genoemd. Het voorgaande sluit niet uit dat voornoemde artikelen - via de open norm van artikel 6:233 onder a BW - een zekere mate van reflexwerking kunnen uitoefenen. Dit houdt in dat kleine bedrijven hier in sommige gevallen een beroep op kunnen doen. Dit zal met name ook het geval kunnen zijn bij overeenkomsten die nauwelijks van consumentenovereenkomsten zijn te onderscheiden.
4.7.
De kantonrechter overweegt dat Catcher Group in dit geval de overeenkomst heeft gesloten in het kader van haar bedrijf, zodat Catcher Group niet als consument kan worden aangemerkt. Hoewel Catcher Group heeft aangevoerd dat zij overeenkomsten vertoont met iemand die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf is daar naar het oordeel van de kantonrechter in het onderhavige geval geen sprake van. Het enkele feit dat Catcher Group een kleine zelfstandige zonder personeel is en niet gespecialiseerd is in incassowerkzaamheden is onvoldoende om reflexwerking toe te kennen aan artikel 6:236 en 6:237 BW. Ook het beroep van Catcher Group op haar gebrek aan (juridische) deskundigheid en kennis van incassowerkzaamheden maakt niet dat zij zonder meer een met een consument vergelijkbare positie heeft. De kantonrechter is van oordeel dat de aard van de overeenkomst als bedrijfsmatig is aan te merken. Catcher Group heeft immers gebruik gemaakt van de diensten van Debtt in het kader van haar bedrijfsvoering, namelijk voor het innen van vorderingen van die Catcher Group heeft op haar debiteuren. Kortom, de kantonrechter ziet in de door Catcher Group aangevoerde omstandigheden geen grond om aan te nemen dat sprake is van een situatie die nauwelijks van een consumentenovereenkomst is te onderscheiden.
4.8.
De kantonrechter concludeert dan ook dat Catcher Group geen beroep toekomt op de reflexwerking van artikel 6:236 en 6:237 BW. Het beroep op vernietiging van het beding in artikel 7.2 en 7.3 van de algemene voorwaarden faalt. Het voorgaande heeft tot gevolg dat een beroep kan worden gedaan op zowel de overeenkomst als de algemene voorwaarden.
4.9.
Uit artikel 7.3, 9.2 en 9.8 van de algemene voorwaarden volgt dat Catcher Group (dossier)kosten verschuldigd is indien Debtt een dossier sluit, omdat het dossier elders ondergebracht wordt. Dat Catcher Group het dossier elders heeft ondergebracht, zoals Debtt stelt, is door Catcher Group niet weersproken. Wel heeft Catcher Group aangevoerd dat Debtt op enig moment zelf heeft aangegeven dat zij de werkzaamheden in het betreffende dossier zou staken, maar de kantonrechter verwerpt dit verweer. Debtt heeft hiertoe immers onweersproken gesteld dat zij op grond van artikel 14.3 van de algemene voorwaarden gerechtigd was om de werkzaamheden op te schorten indien een factuur niet tijdig of volledig door Catcher Group is voldaan. Verder verwerpt de kantonrechter het verweer van Catcher Group dat de gevorderde dossierkosten niet gespecificeerd zijn. Debtt heeft deze kosten in haar conclusie van repliek immers inzichtelijk gemaakt en dit heeft Catcher Group niet meer weersproken. Catcher Group heeft nog aangevoerd dat het niet betalen van een klein bedrag aan abonnementskosten niet in verhouding staat tot de dossierkosten die gevorderd worden. De kantonrechter is van oordeel dat uit artikel 7.2 van de algemene voorwaarden volgt dat de dossierkosten gelijk zijn aan de incassokosten en gelet op het feit dat Catcher Group met deze voorwaarden akkoord is gegaan, ook dit verweer moet worden verworpen. Het voorgaande brengt mee dat de vordering tot betaling van de dossierkosten van in totaal een bedrag van € 1.257,34 kan worden toegewezen.
4.10.
Anders dan Catcher Group aanvoert is sprake van betalingsverzuim aan de zijde van Catcher Group, zodat zij de wettelijke handelsrente verschuldigd is. De gevorderde wettelijke handelsrente - waaronder het gevorderde en onweersproken gebleven bedrag van € 117,83 berekend tot en met 15 juli 2022 - is dan ook toewijsbaar.
4.11.
Het door Debtt gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten wordt getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De kantonrechter stelt vast dat Debtt - anders dan Catcher Group heeft aangevoerd - voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Nu het gevorderde bedrag hoger is dan het in het Besluit bepaalde tarief zal de kantonrechter het bedrag toewijzen tot het wettelijke tarief, zijnde in dit geval een bedrag van € 212,27.
4.12.
Catcher Group heeft nog verweer gevoerd tegen de gevorderde uitvoerbaar bij voorraadverklaring. Bij de beoordeling van een vordering tot uitvoerbaarverklaring bij voorraad dienen de belangen van partijen te worden afgewogen in het licht van de omstandigheden van het geval. Het uitgangspunt is dat Debtt in beginsel belang heeft bij de door haar gevorderde uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Dit belang dient slechts te wijken voor het belang van Catcher Group indien daaraan in het licht van alle omstandigheden van het geval meer gewicht toekomt dan aan het belang van Debtt bij de door haar gevorderde uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
4.13.
Gesteld noch gebleken is dat de wet en/of de aard van de zaak zich in deze tegen uitvoerbaarverklaring bij voorraad verzetten. Verder geldt dat de toegewezen vordering gelet op de aard daarvan ongedaan gemaakt kan worden als dit vonnis in hoger beroep niet in stand zou blijven. Gelet op deze omstandigheden leidt een afweging van de wederzijdse belangen tot het oordeel dat de vordering tot uitvoerbaarverklaring bij voorraad van dit vonnis toewijsbaar is. Het verweer van Catcher Group tegen de gevorderde uitvoerbaar bij voorraad verklaring wordt daarom verworpen.
4.14.
Al hetgeen verder door partijen is aangevoerd en hiervoor onbesproken is gebleven leidt niet tot een ander oordeel.
4.15.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom
1.415,16
- verschenen rente
117,83
- buitengerechtelijke incassokosten
212,27
+
Totaal
1.745,26
4.16.
Catcher Group is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Debtt als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
108,41
- griffierecht
365,00
- salaris gemachtigde
497,50
(2,50 punten × € 199,00)
Totaal
970,91

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt Catcher Group om aan Debtt te betalen een bedrag van € 1.745,26, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over € 1.415,16, met ingang van 15 juli 2022, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt Catcher Group in de proceskosten, aan de zijde van Debtt tot dit vonnis vastgesteld op € 970,91,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Zander en in het openbaar uitgesproken op 14 juni 2023.