ECLI:NL:RBZWB:2023:4215

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 juni 2023
Publicatiedatum
16 juni 2023
Zaaknummer
10162262 CV EXPL 22-2663
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. van der Burgt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen verstekvonnis in WhatsApp fraudezaak met onverschuldigde betaling

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 juni 2023 uitspraak gedaan in een verzetprocedure tegen een verstekvonnis. De zaak betreft een geschil tussen [eiser in het verzet01] en [gedaagde in het verzet01] naar aanleiding van een WhatsApp-fraude. [gedaagde in het verzet01] ontving een bericht dat zogenaamd van haar zoon afkomstig was, waarin zij werd verzocht om een bedrag van € 3.931,80 over te maken. Dit bedrag is vervolgens overgemaakt naar de rekening van [eiser in het verzet01]. Na de betaling deed [gedaagde in het verzet01] aangifte van oplichting. In de verstekprocedure vorderde [gedaagde in het verzet01] terugbetaling van het bedrag, met bijkomende kosten voor rechtsbijstand. De kantonrechter kende de vordering grotendeels toe, met uitzondering van de kosten voor rechtsbijstand.

In het verzet heeft [eiser in het verzet01] betoogd dat hij niet onrechtmatig heeft gehandeld en dat hij niet de ontvanger van de betaling was. De kantonrechter oordeelde dat het verzet tijdig was ingesteld en dat de vordering van [gedaagde in het verzet01] op basis van onverschuldigde betaling terecht was. De rechter oordeelde dat er geen rechtsgrond voor de betaling was en dat [eiser in het verzet01] het bedrag moest terugbetalen. Echter, de kosten voor rechtsbijstand werden niet toegewezen, omdat deze kosten onder de proceskosten vallen. Het verstekvonnis werd gedeeltelijk vernietigd, maar voor het overige bekrachtigd. [eiser in het verzet01] werd veroordeeld in de proceskosten van de verzetprocedure.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster I Civiele kantonzaken
Middelburg
zaak/rolnr.: 10162262 CV EXPL 22-2663
vonnis d.d. 14 juni 2023
inzake
[eiser in het verzet01],
wonende te [woonplaats01] ,
eiser in het verzet,
hierna te noemen: [eiser in het verzet01]
gemachtigde: mr. W. Suttorp,
tegen
[gedaagde in het verzet01],
wonende te [woonplaats02] ,
gedaagde in het verzet,
hierna te noemen: [gedaagde in het verzet01]
gemachtigde: mr. N.A. Koole.

1.Het verloop van het geding

1.1
De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
het verstekvonnis van de kantonrechter te Middelburg met zaaknummer 10046730 CV EXPL 22-2068 van 17 augustus 2022 met de daarin genoemde processtukken;
de verzetdagvaarding van 12 oktober 2022 met producties;
de aantekeningen van de griffier van de op 16 mei 2023 gehouden mondelinge behandeling.
1.2
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1
Op 24 augustus 2021 heeft [gedaagde in het verzet01] via WhatsApp een bericht ontvangen dat werd gepresenteerd als een bericht van haar zoon. De zoon schreef dat hij per direct een bedrag van € 3.931,80 moest betalen. Hij vroeg [gedaagde in het verzet01] om dit voor hem te doen, omdat hij zoveel geld op dat moment zelf niet tot zijn beschikking had.
2.2
[gedaagde in het verzet01] heeft het gevraagde bedrag van € 3.931,80 overgemaakt op de bankrekening van [eiser in het verzet01] ( [iban_nummer01] ). [eiser in het verzet01] heeft dat bedrag ontvangen.
2.3
Op 25 augustus 2022 heeft [gedaagde in het verzet01] aangifte gedaan van oplichting.

3.Het geschil

3.1
[gedaagde in het verzet01] heeft in de verstekprocedure gevorderd dat de kantonrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
[eiser in het verzet01] veroordeelt tot betaling van € 4.543,52 (bestaande uit de hoofdsom van € 3.931,80, de wettelijke rente vanaf 24 augustus 2021 tot aan 27 juli 2022 van € 67,22 en de kosten van rechtsbijstand van € 544,50), te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 27 juli 2022 tot aan de dag van algehele voldoening;
[eiser in het verzet01] veroordeelt in de kosten van het geding.
3.2
[gedaagde in het verzet01] heeft primair aan haar vordering ten grondslag gelegd dat [eiser in het verzet01] jegens haar een onrechtmatige daad heeft gepleegd. De onrechtmatige handeling bestaat er volgens [gedaagde in het verzet01] uit dat [eiser in het verzet01] zijn bankrekening ter beschikking heeft gesteld voor frauduleuze betalingen. Hiermee heeft [eiser in het verzet01] gehandeld in strijd met zijn wettelijke plicht, het ongeschreven recht en/of een maatschappelijke zorgvuldigheidsnorm. Subsidiair heeft [gedaagde in het verzet01] aan haar vordering ten grondslag gelegd dat zij zonder rechtsgrond en dus onverschuldigd aan [eiser in het verzet01] heeft betaald. Meer subsidiair stelt [gedaagde in het verzet01] dat [eiser in het verzet01] ongerechtvaardigd is verrijkt door de betaling van [gedaagde in het verzet01] .
3.3
Bij verstekvonnis van 17 augustus 2022 heeft de kantonrechter de vorderingen van [gedaagde in het verzet01] toegewezen, behoudens de vergoeding van BRP kosten. Deze vergoeding is door de kantonrechter beperkt tot een bedrag van € 1,98 (exclusief BTW). De proceskosten zijn tot de dag van de uitspraak begroot op een bedrag van in totaal € 620,46.
3.4
[eiser in het verzet01] vordert in het verzet dat hij van de bij het verstekvonnis tegen hem uitgesproken veroordeling wordt ontheven en dat de vordering van [gedaagde in het verzet01] alsnog wordt afgewezen, met veroordeling van [gedaagde in het verzet01] in de kosten van het verzet.
3.5
[eiser in het verzet01] voert - kort en zakelijk weergegeven - het volgende verweer. [eiser in het verzet01] betwist de onrechtmatigheid van zijn gedraging. Hij wist niet dat de betaling frauduleus was. Hij heeft op verzoek van een vriend het geld op zijn rekening laten storten. Hij heeft hiermee niet in strijd met een wettelijke plicht of maatschappelijke zorgvuldigheidsnorm gehandeld. [eiser in het verzet01] is bovendien niet de ontvanger van de betaling. Het geld behoort niet toe aan [eiser in het verzet01] , maar aan zijn vriend. [eiser in het verzet01] heeft het geld ook doorbetaald aan deze vriend. Dit maakt dat er niet onverschuldigd is betaald aan [eiser in het verzet01] . Ook is [eiser in het verzet01] dus niet (ongerechtvaardigd) verrijkt.

4.De beoordeling

4.1
Het verzet is op tijd en op de juiste manier ingesteld. De kantonrechter zal het verzet daarom inhoudelijk beoordelen.
Onrechtmatige daad
4.2.
Ter zitting heeft [gedaagde in het verzet01] aangevoerd dat [eiser in het verzet01] moet worden aangemerkt als een zogenoemde ‘geldezel’. In strafzaken (oplichting) wordt het optreden als geldezel als een onrechtmatige daad beschouwd volgens [gedaagde in het verzet01] . Het geld dat is betaald en daarmee verloren door [gedaagde in het verzet01] , wordt als schade gezien.
4.3
De kantonrechter overweegt hierover het volgende. [eiser in het verzet01] heeft de onrechtmatigheid van zijn gedraging betwist. [gedaagde in het verzet01] kan dan niet volstaan met de algemene stelling dat hij een wettelijke plicht of maatschappelijke zorgvuldigheidsnorm heeft geschonden. Het had op de weg van [gedaagde in het verzet01] gelegen om nader te onderbouwen welke wettelijke plicht of maatschappelijke zorgvuldigheidsnorm het betreft. Nu die onderbouwing ontbreekt, kan de vordering van [gedaagde in het verzet01] niet op grond van onrechtmatige daad worden toegewezen.
Onverschuldigde betaling
4.4
[eiser in het verzet01] weerspreekt niet dat hij € 3.931,80 van [gedaagde in het verzet01] op zijn rekening heeft ontvangen en ook niet dat er voor deze betaling geen rechtsgrond bestond. De kantonrechter gaat niet mee in het verweer van [eiser in het verzet01] dat hij niet de ontvanger van dat bedrag is geweest. Er heeft een girale betaling plaatsgevonden van € 3.931,80, doordat [gedaagde in het verzet01] dit bedrag heeft bijgeschreven op de bankrekening van [eiser in het verzet01] . Dit is een geldige vorm van betaling. Dat [eiser in het verzet01] het geld op verzoek van een ander ontving (al dan niet onder valse voorwendselen), of daarna aan een ander heeft gegeven, maakt dat niet anders.
4.5
Doordat er geen rechtsgrond voor de betaling is geweest, betaalde [gedaagde in het verzet01] onverschuldigd. Uit artikel 6:203 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek volgt dat [eiser in het verzet01] het geld aan [gedaagde in het verzet01] moet terugbetalen. [eiser in het verzet01] is bij verstek dus terecht veroordeeld tot betaling van de hoofdsom van € 3.931,80 aan [gedaagde in het verzet01] .
Redelijke kosten van rechtsbijstand
4.6
[gedaagde in het verzet01] heeft daarnaast vergoeding van de kosten van rechtsbijstand van € 544,50 gevorderd. Ter zitting heeft de gemachtigde van [gedaagde in het verzet01] nader toegelicht dat dit bedrag niet ziet op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten, maar op vergoeding van kosten voor juridische bijstand ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid ex artikel 6:69 lid 2 onder b van het Burgerlijk Wetboek. [eiser in het verzet01] maakt tegen vergoeding daarvan bezwaar. Naar het oordeel van de kantonrechter bestaat voor toewijzing van het gevorderde bedrag van € 544,50 geen aanleiding. De door de gemachtigde van [gedaagde in het verzet01] bedoelde verrichtingen, waarvoor hij vergoeding vraagt, zijn te beschouwen als verrichtingen ter voorbereiding van processtukken en ter instructie van de zaak. Deze kosten dienen vergoed te worden volgens de regeling van proceskosten. [eiser in het verzet01] is dan ook ten onrechte veroordeeld tot betaling van deze kosten als kosten van rechtsbijstand.
Wettelijke rente
4.7
[gedaagde in het verzet01] stelt zich op het standpunt dat het verzuim is ingetreden op het moment dat er onverschuldigd is betaald. Door [eiser in het verzet01] is dit, ook ter zitting, niet weersproken. Op grond van artikel 6:119 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek is van het moment van dagvaarding, te weten 27 juli 2022, tot 24 augustus 2022 géén rente over de verschenen rente verschuldigd. Dit deel van de vordering is onterecht toegewezen. Eveneens is onterecht wettelijke rente toegewezen over de kosten van rechtsbijstand van € 544,50, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen onder punt 4.6.
Conclusie
4.1
Het bovenstaande leidt ertoe dat het verzet gedeeltelijk gegrond is en dat het verstekvonnis, voor zover het betreft de veroordeling tot betaling van de kosten van rechtsbijstand van € 544,50 en de wettelijke rente daarover en van de wettelijke rente over de verschenen rente over de periode van 27 juli tot 24 augustus 2022, niet in stand kan blijven. Voor zover het deze veroordelingen betreft, zal het verstekvonnis dan ook worden vernietigd. Het verstekvonnis zal voor het overige bekrachtigd worden.
Proceskosten
4.11
Als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij zal [eiser in het verzet01] worden veroordeeld in de kosten van het verzet, waaronder de nakosten. De kosten worden aan de zijde van [gedaagde in het verzet01] vastgesteld op:
 salaris gemachtigde
€ 264,00(1 punt à € 264,00)
 totaal € 264,00
4.12
De kantonrechter begroot de na dit vonnis te maken kosten op € 132,00 aan salaris gemachtigde als [eiser in het verzet01] niet vrijwillig binnen 14 dagen na aanschrijving van [gedaagde in het verzet01] volledig aan dit vonnis voldoet.

5.De beslissing

De kantonrechter:
verklaart het verzet gedeeltelijk gegrond;
vernietigt het op 17 augustus 2022 onder zaaknummer 10046730 CV EXPL 22-2068 gewezen verstekvonnis, voor zover [eiser in het verzet01] daarbij is veroordeeld tot het betalen van de wettelijke rente over de verschenen rente over de periode van 27 juli tot 24 augustus 2022, de kosten van rechtsbijstand van € 544,50 en de wettelijke rente over dit bedrag;
bekrachtigt het op 17 augustus 2022 onder zaaknummer 10046730 CV EXPL 22-2068 gewezen verstekvonnis voor het overige;
veroordeelt [eiser in het verzet01] in de proceskosten van deze verzetprocedure, aan de zijde van [gedaagde in het verzet01] tot dit vonnis vastgesteld op € 264,00;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van der Burgt en is in het openbaar uitgesproken op 14 juni 2023.