ECLI:NL:RBZWB:2023:4256

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 juni 2023
Publicatiedatum
20 juni 2023
Zaaknummer
10202886 \ CV EXPL 22-4212 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Ebben
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over meerwerkfactuur in aannemingsovereenkomst voor badkamer renovatie

In deze zaak gaat het om een geschil tussen [eiser01] B.V. en [gedaagde01] over een meerwerkfactuur in het kader van een aannemingsovereenkomst voor de renovatie van een badkamer. De overeenkomst werd gesloten op 4 mei 2021, waarbij [gedaagde01] een offerte van € 11.623,69 ondertekende. Na oplevering van de badkamer op 12 november 2021, stuurde [eiser01] een nacalculatie voor meerwerk ter waarde van € 4.265,96, welke op 2 december 2021 werd gefactureerd. [gedaagde01] betwistte de factuur en stelde dat de afwerking niet naar behoren was uitgevoerd, waardoor betaling uitbleef.

De kantonrechter heeft de procedure beoordeeld, waarbij het verloop van de zaak en de feiten zijn vastgesteld. [eiser01] vorderde betaling van € 4.870,50, vermeerderd met rente en kosten, terwijl [gedaagde01] verweer voerde en afwijzing van de vorderingen vroeg. De kantonrechter oordeelde dat [eiser01] niet voldoende had aangetoond dat [gedaagde01] op de hoogte was gesteld van de noodzaak van extra kosten voor het meerwerk, met uitzondering van enkele posten die wel zijn toegewezen. Uiteindelijk werd [gedaagde01] veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 1.565,92, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 10202886 \ CV EXPL 22-4212
Vonnis van 14 juni 2023
in de zaak van
[eiser01] B.V.,
te [plaats01] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser01] ,
gemachtigde: drs. [naam01] , werkzaam ten kantore van [bedrijf01] BV te [plaats02] ,
tegen
[gedaagde01],
te [plaats03] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde01] ,
gemachtigde: mr. R. van der Wiel, werkzaam ten kantore van Adviesgroep Eindhoven te Eindhoven.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 4 januari 2023;
- de mondelinge behandeling van 18 april 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Tussen partijen staan de volgende feiten vast:
  • [gedaagde01] heeft met [eiser01] een overeenkomst van aanneming van werk gesloten voor de renovatie van de badkamer in de woning aan de [adres01] te [plaats04] .
  • Op 4 mei 2021 heeft [gedaagde01] de definitieve offerte ondertekend voor een bedrag van in totaal € 11.623,69. In deze offerte is, voor zover van belang, het volgende opgenomen:
“Er zijn diverse materialen en werkzaamheden welke niet door ons worden uitgevoerd. Mochten hierdoor extra werkzaamheden tijdens uitvoering werk voor ons zijn, worden deze kosten als meer-minderwerk berekend d.m.v. nacalculatie”.
  • In juli 2021 is de badkamer aan [gedaagde01] opgeleverd.
  • Op 12 november 2021 is namens [eiser01] aan [gedaagde01] een nacalculatie ter zake van meerwerk gestuurd voor een bedrag van € 4.265,96. Op 2 december 2021 is genoemd bedrag als meerwerk gefactureerd.
  • Per e-mailberichten van 28 januari en 4 februari 2022 heeft [gedaagde01] bericht dat de afwerking van de muur/tegels niet netjes is afgewerkt en zij wil dat dit wordt opgelost alvorens zij de factuur met betrekking tot het meerwerk betaalt.
  • Op 23 maart 2022 heeft [gedaagde01] per e-mailbericht heeft aangegeven dat zij grotendeels niet instemt met de meerwerkfactuur.
  • Bij brief van 13 april 2022 heeft [gedaagde01] [eiser01] in de gelegenheid gesteld om binnen 14 dagen een afspraak te maken om de gebreken aan de badkamer te verhelpen.
  • Op 22 april 2022 heeft [eiser01] met [gedaagde01] de opleverpunten ter plekke besproken, waarna deze op 29 april 2022 zijn verholpen.
  • Vervolgens is nog per e-mail tussen partijen (en gemachtigden) gecorrespondeerd over de factuur van het meerwerk. Betaling door [gedaagde01] is uitgebleven.

3.Het geschil

3.1.
[eiser01] vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde01] tot betaling van € 4.870,50, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
[gedaagde01] voert verweer. [gedaagde01] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiser01] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser01] in de kosten van deze procedure.

4.De beoordeling

4.1.
[eiser01] legt aan haar vordering ten grondslag dat zij de renovatie van de badkamer voor [gedaagde01] heeft uitgevoerd en dat zij daarvoor meerwerk heeft gefactureerd. Op de dag van de start van de renovatie bleek dat [gedaagde01] , in tegenstelling tot de gemaakte afspraken, de benodigde sloopwerkzaamheden niet had uitgevoerd, terwijl deze uit de oorspronkelijke offerte waren gehaald. Gedurende de renovatie wenste [gedaagde01] de nodige aanpassingen waarvoor [eiser01] werd ingezet. [eiser01] stelt dat zij haar verplichtingen volledig is nagekomen maar dat [gedaagde01] heeft verzuimd om te betalen, waardoor zij tevens de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd is geworden.
4.2.
[gedaagde01] voert als verweer dat zij alleen ten aanzien van het extra werk rondom de cv-leidingen is gewaarschuwd voor meerwerk en een daaruit voortvloeiende prijsverhoging, zijnde een bedrag van € 500,00. [gedaagde01] betwist dat zij niet heeft gezorgd voor het voorbereidend sloopwerk. Voorts is voor de dorpel betaald conform de offerte. [gedaagde01] stelt dat zij tijdens de renovatie op geen enkel moment door [eiser01] is gewezen op ander meerwerk en zij betwist dat zij de noodzaak van een prijsverhoging uit zichzelf had moeten begrijpen, zodat de vordering niet voldoet aan artikel 7:755 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).
4.3.
Tijdens de mondelinge behandeling is met partijen het gevorderde meerwerk uitgebreid besproken, aan de hand van de specificatie, gevoegd als productie 3 bij de dagvaarding. Daarbij overweegt de kantonrechter dat op grond van artikel 7:755 BW wettelijk uitgangspunt is dat de aannemer in geval van door de opdrachtgever gewenste toevoegingen of veranderingen in het overeengekomen werk slechts dan een verhoging van de prijs kan vorderen, wanneer hij de opdrachtgever tijdig heeft gewezen op de noodzaak van een daaruit voortvloeiende prijsverhoging, tenzij de opdrachtgever die noodzaak uit zichzelf had moeten begrijpen.
Kosten werkvoorbereiding, coördinatie en administratie
4.4.
In het overzicht van meerwerk is bij iedere post meerwerk opgenomen een bedrag van € 22,50 en eenmaal € 45,00 aan kosten werkvoorbereiding, coördinatie en administratie. [gedaagde01] heeft verweer tegen deze kosten gevoerd.
De kantonrechter stelt vast dat niet gebleken is dat [eiser01] heeft aangegeven dat de kosten werkvoorbereiding bij iedere post zouden worden doorberekend. [eiser01] heeft weliswaar een beroep gedaan op de bepaling in de offerte dat bij meerwerk extra kosten door middel van nacalculatie worden gerekend, maar naar het oordeel van de kantonrechter gaat deze bepaling niet zover dat [gedaagde01] had mogen begrijpen dat de kosten werkvoorbereiding bij iedere post meerwerk zouden worden doorberekend. De kantonrechter zal dan ook, gelet op artikel 7:755 BW, bij iedere post meerwerk de kosten werkvoorbereiding, coördinatie en administratie buiten beschouwing laten. In het vervolg zullen deze kosten bij de afzonderlijke meerwerkposten ook niet meer worden vermeld.
Meerwerk extra sloopwerk en meerwerk vloer storten/aansmeren met beton i.v.m. gaten in de vloer
4.5.
[eiser01] heeft een bedrag van € 1.097,73 exclusief btw aan meerwerk extra sloopwerk doorberekend aan [gedaagde01] , alsmede een bedrag van € 272,55 exclusief btw aan meerwerk vloer storten/aansmeren met beton i.v.m. gaten in de vloer. Volgens [eiser01] was het sloopwerk dat door [gedaagde01] zelf zou worden uitgevoerd, niet volledig gedaan. Op de eerste of tweede werkdag is besproken dat er extra werk moest worden verricht. Weliswaar is niet gesproken over extra kosten, maar gesteld wordt dat [gedaagde01] had kunnen begrijpen dat daaraan extra kosten zijn verbonden. Dat geldt ook voor de gaten in de vloer, dat zou door de medewerker besproken moeten zijn met de opdrachtgever. De gaten moeten eerst worden gerepareerd alvorens de vloer kan worden geëgaliseerd, aldus [eiser01] .
4.6.
[gedaagde01] heeft tijdens de mondelinge behandeling betwist dat zij ervoor is gewaarschuwd dat extra sloopwerk moest worden verricht. Ter plaatse was op dat moment alleen een timmerman aanwezig; met [gedaagde01] zelf is niet gecommuniceerd, noch fysiek noch per e-mail. De werklieden zijn begonnen met het extra sloopwerk zonder dat zij zelf in de gelegenheid is gesteld om het sloopwerk alsnog zelf uit te voeren. Met betrekking tot de gaten in de vloer betwist [gedaagde01] dat zij daarover is geïnformeerd. Evenmin is zij door [eiser01] op de hoogte gesteld van de reparatiewerkzaamheden.
4.7.
Naar het oordeel van de kantonrechter is niet komen vast te staan dat [eiser01] [gedaagde01] heeft geïnformeerd over de uitvoering van het meerwerk, gelet op het verweer van de zijde van [gedaagde01] . Niet is aangetoond dat met haar is gecommuniceerd over (het voornemen van) extra sloopwerk en het repareren van gaten in de vloer. Met partijen is tijdens de mondelinge behandeling besproken dat [eiser01] kan worden toegelaten tot het leveren van bewijs van haar stellingen dat dit wel zou zijn besproken met [gedaagde01] , maar [eiser01] heeft aangegeven daarvan af te willen zien. Dit brengt mee dat het verweer van [gedaagde01] slaagt en zij derhalve niet hoeft te betalen voor de gevorderde kosten van het sloopwerk en het aansmeren van de vloer. Immers, indien een opdrachtgever niet bekend is met meerwerk, kan deze persoon redelijkerwijs ook niet bekend zijn met extra kosten en hoefde deze ook de noodzaak daarvan niet te begrijpen.
Meerwerk aanbrengen nieuw inbouwreservoir incl. voorzetwand en meerwerk loodgieter t.b.v. verkeerd geleverd sanitair
4.8.
In de meerwerkfactuur zit voorts een post meerwerk aanbrengen nieuw inbouwreservoir incl. voorzetwand van in totaal € 345,09 exclusief btw. Volgens [eiser01] ziet dit bedrag op de werkzaamheden die zijn verricht in verband met het door [gedaagde01] gekochte inbouwreservoir. Aanvankelijk zou het bestaande reservoir blijven staan, maar het moest worden vernieuwd omdat het metselwerk rondom het reservoir in slechte staat was en bovendien was losgekomen tijdens de sloop. Dit is op locatie ook besproken met opdrachtgever, aldus [eiser01] .
4.9.
[eiser01] heeft verder een post opgevoerd van € 250,26 aan matzwarte pop-up pluggen tbv het meubel. Tijdens de zitting heeft [eiser01] toegelicht dat [gedaagde01] zelf het sanitair heeft gekocht en dat het door haar gekochte badkamermeubel voorzien was van een afvoerplug die niet paste op de sifon. [gedaagde01] heeft de loodgieter opdracht gegeven om een nieuwe plug te leveren, aldus [eiser01] .
4.10.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde01] erkend dat er extra werk aan het inbouwreservoir zou worden verricht, maar zij stelt dat haar niet is verteld welke kosten daaraan waren verbonden. Ook heeft [gedaagde01] erkend dat zij opdracht heeft gegeven om een pop-up plug te leveren, maar vindt zij het in rekening gebrachte bedrag te hoog. Anders dan [gedaagde01] meent, gaat de Hoge Raad in haar arrest van 1 juli 2022 (ECLI:NL:HR:2022:989) niet zover dat de hoogte van het meerwerk bekend moet zijn. Enige vereiste is dat de aannemer de opdrachtgever tijdig wijst op de noodzaak van een prijsverhoging of dat de opdrachtgever de prijsverhoging uit zichzelf had moeten begrijpen. In dit geval was duidelijk voor [gedaagde01] dat sprake was van werkzaamheden die niet waren verdisconteerd in de offerte, er werd immers vanuit gegaan dat het ‘oude’ inbouwreservoir zou blijven staan. Ook de plug was niet in de offerte verdisconteerd. Gelet op deze omstandigheid oordeelt de kantonrechter met [eiser01] dat [gedaagde01] had moeten begrijpen dat aan de plaatsing van het nieuwe inbouwreservoir en de nieuwe plug extra kosten waren verbonden. Deze onderdelen van de vordering zullen dan ook worden toegewezen, zijnde € 345,09 en
€ 250,26, beide exclusief btw.
Meerwerk opmetselen vensterbank, meerwerk extra kunststeen dorpel leveren en aanbrengen en meerwerk douchevloer op afschot afsmeren
4.11.
[eiser01] heeft tijdens de zitting toegelicht dat deze post opmetselen vensterbank ad
€ 194,91 exclusief btw is opgevoerd omdat tijdens het werk werd geconstateerd dat er een houten balk zat achter het stucwerk en het tegelwerk waarop de kraan zat gemonteerd. De houten balk moest worden verwijderd. [gedaagde01] stelt dat deze werkzaamheden tevoren niet met haar besproken zijn; ook stelt zij niet te weten van het metselwerk.
4.12.
Ten aanzien van de kosten voor het leveren van de extra dorpel ad € 51,76 en het meerwerk douchevloer op afschot smeren stelt [eiser01] dat deze post ziet op een dorpel die is aangebracht onder een hardglazen wand van de douche. Door deze dorpel kan de vloer schuiner aflopen. Daarbij is ook gesproken over de plaatsing van de drain en het afsmeren, waarbij aangegeven is dat dit meerwerk was. Dit betreft volgens [eiser01] een andere dorpel dan de dorpel die in de offerte is vermeld en dit is met [gedaagde01] besproken. [gedaagde01] erkent dat is gesproken over de drain en de locatie daarvan, maar zij betwist dat er over een extra dorpel of extra kosten/meerwerk is gesproken.
4.13.
Ook ten aanzien van deze posten geldt dat niet is komen vast te staan dat [eiser01] [gedaagde01] heeft geïnformeerd over de uitvoering van extra meerwerk gelet op het verweer van [gedaagde01] . Niet is aangetoond dat met [gedaagde01] daarover is gecommuniceerd. Nu [eiser01] heeft aangegeven af te zien van het leveren van bewijs, betekent dit dat het verweer van [gedaagde01] slaagt. Immers, indien een opdrachtgever niet bekend is met uit te voeren meerwerk, kan deze persoon redelijkerwijs ook niet bekend zijn met extra kosten en hoefde de opdrachtgever ook de noodzaak daarvan niet te begrijpen. De kantonrechter zal deze kostenposten derhalve buiten beschouwing laten.
Meerwerk t.b.v. CV leidingen boven het plafond
4.14.
[gedaagde01] heeft erkend dat zij deze kosten ad € 500,00 exclusief btw verschuldigd is. Dit onderdeel van de vordering is toewijsbaar.
Conclusie
4.15.
Op grond van het hiervoor overwogene zal van de totale meerwerkfactuur een bedrag van in totaal € 1.095,35 exclusief btw worden toegewezen (€ 345,09 inbouwreservoir,
€ 250,26 pop up plug en € 500,00 CV leidingen). Inclusief btw betreft dit een bedrag van
€ 1.325,37.
4.16.
De gevorderde wettelijke rente zal als niet weersproken worden toegewezen.
4.17.
[eiser01] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. [eiser01] heeft aan [gedaagde01] een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. De hoogte van de vordering zal worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). Het gevorderde bedrag is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief. De kantonrechter zal het bedrag dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief, aan de hand van de toegewezen hoofdsom, zijnde een bedrag van € 240,55.
4.18.
[gedaagde01] is de partij die grotendeels ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. [eiser01] was immers genoodzaakt om een gerechtelijke procedure aanhangig te maken om betaling te verkrijgen. De kantonrechter ziet in dit geval geen aanleiding om de werkelijke proceskosten toe te wijzen. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiser01] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
107,22
- griffierecht
487,00
- salaris gemachtigde
398,00
(2,00 punten × € 199,00)
Totaal
992,22

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde01] om aan [eiser01] te betalen een bedrag van € 1.565,92, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over € 1.325,37, met ingang van 16 december 2021, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser01] tot dit vonnis vastgesteld op € 992,22, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Ebben en in het openbaar uitgesproken op 14 juni 2023.