In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 juni 2023, wordt het beroep van eiser beoordeeld tegen het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) wegens het niet tijdig beslissen op zijn bezwaar tegen de toekenning van een WIA-uitkering. Eiser had op 17 maart 2022 bezwaar gemaakt tegen een besluit van 3 februari 2022, maar het UWV had pas na een verlenging van de beslistermijn tot 31 januari 2023 beslist. Eiser heeft het UWV op 9 maart 2023 in gebreke gesteld, waarna de rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is. De rechtbank beslist zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank stelt vast dat het UWV de beslistermijn heeft overschreden en dat eiser recht heeft op een beslissing binnen een redelijke termijn. De rechtbank legt het UWV een termijn van vier maanden op om alsnog een besluit te nemen. Tevens wordt een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiser heeft ook recht op vergoeding van proceskosten, die door het UWV moeten worden betaald. De rechtbank bepaalt dat het UWV € 418,50 aan proceskosten aan eiser moet vergoeden, evenals het griffierecht van € 50,-.
De uitspraak benadrukt het belang van tijdige besluitvorming door bestuursorganen en de rechten van burgers in het kader van de Awb. De rechtbank bevestigt dat het UWV binnen vier maanden na de uitspraak een beslissing moet nemen en dat de eerder vastgestelde dwangsom van € 1.442,- door het UWV correct is vastgesteld.