ECLI:NL:RBZWB:2023:4265

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 juni 2023
Publicatiedatum
20 juni 2023
Zaaknummer
AWB- 23_2217
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag omgevingsvergunning voor zonneveld

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres, die stelt dat verweerder niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het realiseren van een zonneveld. De aanvraag werd op 8 juli 2022 ingediend, maar verweerder heeft pas na een ingebrekestelling op 10 maart 2023 gereageerd. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de beslistermijn van zes maanden was verstreken. De rechtbank beslist zonder zitting, zoals toegestaan onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank legt verweerder een termijn op om alsnog een besluit te nemen, met een uiterste datum van 1 oktober 2023. Tevens wordt verweerder verplicht om een dwangsom van € 100,- per dag te betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank stelt ook de reeds verschuldigde dwangsom vast op € 1.442,-, omdat de ingebrekestelling meer dan 42 dagen geleden is ontvangen.

Eiseres krijgt gelijk, en verweerder moet het griffierecht van € 365,- en proceskosten van € 418,50 aan eiseres vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten en openbaar gemaakt op 20 juni 2023. De rechtbank benadrukt dat als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, zij binnen zes weken een verzetschrift kunnen indienen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/2217

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 juni 2023 in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaatsnaam] , eiseres

(gemachtigde: mr. F.K. van den Akker),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Altena, verweerder

(gemachtigde: mr. J.A. Mohuddy).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld omdat verweerder volgens haar niet op tijd heeft beslist op de aanvraag van 8 juli 2022 voor een omgevingsvergunning voor het realiseren van een zonneveld aan de [adres] 8 in [plaatsnaam] .
1.1.
Omdat het beroep kennelijk gegrond is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. [1]
Is het beroep ontvankelijk en gegrond?
3. Eiseres heeft de aanvraag ingediend op 8 juli 2022. Op deze aanvraag is de uniforme voorbereidingsprocedure van toepassing, zodat een beslistermijn van zes maanden geldt. [2] Tussen partijen is niet in geschil dat de beslistermijn was verstreken voordat eiseres verweerder op 10 maart 2023 in gebreke heeft gesteld. Sindsdien zijn twee weken voorbij gegaan.
3.1.
Het beroep is kennelijk gegrond.
Welke beslistermijn wordt aan verweerder opgelegd?
4. Omdat verweerder nog geen (nieuw) besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen.
4.1.
Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moet verweerder dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak. In bijzondere gevallen of als dit vanwege een wettelijk voorschrift nodig is, kan de rechtbank op grond van het derde lid een andere termijn geven. In het verweerschrift van 31 mei 2023 heeft verweerder aangegeven dat de procedure veel langer heeft geduurd dan wettelijk voorgeschreven. Door verweerder is geconstateerd dat de aanvraag nog niet volledig was. Verweerder heeft eiseres op 3 april 2023 laten weten dat zij graag het nader onderzoek inzake de mogelijke aanwezigheid van kleine marterachtigen in het projectgebied ontvangt. Ook heeft verweerder eiseres gewezen op gemeentelijk beleid, zoals opgenomen in het ‘Zonnekader Altena’ dat op 22 juni 2021 door de gemeenteraad is vastgesteld. Op grond daarvan is het noodzakelijk dat zonneparken maximaal met andere functies worden gecombineerd (paragraaf 3.1.4. van het Zonnekader). Uit de aanvraag van eiseres bleek nog niet hoe aan voornoemd criterium wordt voldaan. De bij brief van 3 april 2023 gevraagde gegevens zijn op 16 mei 2023 ingediend bij verweerder. Verweerder zal de ingekomen stukken beoordelen en het voorgenomen besluit als ontwerp ter inzage leggen nadat de gemeenteraad is gevraagd of het een ontwerp-verklaring van geen bedenkingen geeft voor het project. Verweerder geeft aan dat dit proces vanwege de verplichte raadsbesluitvorming enkele maanden in beslag zal nemen.
4.2.
Naar het oordeel van de rechtbank moet een termijn recht doen aan de reële mogelijkheden om op het bezwaar te beslissen, maar ook aan het belang om binnen afzienbare tijd een beslissing te ontvangen. In dit geval acht de rechtbank het redelijk dat verweerder tot 1 oktober 2023 de tijd krijgt om een besluit bekend te maken. De rechtbank komt tot deze datum gelet op de aangegeven verplichte raadsbesluitvorming. De rechtbank gaat ervan uit dat verweerder zo spoedig mogelijk de ingekomen stukken beoordeelt, zodat het voorgenomen besluit als ontwerp ter inzage kan worden gelegd.
Welke dwangsom wordt aan verweerder opgelegd?
5. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
Stelt de rechtbank de bestuurlijke dwangsom vast?
6. Eiseres heeft ook verzocht om de dwangsom vast te stellen. Als een bestuursorgaan een besluit niet op tijd neemt, moet het bestuursorgaan een dwangsom betalen voor elke dag dat het te laat is, voor maximaal 42 dagen. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 23,- per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35,- per dag en de overige dagen € 45,- per dag. Het bestuursorgaan stelt de dwangsom vast binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom betaald moet worden. [3]
6.1.
Verweerder heeft de hoogte van de dwangsom niet vastgesteld. De rechtbank doet dit op grond van artikel 8:55c van de Awb nu alsnog. De rechtbank constateert dat uit de stukken blijkt dat de ingebrekestelling op 10 maart 2023 bij verweerder is ontvangen en dat sinds twee weken na ontvangst van de ingebrekestelling meer dan 42 dagen zijn verstreken. De rechtbank oordeelt dan ook dat verweerder het maximale bedrag van € 1.442,- aan dwangsommen heeft verbeurd.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is kennelijk gegrond. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt, verweerder de onder 4.2. genoemde termijn krijgt om alsnog een besluit te nemen en aan verweerder de onder 5. genoemde dwangsom wordt opgelegd. De rechtbank stelt ook de door verweerder al verschuldigde bestuurlijke dwangsom vast zoals onder 6. berekend.
7.1.
Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding voor haar proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 418,50 omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt verweerder op uiterlijk 1 oktober 2023 alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- stelt de door verweerder te betalen dwangsom vast op € 1.442,-;
  • veroordeelt verweerder tot betaling van € 418,50 aan proceskosten aan eiseres;
  • bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 365,- aan eiseres moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van
C.J.M. Hendrickx, griffier, op 20 juni 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
2.Dit staat in artikel 3:18 van de Awb.
3.Dit staat in artikel 4:17 en 4:18, eerste lid, van de Awb.