Uitspraak
RECHTBANK Zeeland-West-Brabant
1.De procedure
- de mondelinge behandeling op 5 juni 2023,
- de pleitnota van [eiser01] ,
- de pleitnota van [gedaagde01] .
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, heeft eiseres [eiser01] een vordering ingesteld tegen gedaagde [gedaagde01] met betrekking tot de afwikkeling van de nalatenschap van hun overleden moeder. De procedure volgde op een eerder arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, waarin was bepaald dat er een bedrag van € 44.426,09 in mindering komt op het aandeel van [gedaagde01] in de nalatenschap. Eiseres vorderde dat gedaagde binnen vijf dagen na het vonnis een bedrag van € 49.461,29 zou voldoen aan [notariskantoor] voor de afwikkeling van de nalatenschap, vermeerderd met wettelijke rente, en dat gedaagde de notariële kosten voor zijn rekening zou nemen. Gedaagde verweerde zich door te stellen dat eiseres geen vordering op hem kon instellen op basis van artikel 3:171 BW, en dat er geen spoedeisend belang was bij de vorderingen van eiseres. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vorderingen van eiseres niet ontvankelijk waren, omdat deze niet op de juiste wijze waren ingesteld en er geen spoedeisend belang was aangetoond. De rechtbank wees de vorderingen af en compenseerde de proceskosten tussen partijen.