In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiser heeft ingesteld omdat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Moerdijk niet op tijd heeft beslist op zijn aanvraag van 24 augustus 2022 voor een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn voor de aanvraag was verstreken voordat eiser op 1 maart 2023 beroep heeft ingesteld. Het beroepschrift voldoet aan de vereisten van artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, waardoor eiser rechtsgeldig beroep heeft ingesteld. Het college heeft op 15 maart 2023 alsnog beslist op de aanvraag en op 31 maart 2023 het bijbehorende verkeersbord geplaatst. De rechtbank oordeelt dat, hoewel de bekendmaking niet correct is geweest, het college wel degelijk een besluit heeft genomen.
Nu het college alsnog heeft beslist op de aanvraag, wordt het beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen mede geacht te zijn gericht tegen dit besluit. De rechtbank concludeert dat eiser nog procesbelang heeft bij het beroep, omdat hij verzoekt om de door het college verbeurde dwangsom vast te stellen. De rechtbank komt tot de conclusie dat het college de dwangsom van € 902,- juist heeft vastgesteld en dat het college het griffierecht van € 184,- aan eiser moet vergoeden. De rechtbank verwijst het beroep tegen het besluit van 15 maart 2023 naar het college ter behandeling als bezwaar.