ECLI:NL:RBZWB:2023:4300

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 juni 2023
Publicatiedatum
22 juni 2023
Zaaknummer
C/02/402131 / HA ZA 22-535 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Baggel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake afwikkeling van een nalatenschap met bezwaard vermogen

In deze zaak, die zich afspeelt voor de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, betreft het een geschil over de afwikkeling van de nalatenschap van de heer [erflater01]. De eiseres, [eiseres01], heeft haar moeder, [gedaagde01], aangeklaagd in verband met de uitvoering van het testament van de erflater. De erflater is op [overlijdensdatum01] overleden en had in zijn testament zijn moeder als enige erfgenaam benoemd, met de bepaling dat zij als bezwaarde zou optreden. Dit houdt in dat zij verplicht is om het bezwaarde vermogen afzonderlijk van haar privévermogen te beheren en te beleggen. De eiseres vordert onder andere dat de vruchten van een spaarrekening en de verkoopopbrengst van effecten aan het bezwaarde vermogen moeten worden toegerekend.

De rechtbank heeft de vorderingen van de eiseres beoordeeld. De rechtbank oordeelt dat de eiseres onvoldoende belang heeft bij de gevorderde verklaring voor recht met betrekking tot de vruchten van de spaarrekening, omdat het testament duidelijk is over de toerekening van deze vruchten. Ook de vordering met betrekking tot de verkoopopbrengst van de effecten wordt afgewezen, omdat de eiseres niet voldoende feitelijke onderbouwing heeft gegeven. De rechtbank constateert dat er geen geschil bestaat over de waardestijging van het appartement, maar ook hier heeft de eiseres geen belang bij de gevorderde verklaring. Tot slot wordt de vordering met betrekking tot de schuldigerkenning afgewezen, omdat de rechtbank oordeelt dat slechts de helft van de schuldigerkenning ten laste van het bezwaarde vermogen dient te komen.

De rechtbank compenseert de proceskosten, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken op 21 juni 2023.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster II Handelszaken
Breda
zaaknummer / rolnummer: C/02/402131 / HA ZA 22-535
Vonnis van 21 juni 2023
in de zaak van
[eiseres01],
wonende te [woonplaats01] ,
eiseres,
advocaat mr. C.G.A. Mattheussens te Roosendaal,
tegen
[gedaagde01],
wonende te [woonplaats01] ,
gedaagde,
advocaat mr. W.H.P. de Jongh te Roosendaal.
Partijen zullen hierna [eiseres01] en moeder genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 14 december 2022 en de daarin genoemde stukken;
  • de brief van 3 mei 2023 van moeder met één productie;
  • de brief van 4 mei 2023 van moeder met één productie;
  • de mondelinge behandeling op 8 mei 2023.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op [overlijdensdatum01] is overleden de heer [erflater01] (hierna: erflater). Erflater was in gemeenschap van goederen gehuwd met moeder en zij hebben twee dochters, [dochter01] en [eiseres01] .
2.2.
Erflater heeft op 19 mei 2010 bij testament over zijn nalatenschap beschikt. Hij heeft moeder tot zijn enige erfgenaam benoemd. Voorts heeft hij een tweetrapsmaking gemaakt, waarbij – kort gezegd – is bepaald dat moeder na zijn overlijden optreedt als bezwaarde. [dochter01] en [eiseres01] zijn de verwachters. In het testament is onder meer het volgende bepaald.
‘(…)
4. Het bezwaarde vermogen
Het bezwaarde vermogen bestaat uit dat wat mijn echtgenote als bezwaarde uit mijn
nalatenschap verkrijgt.
(…)
6. Boedelbeschrijving en administratie
De bezwaarde is verplicht binnen één jaar na mijn overlijden bij notariële akte een
beschrijving van alle goederen en schulden op te maken die zij uit mijn nalatenschap heeft verkregen.
De personen die verwachter zouden zijn als de bezwaarde op het moment van het maken van de boedelbeschrijving zou zijn overleden, moeten voor zover redelijkerwijs mogelijk in de gelegenheid worden gesteld om bij die beschrijving aanwezig of vertegenwoordigd te zijn.
De bezwaarde is verplicht het bezwaarde vermogen afzonderlijk van haar privévermogen te administreren en te beleggen.

7.Vruchten

Aan de bezwaarde komen alle vruchten van het bezwaarde vermogen toe. Als de vruchten van het bezwaarde vermogen niet zijn afgezonderd ten gunste van het privévermogen van de bezwaarde, worden deze geacht tot het bezwaarde vermogen te behoren.
(…)’
2.3.
Op 4 juni 2019 heeft [eiseres01] bij de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant een verzoekschrift ingediend, met daarin – kort gezegd – het verzoek moeder te veroordelen aan [eiseres01] diverse informatie als bedoeld in het testament te verstrekken en voorts moeder, binnen één week nadat ze de informatie heeft verstrekt, te ontslaan als executeur en tot executeur te benoemen een nader door de kantonrechter aan te wijzen notaris.
2.4.
Op 23 september 2019 hebben [eiseres01] en moeder ter zitting bij de kantonrechter een vaststellingsovereenkomst gesloten. Partijen zijn het volgende overeengekomen:
‘(…)
Partijen zullen zich op kosten van de nalatenschap tot [notaris01] te Roosendaal wenden om alsnog een notariële boedelbeschrijving van de nalatenschap van de heer [erflater01] op te laten stellen.
Mevrouw [gedaagde01] zal jaarlijks, binnen veertien dagen na indiening daarvan bij de fiscus, aan haar dochter [eiseres01] een afschrift zenden van haar IB-opgave.
(…)’
2.5.
Op 7 april 2020 is een notariële boedelbeschrijving opgesteld.
2.6.
Op 7 juli 2020 heeft [eiseres01] wederom een verzoekschrift bij de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant ingediend, met daarin – kort gezegd – het verzoek te bepalen dat moeder wordt ontslagen uit haar verplichtingen als bewaarder en een (rechts)persoon te benoemen die op kosten van de nalatenschap uitvoering geeft aan het testament en dat moeder aan de te benoemen (rechts)persoon informatie dient te verstrekken.
2.7.
Bij (tussen)beschikking van 6 mei 2021 heeft de kantonrechter de zaak aangehouden, teneinde (kort gezegd) moeder de gelegenheid te geven alsnog aan al haar verplichtingen te voldoen, en voor het geval dat niet het geval is, partijen in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over het voornemen van de kantonrechter tot het benoemen van een bewindvoerder ex artikel 3:221 lid 1 BW, die het bezwaarde vermogen zal gaan beheren. Voorts heeft de kantonrechter iedere verdere beslissing aangehouden.
2.8.
Bij beschikking van 29 april 2022 heeft de kantonrechter de verzoeken van [eiseres01] afgewezen en de proceskosten tussen partijen gecompenseerd.
2.9.
[eiseres01] is van voornoemde beschikking(en) in hoger beroep gegaan bij het gerechtshof ’s-Hertogenbosch. In (principaal) hoger beroep heeft zij (alsnog) verzocht om de benoeming van een bewindvoerder over het bezwaarde vermogen behorende tot de nalatenschap van erflater, met de bepaling dat de kosten ten laste dienen te komen van moeder in privé.
2.10.
Bij beschikking van 16 maart 2023 heeft het gerechtshof het vruchtgebruik van moeder over de nalatenschap van erflater onder bewind gesteld, met ingang van 16 februari 2023 [accountantskantoor01] tot bewindvoerder over het bezwaarde vermogen behorende tot de nalatenschap van erflater benoemd en bepaald dat de beloning voor de (aanvangs)werkzaamheden van de bewindvoerder ten laste komen van voornoemde nalatenschap.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres01] vordert, na vermindering van eis op de mondelinge behandeling, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, voor recht te verklaren dat:
a. de vruchten van de spaarrekening met [nummer01] dienen toe te vloeien aan het bezwaarde vermogen indien de bewindvoerder de vruchten van de spaarrekening niet heeft geadministreerd ten gunste van het privévermogen van moeder en dat de vruchten niet dienen toe te vloeien aan het bezwaarde vermogen indien de vruchten door de bewindvoerder wel zijn geadministreerd ten gunste van het privévermogen van moeder,
b. de helft van de verkoopopbrengst van de tot de nalatenschap van erflater behorende effecten dient toe te vloeien aan het bezwaarde vermogen,
c. de waardestijging van het appartement gelegen aan de [adres01] te [woonplaats01] dient toe te vloeien aan het bezwaarde vermogen,
d. de schuldigerkenning ten laste dient te worden gebracht van het bezwaarde vermogen.
3.2.
Moeder voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

de sub a. gevorderde verklaring voor recht

4.1.
In artikel 7 van het testament van erflater is bepaald dat aan de bezwaarde (moeder) alle vruchten van het bezwaarde vermogen toekomen. Verder is bepaald dat als de vruchten van het bezwaarde vermogen niet zijn afgezonderd ten gunste van het privévermogen van de bezwaarde, deze worden geacht tot het bezwaarde vermogen te behoren.
4.2.
Uit de stellingen van partijen volgt dat zij beiden van mening zijn dat artikel 7 van het testament van erflater duidelijk is. De vruchten van de spaarrekening (de rente) worden geacht tot het bezwaarde vermogen te behoren indien zij niet zijn afgezonderd ten gunste van het privévermogen van moeder; indien zij wel zijn afgezonderd komen de vruchten aan de bezwaarde toe.
4.3.
In het licht van het voorgaande valt niet in te zien dat en welk belang [eiseres01] heeft bij het door haar op dit punt gevorderde. [eiseres01] heeft daartoe onvoldoende gesteld, reden waarom de sub a gevorderde verklaring voor recht zal worden afgewezen.
de sub b. gevorderde verklaring voor recht
4.4.
[eiseres01] stelt dat de helft van de verkoopopbrengst van de tot de nalatenschap van erflater behorende effecten dient toe te vloeien aan het bezwaarde vermogen.
4.5.
Tussen partijen staat vast dat de effecten (voor 2020) zijn verkocht, dat de verkoopopbrengst op de spaarrekening is gestort en dat de helft hiervan tot het bezwaarde vermogen behoort. In het licht hiervan is niet duidelijk wat [eiseres01] met haar vordering bedoelt. De sub b. gevorderde verklaring voor recht zal dan ook als onvoldoende feitelijk onderbouwd worden afgewezen.
de sub c. gevorderde verklaring voor recht
4.6.
[eiseres01] stelt dat de helft van de waardestijging van het appartement gelegen aan de [adres01] te [woonplaats01] dient toe te vloeien aan het bezwaarde vermogen.
4.7.
Moeder betwist dit niet.
4.8.
Tussen partijen bestaat dus geen verschil van mening over de toerekening van de waardestijging van het appartement. Dat de (helft van de) waardestijging van het appartement in het bezwaarde vermogen vloeit volgt uit het bepaalde in artikel 3:213 lid 2 BW. Daar komt bij dat ook uit rechtsoverwegingen 3.8.2. en 3.8.3.7. van de beschikking van 16 maart 2023 volgt dat het gerechtshof ervan uitgaat dat de (helft van de) waardestijging van het appartement tot het bezwaarde vermogen behoort. In het licht van het vorenstaande valt niet in te zien welk belang [eiseres01] heeft bij de sub c. gevorderde verklaring voor recht. Het gevorderde zal dan ook worden afgewezen.
de sub d. gevorderde verklaring voor recht
4.9.
[eiseres01] stelt verder dat de schuldigerkenning geheel ten laste dient te worden gebracht van het bezwaarde vermogen.
4.10.
Moeder voert aan dat slechts de helft van de schuldigerkenning ten laste van het bezwaarde vermogen dient te worden gebracht omdat niet alleen erflater maar de beide ouders de schuldigerkenning zijn aangegaan.
4.11.
[eiseres01] refereert zich vervolgens aan het oordeel van de rechtbank.
4.12.
Uit de door [eiseres01] als productie 7 overgelegde schenkingsovereenkomst blijkt dat erflater en moeder een bedrag van € 26.044,00 aan [eiseres01] en [dochter01] ieder, schuldig erkennen. De schuldigerkenning door erflater en moeder betreft dus een bedrag van in totaal € 52.088,00. Dit betekent dat de schuldigerkenning die onder het bezwaarde vermogen valt de helft, te weten € 26.044,00, bedraagt. Op de boedelbeschrijving staat dit bedrag ook vermeld. Daarnaast stelt [eiseres01] zelf dat van de boedelbeschrijving dient te worden uitgegaan. De gevorderde verklaring voor recht dat de schuldigerkenning geheel ten laste dient te worden gebracht van het bezwaarde vermogen zal dan ook worden afgewezen. Bij toewijzing van het mindere (de helft van de schuldigerkenning) heeft [eiseres01] gelet op de inhoud van de boedelbeschrijving geen belang.
De sub d. gevorderde verklaring voor recht zal dus eveneens worden afgewezen.
proceskosten
4.13.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. Baggel en in het openbaar uitgesproken op 21 juni 2023.