In deze zaak, die zich afspeelt voor de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, betreft het een geschil over de afwikkeling van de nalatenschap van de heer [erflater01]. De eiseres, [eiseres01], heeft haar moeder, [gedaagde01], aangeklaagd in verband met de uitvoering van het testament van de erflater. De erflater is op [overlijdensdatum01] overleden en had in zijn testament zijn moeder als enige erfgenaam benoemd, met de bepaling dat zij als bezwaarde zou optreden. Dit houdt in dat zij verplicht is om het bezwaarde vermogen afzonderlijk van haar privévermogen te beheren en te beleggen. De eiseres vordert onder andere dat de vruchten van een spaarrekening en de verkoopopbrengst van effecten aan het bezwaarde vermogen moeten worden toegerekend.
De rechtbank heeft de vorderingen van de eiseres beoordeeld. De rechtbank oordeelt dat de eiseres onvoldoende belang heeft bij de gevorderde verklaring voor recht met betrekking tot de vruchten van de spaarrekening, omdat het testament duidelijk is over de toerekening van deze vruchten. Ook de vordering met betrekking tot de verkoopopbrengst van de effecten wordt afgewezen, omdat de eiseres niet voldoende feitelijke onderbouwing heeft gegeven. De rechtbank constateert dat er geen geschil bestaat over de waardestijging van het appartement, maar ook hier heeft de eiseres geen belang bij de gevorderde verklaring. Tot slot wordt de vordering met betrekking tot de schuldigerkenning afgewezen, omdat de rechtbank oordeelt dat slechts de helft van de schuldigerkenning ten laste van het bezwaarde vermogen dient te komen.
De rechtbank compenseert de proceskosten, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken op 21 juni 2023.