ECLI:NL:RBZWB:2023:4342

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 juni 2023
Publicatiedatum
23 juni 2023
Zaaknummer
02-300358-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het opzettelijk aanwezig hebben van en de handel in amfetamine, MDMA, hennep en hasjiesj, het ter beschikking stellen en het voorhanden hebben van professioneel vuurwerk en het voorhanden hebben van een omgebouwd gaspistool

Op 23 juni 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk aanwezig hebben van en de handel in verschillende verdovende middelen, waaronder amfetamine en MDMA, alsook hennep en hasjiesj. Daarnaast werd de verdachte verweten professioneel vuurwerk ter beschikking te stellen en een omgebouwd gaspistool voorhanden te hebben. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 9 juni 2023, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, mede op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en de overige bewijsmiddelen in het dossier. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 437 dagen, waarvan 365 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Tevens werd een taakstraf van 240 uur opgelegd, te vervangen door 120 dagen hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren wordt uitgevoerd. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn verstandelijke beperking en de hulpverlening die hij ontvangt. De rechtbank besloot om de verdachte niet terug naar de gevangenis te sturen, maar legde wel strenge voorwaarden op voor de proeftijd, waaronder meldplicht bij de reclassering en begeleiding in een 24-uurssetting voor beschermd wonen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02-300358-21
vonnis van de meervoudige kamer van 23 juni 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte01] ,
geboren op [geboortedatum01] 1999 te [geboorteplaats01] ,
wonende te [postcode01] [plaats01] , [adres01] ,
raadsman mr. R. Wouters, advocaat te Middelburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 9 juni 2023, waarbij de officier van justitie, mr. M. van Leeuwen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte al dan niet samen met een ander professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, aan een ander ter beschikking heeft gesteld en voorhanden heeft gehad. Daarnaast heeft verdachte 340 pillen MDMA, 447,3 gram amfetamine, 65,4 gram hennep en een omgebouwd gasalarmpistool voorhanden gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle feiten wettig en overtuigend bewezen en baseert zich daarbij op de verklaring van verdachte en de overige bewijsmiddelen in het dossier. Wat betreft de pleegperiode van de handel in zowel de verdovende middelen als het vuurwerk kan op basis van het dossier worden vastgesteld dat verdachte in de periode van 30 september 2021 tot en met 4 november 2021 samen met de medeverdachte heeft gehandeld.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van de feiten 1 en 5 geen bewijsverweer gevoerd.
Verdachte moet deels worden vrijgesproken van feit 2 omdat niet al het in de tenlastelegging genoemde vuurwerk gekoppeld kan worden aan de onderzoeken die zijn uitgevoerd. Daarbij komen ook de onderzochte hoeveelheden niet altijd overeen met de in de tenlastelegging genoemde hoeveelheden.
Ten aanzien van feit 3 kan het bezit van de pillen en amfetamine bewezen worden. Dat er ook sprake is geweest van handel blijkt onvoldoende uit het dossier. Van dat deel van de tenlastelegging moet verdachte worden vrijgesproken.
Ten slotte moet verdachte worden vrijgesproken van feit 4 wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Niet duidelijk is welk gedeelte van de hennep en hasjiesj bij verdachte is aangetroffen en ook blijkt niet welke gewichten aan de inbeslaggenomen hennep en hasj zijn gekoppeld.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1 (de handel in illegaal vuurwerk)
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte en de overige bewijsmiddelen in het dossier acht de rechtbank bewezen dat verdachte samen met de medeverdachte in de ten laste gelegde periode heeft gehandeld in illegaal vuurwerk.
Feit 2 (het voorhanden hebben van illegaal vuurwerk)
Het in de tenlastelegging genoemde vuurwerk is in de woning van verdachte aangetroffen. Uit de verklaring van verdachte ter zitting volgt dat hij wist dat dit vuurwerk in zijn woning aanwezig was en dat hij daar samen met de medeverdachte beschikkingsmacht over had. Een deel van het vuurwerk is onderzocht en kan worden aangemerkt als professioneel vuurwerk in de zin van het Vuurwerkbesluit. De rechtbank stelt vast dat een deel van de in de tenlastelegging genoemde hoeveelheden niet overeenkomt met de hoeveelheid die is onderzocht, waardoor deze onderdelen maar gedeeltelijk bewezen kunnen worden verklaard. Daarnaast is naar een deel van het in de tenlastelegging genoemde vuurwerk in het geheel geen onderzoek gedaan. De rechtbank kan daarom niet vaststellen of het niet onderzochte vuurwerk in strijd is met het Vuurwerkbesluit. De rechtbank zal verdachte van die onderdelen vrijspreken.
Al met al acht de rechtbank feit 2 wettig en overtuigend bewezen, zodanig als onder 4.4. is omschreven.
Feiten 3 en 4 (het voorhanden hebben en de handel in verdovende middelen)
De rechtbank acht gelet op de bekennende verklaring van verdachte en de overige bewijsmiddelen in het dossier bewezen dat verdachte op 4 november 2021 de hem onder 3 en 4 ten laste gelegde soft- en harddrugs opzettelijk aanwezig heeft gehad. Ten aanzien van feit 4 overweegt de rechtbank dat uit het dossier blijkt dat er hennep en hasjiesj in de woning van verdachte zijn aangetroffen. Na onderzoek blijkt het te gaan om de hoeveelheden zoals in de tenlastelegging zijn genoemd. Het verweer van de verdediging dat dit niet uit het procesdossier volgt, slaagt daarom niet.
Verdachte heeft ter zitting bekend dat hij daarnaast voor een langere periode samen met de medeverdachte in zowel soft- als harddrugs heeft gehandeld. Op basis van deze bekennende verklaring in combinatie met de overige bewijsmiddelen in het dossier acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte naast het opzettelijk aanwezig hebben van deze verdovende middelen ook in de periode van 30 september 2021 tot en met 4 november 2021 samen met de medeverdachte in verdovende middelen heeft gehandeld.
Feit 5 (wapenbezit)
Bij de doorzoeking in de woning van verdachte is een vuurwapen aangetroffen. Het wapen is onderzocht en blijkt een omgebouwd gaspistool te zijn. Dit feit kan bewezen worden verklaard gelet op de bekennende verklaring van verdachte en de overige bewijsmiddelen in het dossier.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
feit 1
in de periode van 30 september 2021 tot en met 4 november 2021 te Goes, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk, professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik, aan anderen ter beschikking gesteld, immers hebben verdachte en zijn mededader, meermalen, aan personen, (telkens) een hoeveelheid Gold Thunder en/of Storm en/of Gold Strobe en/of Bombes en/of Variegated Strobe en/of Cobra 6 en/of Bomba en/of Silver wave en/of Silver wave to pink en/of Mega black devil en/of Big boy en/of Scream en/of Display Shell en/of Professioneel lont en/of Spain cracker en/of Shells, in ieder geval professioneel vuurwerk, ter beschikking gesteld;
feit 2
op 4 november 2021 te Goes tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk, professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik, te weten:
- 14 dozen Gold Thunder
- 12 dozen Storm
- 10
dozenBombes
- 23 stuks Bombes
-
een aantalstuks Variegated Strobe
- 21 dozen Cobra 6
- 16 dozen Bomba
-
een aantaldozen Silver wave
-
een aantal stuksSilver wave to pink
- 40 dozen Mega black devil
- 21 stuks Big boy
- 13 stuks Scream
- 59 stuks Spain cracker
- 20 stuks 2 inch Shells
voorhanden heeft gehad en heeft opgeslagen;
feit 3
in
de periodevan 30 september 2021 tot en met 4 november 2021 te Goes, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd,
hoeveelhedenamfetamine
en MDMA,middel
enals bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
en
op 4 november 2021 te Goes tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk aanwezig heeft gehad, 340 pillen MDMA en 447,3 gram
amfetamine, zijnde amfetamine
en MDMA,middel
enals bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
feit 4
in de periode van 30 september 2021 tot en met 4 november 2021 te Goes, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, een hoeveelheid hennep en hasjiesj, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
en
op 4 november 2021 te Goes tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer 65,4 gram, zijnde hennep en een hoeveelheid van ongeveer 26,5 gram, zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Feit 5
op 4 november 2021 te Goes een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten (omgebouwd) gas/alarmpistool, van het merk Ekol, type Botan, kaliber 9mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 4 jaar en zes maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt om bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de gevolgen die een langdurige gevangenisstraf voor hem zouden hebben. Er is inmiddels hulpverlening op gang gekomen en verdachte staat hiervoor open. Verdachte is, met veel moeite en inzet van de betrokken hulpverlening, middels een urgentieplaatsing geplaatst in een 24-uurssetting voor begeleid wonen. Op het moment dat hij een gevangenisstraf opgelegd krijgt, verliest hij die plek en zijn uitkering en wordt het evenwicht dat hij heeft bereikt, verstoord. Verdachte heeft goed contact met de reclassering en de begeleiding en is bereid zich aan de door de reclassering voorgestelde voorwaarden te houden.
Daarnaast wordt verzocht om rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn.
Ten slotte wordt verwezen naar de beslissing van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 13 januari 2023 tot schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte, waarin door het gerechtshof is overwogen dat verdachte nog jong is, beperkt is in zijn verstandelijke vermogen en gemakkelijk negatief kan worden beïnvloed, waardoor hij zo kort mogelijk moet verblijven in een inrichting waar hij voortdurend aan negatieve impulsen wordt blootgesteld. Er moet dus voor worden gewaakt dat verdachte verder negatief wordt beïnvloed en bij een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou dit wel gebeuren.
Al met al wordt verzocht te volstaan met de oplegging van een straf gelijk aan het voorarrest in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf. Verder kan aan verdachte een taakstraf worden opgelegd. Aan het voorwaardelijk strafdeel kunnen de bijzondere voorwaarden worden gekoppeld zoals die door de reclassering zijn geadviseerd, met uitzondering van de voorwaarde om mee te werken aan de schuldhulpverlening, nu dit al op goede wijze geregeld is.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft samen met de medeverdachte professioneel vuurwerk voorhanden gehad en verhandeld, waarvan het particulier gebruik verboden is. Het opslaan en voorhanden hebben van illegaal vuurwerk is zeer gevaarlijk. Het vuurwerk was opgeslagen in de woning van verdachte, met alle risico’s van dien voor de personen en goederen in de omgeving. Het is algemeen bekend dat vuurwerk bij ontploffing enorme schade aan de woning en de omliggende panden kan aanrichten en letsel bij de bewoners kan veroorzaken. Niettemin nam verdachte welbewust het risico om dat vuurwerk in zijn woning te bewaren. Door zijn handelwijze heeft verdachte aanzienlijke veiligheidsrisico’s genomen.
Verdachte heeft zich daarnaast samen met de medeverdachte schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van en de handel in amfetamine, MDMA, hennep en hasjiesj. Dit zijn stoffen die schadelijk zijn voor de gezondheid en sterk verslavend werken. Daarnaast ontstaat er door de handel in drugs onrust in en overlast voor de samenleving, omdat de aanwezigheid van drugs onder meer zorgt voor een aanloop van personen bij een woning, waaronder verslaafden. Het is een feit van algemene bekendheid dat een drugsverslaving vaak door diefstal of ander crimineel handelen wordt bekostigd, waardoor aan de samenleving ernstige schade wordt berokkend. Daarom dient hiertegen opgetreden te worden.
Verdachte heeft zich ten slotte schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een omgebouwd gaspistool. Ongecontroleerd bezit van wapens en munitie zorgt voor gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. De rechtbank rekent verdachte dit alles aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van de verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen, maar niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Daarnaast blijkt uit zijn strafblad dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van het rapport van de reclassering van 19 mei 2023. Hieruit blijkt dat verdachte een verstandelijke beperking heeft en een lange hulpverleningsgeschiedenis kent. Door zijn beperking kan hij onvoldoende de
consequenties van zijn handelen inschatten en is hij ontvankelijker voor (negatieve) beïnvloeding door anderen. In het verleden heeft dit geleid tot criminele activiteiten. Recentelijk is er voor verdachte verblijf in een 24-uur begeleid wonen setting van [zorgorganisatie01] gerealiseerd. Hij is bereidwillig en gemotiveerd om mee te werken met de begeleiding van [zorgorganisatie01] . Dit is dan ook een beschermende factor. De plek bij [zorgorganisatie01] biedt begeleiding, sturing en begrenzing om verder te werken aan het verkrijgen en behouden van stabiliteit. Mocht aan verdachte een gevangenisstraf worden opgelegd, dan zal deze plek hoogstwaarschijnlijk komen te vervallen. De reclassering adviseert daarom om aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen en het schorsingstoezicht om te zetten in een regulier reclasseringstoezicht met als bijzondere voorwaarden:
- een meldplicht bij de reclassering;
- begeleid wonen;
- het inspannen voor het vinden en behouden van dagbesteding en
- meewerken aan schuldhulpverlening.
De rechtbank houdt daarnaast rekening met de relatief korte pleegperiode van de handel, het tijdsverloop en de langdurig lopende schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte. De rechtbank zal geen rekening houden met de overschrijding van de redelijke termijn zoals door de verdediging is aangevoerd, nu er een eindvonnis volgt binnen twee jaar nadat verdachte redelijkerwijs heeft kunnen opmaken dat het openbaar ministerie het voornemen had om hem te vervolgen.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de aard en de ernst van de feiten, niet kan worden volstaan met een andere straf dan een gevangenisstraf. Gelet op de feiten en omstandigheden ziet de rechtbank wel aanleiding om sterk af te wijken van de eis van de officier van justitie. De rechtbank wil de positieve weg die verdachte heeft ingezet niet doorkruisen met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, met name nu de toekomst van verdachte in belangrijke mate afhankelijk is van het behoud van zijn woonplek.
Alles afwegende komt de rechtbank tot het oordeel dat het passend en geboden is om verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 437 dagen, waarvan 365 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de periode dat verdachte in voorarrest heeft gezeten. De rechtbank legt het voorwaardelijk strafdeel op om verdachte er van te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen en om daaraan de bijzondere voorwaarden te verbinden zoals die door de reclassering zijn geadviseerd, ook het meewerken aan de schuldhulpverlening. Aan deze voorwaardelijke gevangenisstraf zal de rechtbank een proeftijd van twee jaar verbinden. De rechtbank stelt vast dat verdachte het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf al in het kader van het voorarrest heeft ondergaan. Dat betekent dat verdachte niet terug naar de gevangenis hoeft en het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis wordt opgeheven. Daarnaast zal de rechtbank om de ernst van de feiten te benadrukken de maximale taakstraf aan verdachte opleggen, te weten voor de duur van 240 uur, te vervangen door 120 hechtenis indien de taakstraf niet goed wordt uitgevoerd.

7.Het beslag

7.1
De onttrekking aan het verkeer
De hierna in de beslissing genoemde inbeslaggenomen voorwerpen (te weten het wapen en munitie) zullen worden onttrokken aan het verkeer. Feit 5 is met betrekking tot deze voorwerpen begaan en de voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en/of het algemeen belang
7.2
De verbeurdverklaring
De hierna in de beslissing genoemde inbeslaggenomen voorwerpen (te weten het geldbedrag van € 905,00 en de telefoontoestellen) zullen verbeurd worden verklaard. Ten aanzien van het geldbedrag is gebleken dat verdachte deze geheel heeft verdiend met de verkoop van softdrugs, gelet op zijn verklaring bij de politie. Ten aanzien van de telefoons overweegt de rechtbank dat een aantal van de feiten is voorbereid met behulp van deze voorwerpen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen:
9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 36b, 36c, 47, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht,
2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet,
26 en 55 van de Wet wapens en munitie en
1.2.2 van het Vuurwerkbesluit,
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feiten 1 en 2, telkens:het medeplegen van het opzettelijk overtreden van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, meermalen gepleegd;
feit 3:het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd, en
het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd,;
feit 4:het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd, en
het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd,;
feit 5:handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) uren;
- beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
120 (honderdtwintig) dagen;
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 437 (vierhonderdzevenendertig) dagen, waarvan 365 (driehonderdvijfenzestig) dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich blijft melden bij de Reclassering Nederland (adres: Vrijlandstraat 33 te Middelburg) en zich daarna gedurende een door de reclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) zal blijven melden, zo lang en zo frequent als de reclassering noodzakelijk acht;
* dat verdachte verblijft in de begeleid wonen setting van [zorgorganisatie01] of een andere instelling voor beschermd wonen en/of maatschappelijke opvang, zulks te bepalen door de reclassering. Het verblijf start zo spoedig mogelijk en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
* dat verdachte zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur;
* dat verdachte meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart verbeurd de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten het geldbedrag van in totaal € 905,-- en de telefoontoestellen (G2394576, G2395045, G2394795, G2395091 en G2394798);
- verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten de munitie en het pistool (G2394708 en G2394705);
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Nomes, voorzitter, mr. H. Skalonjic en
mr. M.A.H. Kempen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H. Holtgrefe, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 23 juni 2023.
Mr. Kempen is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.