6.3Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, de Pro-Justitia rapportage van [psychiater01] en psychologen [psycholoog01] en [psycholoog02] van 10 juni 2022, het reclasseringsrapport van 31 mei 2023 van [naam03] , de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, en de justitiële documentatie van 25 april 2023.
De aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een reeks delicten, waarvan politieagenten, familie en bekenden het slachtoffer zijn geworden. Verdachte is op 28 december 2021 onder invloed van zijn stoornis en door middelengebruik door het lint gegaan. Verdachte was agressief. Hij heeft zijn ouders beledigd en daarbij zijn vader tegen het hoofd geduwd en een kast vernield. Hij heeft verbalisanten [verbalisant01] en [verbalisant02] bedreigd met de dood en daarbij een gevechtshouding aangenomen en een vliegende karatetrap gemaakt. Ook heeft hij, onder die dag ten overstaan van verbalisanten [slachtoffer04] met de dood bedreigd en heeft hij op meerdere data [slachtoffer03] via berichten met de dood bedreigd. De rechtbank rekent verdachte deze feiten zwaar aan. Behalve dat deze feiten de slachtoffers angst hebben aangejaagd dan wel leed of ongemak hebben toegebracht, dragen dergelijke feiten ook bij aan de in de samenleving levende gevoelens van onveiligheid.
De omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan
Verdachte heeft tot zijn zeventiende levensjaar een gezonde ontwikkeling doorgemaakt. Vanaf die leeftijd wordt hij een paar keer teleurgesteld en ervaart hij problemen op school en met bijbaantjes. Hij isoleert zich, gokt veel en ontwikkelt een drugsverslaving en is hierdoor steeds verder afgegleden en zijn weg in de maatschappij kwijtgeraakt. Omdat de situatie thuis onhoudbaar werd door zijn steeds vaker terugkerende geagiteerde en agressieve gedrag hebben de ouders van verdachte op 28 december 2021, toen verdachte wederom door het lint ging, contact opgenomen met politie. Verdachte is later in voorlopige hechtenis genomen. Sinds 31 januari 2022 is de voorlopige hechtenis geschorst onder een aantal voorwaarden, waaronder ambulante behandeling bij GGZ Breburg en reclasseringstoezicht. Gelet op het vorenstaande kunnen de feiten niet los worden gezien van de persoonlijke situatie van verdachte. De rechtbank heeft kennis genomen van de verschillende rapportages die over de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte zijn uitgebracht.
Rapportages
[psychiater01] schrijft in het rapport van 10 juni 2022 dat verdachte de afgelopen jaren een subklinisch psychotisch syndroom heeft ontwikkeld, waardoor hij achterdochtig is, zich terugtrekt, anderen agressief benadert of stalkt en zelf tot niets meer komt. Hij meent dat hij het slachtoffer is van de negatieve intenties van anderen. Ook constateert de psychiater dat sprake is van een stoornis in cannabis- en alcoholgebruik en van een gokstoornis. Verdachte heeft heel weinig ziekte-inzicht en legt de verantwoordelijkheid voor zijn gedrag buiten zichzelf. Het recidiverisico van gewelddadig gedrag wordt als hoog ingeschat. Als dit onderliggende psychotische syndroom succesvol is behandeld, is het aannemelijk dat het risico op recidive sterk afneemt. Vanwege de duidelijke onderlinge samenhang tussen de (subklinische) psychotische symptomen en zijn gedrag wordt geadviseerd om het ten laste gelegde in een verminderde mate toe te rekenen aan verdachte. De psychiater adviseert om hem als bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel een plaatsing en behandeling in een forensische kliniek en aansluitend in een begeleide woonvorm op te leggen. Hij zou moeten worden ingesteld op een antipsychoticum en begeleid worden in abstinentie van cannabis, alcohol en gokken. Andere voorwaarden zouden kunnen zijn dat betrokkene wordt begeleid in het contact met zijn ouders en met anderen (bijvoorbeeld oude vriendengroep).
Ook de psychologen constateren een subklinisch psychotisch syndroom en verslavingsproblematiek. Vanuit de ernst van de stoornissen heeft betrokkene beperkt grip op zijn denken en handelen, waardoor hij niet in staat is om de realiteit goed in te schatten en wat maakt dat hij amper in staat is om het hoofd boven water te houden in het leven. Wanneer de beperkte draagkracht wordt overschreden, wanneer betrokkene onrecht ervaart en bij middelengebruik kan betrokkene kortdurend psychotisch ontregelen, wat kan leiden tot explosief acting-out gedrag. Ook de psychologen merken op dat de sterk op elkaar inwerkende gevolgen van de psychiatrische problematiek enerzijds en het effect van (gecombineerd) middelengebruik anderzijds leiden tot dusdanige ernstige beperkingen in het functioneren van betrokkene, dat geadviseerd wordt om hem de ten laste gelegde feiten in sterk verminderde mate toe te rekenen. Zij schatten in dat het risico op gewelddadig gedrag zonder ondersteuning en begeleiding matig tot hoog is bij betrokkene. De combinatie van een psychotische ontregeling en middelengebruik, in het bijzonder gecombineerd gebruik van verschillende middelen, zijn cruciale factoren bij het risico op recidive. De verslavingsproblematiek moet daarbij gezien worden als onderdeel van de psychotische kwetsbaarheid, omdat de middelen gebruikt worden om opkomende psychotische fenomenen onder controle te krijgen. De psychologen adviseren dezelfde interventies als de psychiater. Een klinische behandeling in een forensische setting is nodig om de dynamische risicofactoren goed te behandelen, teneinde het recidiverisico te verminderen. Daarnaast is verplicht reclasseringstoezicht van belang om te voorkomen dat betrokkene strafbare feiten pleegt. Aanvullend noemt de psycholoog cognitieve gedragstherapie voor psychose, temeer daar betrokkene over een goede intelligentie beschikt. Psycho-educatie dient een belangrijk deel van de behandeling uit te maken, zodat betrokkene zichzelf beter leert kennen en zicht krijgt op de risico’s van middelengebruik voor zijn psychotische kwetsbaarheid. Activatie en verdere motivatie voor behandeling zijn essentieel, waarbij het van belang is om uit te zoeken waar betrokkene warm van wordt en waar hij zich in zijn leven op wil gaan richten en leert hoe om te gaan met problemen en tegenslagen zonder hierin in middelengebruik te vluchten. Hierbij dient goed oog te zijn voor de draagkracht van betrokkene, teneinde de zaken ook vol te kunnen houden op langere termijn. Daarnaast is herstel binnen het systeem van essentieel belang. Er zijn volgens de psychologen twee kaders denkbaar, te weten behandeling in het kader van bijzondere voorwaarden en een maatregel tbs met voorwaarden. De inschatting is dat geruime tijd nodig zal zijn om te stabiliseren en abstinent te blijven van middelen, en dat ook niet onderschat moet worden dat het realiseren van passende nazorg de nodige tijd zal kosten. De voorkeur van de onderzoekers gaat dan ook uit naar een tbs met voorwaarden. Deze voorkeur wordt vooral ingegeven door het feit dat betrokkene zich thans weliswaar aan afspraken en voorwaarden houdt, maar dat het een grote vraag is of dat op langere termijn ook zo zal zijn. Zeker gezien het feit dat hij een grote behoefte heeft aan middelengebruik en daarvan vermoedelijk moeilijk abstinent kan blijven, mede omdat hij ook de noodzaak van behandeling niet zo inziet.
Mevrouw [naam03] van de reclassering benoemt in het reclasseringsrapport van 31 mei 2023 de hierboven beschreven diagnostiek en schrijft dat van een constructieve behandeling in het ambulante kader tot op heden nog geen sprake is. Het is niet gelukt om met betrokkene in het kader van de schorsingsvoorwaarden meer diepgang te realiseren in zijn behandeling en daar zal een meer intensieve en klinische setting noodzakelijk voor zijn. Het reclasseringstoezicht in het kader van de schorsing verloopt redelijk goed, maar ook daar zou meer diepgang in de toekomst wenselijk zijn om betrokkene nog meer te kunnen ondersteunen in het realiseren van een duurzaam stabiel en pro-sociaal leven. De reclassering schat de kans op recidive in de huidige situatie in als gemiddeld. Om de kans op recidive te verlagen is het noodzakelijk dat betrokkene zich gaat inzetten voor een meer intensieve (verslavings)behandeling, zodat hij meer zelfstandig en zinvol zijn leven kan vormgeven en een meer stabiele basis kan ontwikkelen. Dit dient plaats te vinden binnen een forensische klinische setting. Naar het inzicht van de reclassering, omwille van het verloop binnen de schorsing, en in overeenstemming met het advies van de psychiater dient het realiseren van bovenstaande doelen niet noodzakelijkerwijs plaats te vinden binnen het kader van de maatregel tbs.
Ter terechtzitting heeft [naam03] verklaard dat een klinische behandeling noodzakelijk is, omdat de onderliggende problematiek nog niet is behandeld. Ook is er nog altijd sprake van dagelijks middelengebruik, hetgeen risico’s met zich brengt. Van de andere kant lijkt verdachte op dit moment op zijn plek te zitten bij Traverse en lijkt hij kleine, positieve stappen te zetten. Het is de vraag wat de gevolgen zullen zijn als hij uit zijn vertrouwde omgeving wordt weggehaald. Dat is het dilemma. Voor de langere termijn is een klinische behandeling nodig.
De rechtbank gaat uit van verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte, zoals volgt uit de hiervoor genoemde rapportages. De rechtbank neemt deze conclusie ten aanzien van de toerekeningsvatbaarheid over en maakt deze tot de hare.
De justitiële documentatie
Tot slot heeft de rechtbank het strafblad van verdachte in aanmerking genomen, waaruit volgt dat hij eerder is veroordeeld ter zake van bedreigingen en stalking. Sinds de schorsing uit de voorlopige hechtenis op 31 januari 2021 heeft verdachte geen strafbare feiten begaan en zich niet aan de schorsingsvoorwaarden onttrokken.
De straf
Al het bovenstaande afwegende is de rechtbank met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf een passende strafrechtelijke sanctie is, die ook geboden is. De rechtbank acht een adequaat en structureel behandelings- en begeleidingstraject van essentieel belang om de kans op herhaling in de toekomst te verkleinen. Door het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf wordt het mogelijk gemaakt om de door de reclassering geformuleerde voorwaarden – die aansluiten bij de door de psychiater en psycholoog genoemde adviezen – ten uitvoer te brengen.
In tegenstelling tot de psychologen, maar met de psychiater en de reclassering is de rechtbank evenals de officier van justitie en de verdediging van mening dat de behandeling van de stoornis van verdachte niet hoeft plaats te vinden in het kader van TBS met voorwaarden. Daarbij speelt mee dat verdachte zich inmiddels geruime tijd houdt aan zijn schorsingsvoorwaarden.
Wel is de rechtbank van mening dat klinische opname, gelet op de adviezen van de deskundigen, noodzakelijk is. Verdachte zet weliswaar kleine, positieve stappen, maar tot op heden is in het kader van de ambulante behandeling geen diepgang bereikt en is de stoornis niet behandeld, hetgeen noodzakelijk is om het recidiverisico te verlagen. Daarover zijn de deskundigen eenduidig. De rechtbank heeft dan ook besloten om betrokkene, naast de al geldende voorwaarden in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis, als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel een plaatsing en behandeling in een forensische kliniek voor de duur van maximaal 1 jaar, of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt, op te leggen. De rechtbank heeft oog voor het feit dat verdachte op dit moment op een voor hem vertrouwde plek zit, maar acht het niettemin van groot belang dat verdachte klinisch behandeld gaat worden. Verdachte heeft ook, weliswaar met terughoudendheid, verklaard dat hij zal meewerken aan een klinische behandeling. Verdachte heeft de eerste kleine stappen in de behandeling al doorlopen binnen GGZ Breburg en de rechtbank hoopt dat hij deze positieve ontwikkeling kan vasthouden.
Gelet op de straffen die doorgaans in vergelijkbare zaken worden opgelegd, is de eis van de officier van justitie naar het oordeel van de rechtbank redelijk. Zij ziet geen aanleiding om het voorwaardelijk deel van de straf te matigen. Zij zal verdachte dan ook veroordelen tot een gevangenisstraf van 150 dagen waarvan 123 dagen voorwaardelijk met aftrek van de 27 dagen die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals opgesteld door de reclassering, met uitzondering van het contact- en locatieverbod.
De rechtbank is van oordeel dat de bedreigingen met de dood, met name die jegens de verbalisanten, gelet op de omstandigheden waaronder zij zijn gepleegd, zoals hiervoor omschreven, gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam. De psychiater en psychologen hebben overwogen dat de kans op agressief gedrag matig tot hoog is, zeker zonder ondersteuning en begeleiding. Ook de reclassering schat de kans op recidive en letselschade nog altijd in als gemiddeld, ondanks dat het schorsingstoezicht al geruime tijd redelijk verloopt. De stoornis is nog altijd niet behandeld en er is nog altijd sprake van middelengebruik. Gelet daarop moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van een of meer personen, zeker wanneer geen sprake zou zijn van behandeling, ondersteuning en begeleiding. Gelet op de op te leggen straf wordt het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven en komen de schorsingsvoorwaarden met dit eindvonnis te vervallen. Om te voorkomen dat alle kaders voor verdachte wegvallen en het recidiverisico verder toeneemt zal de rechtbank ambtshalve de op te leggen bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar verklaren.