ECLI:NL:RBZWB:2023:4377

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 juni 2023
Publicatiedatum
23 juni 2023
Zaaknummer
10169687 \ CV EXPL 22-3309 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. Tilman-Knoester
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van loon en onkosten in het kader van een vermeende overeenkomst van opdracht tussen moeder en dochter

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, heeft de dochter, eiser in conventie, een vordering ingesteld tegen haar moeder, gedaagde in conventie, met betrekking tot een vermeende overeenkomst van opdracht voor de verkoop van de woning van de moeder. De dochter vordert een bedrag van € 1.437,92, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten, op basis van de stelling dat zij werkzaamheden heeft verricht in het kader van de verkoop van de woning. De moeder betwist dat er sprake is van een overeenkomst van opdracht en stelt dat de dochter enkel als familielid heeft geholpen, zonder enige financiële afspraken.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dochter onvoldoende heeft aangetoond dat er een rechtsgeldige overeenkomst van opdracht is gesloten. De kantonrechter oordeelt dat de werkzaamheden die de dochter heeft verricht, niet kunnen worden gekwalificeerd als een overeenkomst van opdracht, maar eerder als een vriendendienst. De vordering tot betaling van loon wordt afgewezen, maar de moeder wordt wel veroordeeld tot betaling van de onkosten die de dochter heeft gemaakt voor de fotograaf, omdat zij toestemming heeft gegeven voor het inschakelen van deze fotograaf. De kantonrechter heeft de moeder ook veroordeeld tot betaling van een deel van de proceskosten.

In reconventie heeft de moeder een vordering ingesteld voor immateriële schadevergoeding, die eveneens is afgewezen. De rechtbank concludeert dat er geen voldoende onderbouwing is voor de gestelde psychische klachten en dat er geen onrechtmatig handelen van de dochter is vastgesteld. De proceskosten in reconventie komen voor rekening van de moeder.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: 10169687 \ CV EXPL 22-3309
Vonnis van 14 juni 2023
in de zaak van
[eiser in conventie01] , H.O.D.N. [bedrijf eiser01],
wonende en zaakdoende te [vestigingsplaats01] , gemeente [plaats01] ,
eisende partij in conventie, verweerster in reconventie,
hierna te noemen: [eiser in conventie01] ,
gemachtigde: Incassocenter B.V.,
tegen
[gedaagde in conventie01],
wonende te [woonplaats01] ,
gedaagde partij in conventie, eiseres in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde in conventie01] ,
gemachtigde: haar schoonzoon [naam01] .

1.De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 27 september 2022;
- de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie;
- de conclusie van repliek, waarbij niet gereageerd is op de eis in reconventie;
- de conclusie van dupliek;
- twee ‘conclusies van dupliek in reconventie’ (in geval van [gedaagde in conventie01] is de juiste titel van het stuk: akte) van beide partijen.
1.2
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

In conventie en in reconventie
2.1
[eiser in conventie01] is de dochter van [gedaagde in conventie01] . Zij houdt zich met haar [bedrijf eiser01] onder meer bezig met hypotheek- en kredietbemiddeling.
2.2
Een andere dochter van [gedaagde in conventie01] is [dochter gedaagde01] . Haar partner, de heer [naam01] , staat [gedaagde in conventie01] in deze procedure bij als gemachtigde.
2.3
[gedaagde in conventie01] woonde voorheen aan de [adres01] te [plaats02] . Op enig moment is besloten dat deze woning verkocht zou worden. Mevrouw [dochter gedaagde01] trad bij de communicatie hieromtrent richting [eiser in conventie01] op namens [gedaagde in conventie01] .
2.4
Mevrouw [dochter gedaagde01] heeft het huis op facebook te koop aangeboden.
2.5
Op 15 april 2022 heeft een fotograaf in het bijzijn van [gedaagde in conventie01] foto’s gemaakt van de woning ten behoeve van de verkoop. Deze heeft daarvoor een factuur van € 211,75 gestuurd, welke factuur door [eiser in conventie01] aan de fotograaf is betaald.
2.6
Op 17 april 2022 heeft [eiser in conventie01] contact gehad met een potentiële koper, mevrouw [naam02] . Dit contact heeft geleid tot een bezichtiging van het appartement, die is verzorgd door [gedaagde in conventie01] . Mevrouw [naam02] heeft op 19 april 2022 afgezien van de koop.
2.7
De heer [naam03] , makelaar van beroep, is via facebook bij
mevrouw [dochter gedaagde01] terecht gekomen. Op 21 april 2022 is een koopovereenkomst tot stand gekomen met betrekking tot deze woning. [gedaagde in conventie01] heeft de woning aan de heer [naam03] in privé verkocht voor een bedrag van € 223.000,-.
2.8
De gemachtigde van [eiser in conventie01] heeft [gedaagde in conventie01] , althans mevrouw [dochter gedaagde01] , in ieder geval op 8 juli 2022 aangemaand tot het betalen van een bedrag van € 1.211,75 in hoofdsom. Dat bedrag is onbetaald gebleven.

3.Het geschil

In conventie en in reconventie
3.1
[eiser in conventie01] vordert veroordeling van [gedaagde in conventie01] om aan haar te betalen het bedrag van
€ 1.437,92, te vermeerderen met wettelijke rente, en met de proceskosten en de rente daarover.
Zij heeft daaraan, kort weergegeven, het volgende ten grondslag gelegd, daarbij meegenomen hetgeen zij bij repliek heeft aangevoerd.
[gedaagde in conventie01] heeft aan haar een overeenkomst van opdracht verstrekt met betrekking tot de verkoop van de woning aan de [adres01] te [plaats02] . Deze overeenkomst is overgelegd als productie 2 bij dagvaarding. Op deze overeenkomst zijn algemene voorwaarden van toepassing. In deze voorwaarden en in de overeenkomst is bepaald dat wanneer de opdrachtgever de opdracht intrekt, de opdrachtgever verplicht is het verschuldigde loon, van € 1.000,- te betalen. In de algemene voorwaarden staat dat de opdrachtgever in dat geval daarnaast ook de gemaakte onkosten, van € 211,75 voor de fotograaf, moet betalen.
Indien niet zou komen vast te staan dat partijen het loon zijn overeengekomen, dan is [gedaagde in conventie01] als opdrachtgever op grond van artikel 405 lid 2 en artikel 406 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek een redelijk loon en de gemaakte onkosten verschuldigd.
Als een overeenkomst van opdracht eindigt voordat de opdracht is volbracht en de verschuldigdheid van loon afhankelijk is van de volbrenging, heeft de opdrachtnemer op grond van artikel 411 lid 1 van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek recht op een naar redelijkheid vast te stellen loon.
Het bedrag van € 1.000,- is een redelijk loon. Als men het gemiddelde neemt van de gemiddelde courtage van 1,1% voor de verkoop van een huis (1,1% van € 223.000,- maakt
€ 2.453,-) en de op makelaarskosten.nl genoemde vaste prijs van € 1.750,-, dan volgt daaruit een gemiddeld loon van € 2.101,50. [eiser in conventie01] vordert een aanzienlijk lager bedrag.
[gedaagde in conventie01] is daarom de hoofdsom van € 1.211,75 verschuldigd.
De buitengerechtelijke kosten bedragen € 219,93.
De wettelijke rente bedraagt, berekend tot 27 september 2022, € 6,24.
3.2
[gedaagde in conventie01] voert verweer. Zij heeft, kort weergegeven, het volgende naar voren gebracht, daarbij meegenomen hetgeen zij bij dupliek heeft aangevoerd.
Er is geen sprake van een overeenkomst tussen [eiser in conventie01] en [gedaagde in conventie01] die strekt tot bemiddeling bij de verkoop van het appartement aan de [adres01] te [plaats02] . [gedaagde in conventie01] heeft haar kinderen, van wie [eiser in conventie01] er één is, slechts geïnformeerd over haar voornemen om het huis te verkopen en een huurhuis te gaan betrekken. [gedaagde in conventie01] heeft advies gevraagd aan [eiser in conventie01] over de verkoop van het huis. Daarbij is er vanuit gegaan dat [eiser in conventie01] advies zou geven als familielid. Over kosten of een overeenkomst of het feit dat zij dat advies vanuit haar bedrijf zou geven is nooit gesproken. Ook de andere kinderen van [gedaagde in conventie01] hadden een rol bij de verkoop van de woning. De zoons zouden de kleine reparaties en verhuizing op zich nemen. Mevrouw [dochter gedaagde01] heeft het huis ook op facebook aangeboden en zou de bezichtigingen voor haar rekening nemen. [eiser in conventie01] is benaderd door een geïnteresseerde, mevr. [naam02] , maar zij wilde de woning niet kopen. De overgelegde overeenkomst, algemene voorwaarden en de factuur zijn [gedaagde in conventie01] onbekend. Pas op 8 juli 2022 vernam [gedaagde in conventie01] over deze beweerdelijke vordering. Op 2 augustus 2022 kreeg [gedaagde in conventie01] voor het eerst de overeenkomst, algemene voorwaarden en factuur onder ogen.
Als gevolg van deze kwestie heeft [gedaagde in conventie01] immateriële schade opgelopen. Zij heeft last van nachtmerries, ervaart slaapproblemen en ondervindt lichamelijke klachten, zoals hartkloppingen, trillen en zweten. Zij trekt zich terug en heeft depressieve klachten. Rekening houdend met de gevorderde leeftijd van [gedaagde in conventie01] en min of meer vergelijkbare gevallen, maakt zij aanspraak op een bedrag van € 2.000,- aan immateriële schadevergoeding.
3.3
[eiser in conventie01] heeft bij conclusie van dupliek in reconventie aangevoerd dat de eis in reconventie te laat is ingesteld, en de grondslag daarvan bovendien ontbreekt.
3.4
Op de overige stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

In conventie
Ontvankelijkheid
4.1
[gedaagde in conventie01] heeft bepleit dat [eiser in conventie01] niet-ontvankelijk is in haar vordering, omdat de conclusie van dupliek in reconventie geen nieuwe feiten of gronden bevat. De kantonrechter is van oordeel dat deze omstandigheid geen rechtens geldige reden is om [eiser in conventie01] niet in haar vordering te ontvangen. Dit verweer wordt daarom gepasseerd.
Afgesproken: [eiser in conventie01] bemiddelt bij de verkoop van de woning
4.2
Naar het oordeel van de kantonrechter is komen vast te staan dat partijen hebben afgesproken dat [eiser in conventie01] bepaalde (advies)werkzaamheden ten aanzien van de verkoop van de voormalige woning van [gedaagde in conventie01] aan de [adres01] te [plaats02] voor haar rekening zou nemen. Uit Whatsapp-verkeer blijkt dat mevrouw [dochter gedaagde01] , die regelmatig namens [gedaagde in conventie01] optreedt, aan [eiser in conventie01] heeft geschreven: ‘
ik hoop dat je ma haar woning snel verkocht hebt’ en, naar aanleiding van de opmerking van [eiser in conventie01] dat de verkoop mogelijk wat langer kan duren in verband met rentestijgingen,:
‘(…) snap ik. (…)’ en ‘
Jij kunt dit als de beste’ (productie 2). Ook heeft [eiser in conventie01] contact gehad met een potentiële koper, te weten mevrouw [naam02] (productie 5). Mevrouw [naam02] had gereageerd op de door mevrouw [dochter gedaagde01] geplaatste facebook-advertentie, waarna laatstgenoemde mevrouw [naam02] heeft doorverwezen naar [eiser in conventie01] , zo staat als onweersproken vast. Ook hieruit volgt dat was afgesproken dat [eiser in conventie01] bepaalde werkzaamheden ten aanzien van de verkoop van de woning op zich zou nemen, nu met deze gang van zaken uitvoering is gegeven aan deze afspraak.
Overeenkomst van opdracht of vriendendienst: wel of geen loon verschuldigd
4.3.1
Volgens [eiser in conventie01] is met deze afspraak, inhoudende dat zij de woningverkoop op zich zou nemen, sprake van een overeenkomst van opdracht.
Uit het verweer van [gedaagde in conventie01] volgt dat zij zich op het standpunt stelt dat sprake is van een vriendendienst. Zij stelt immers dat over kosten of een overeenkomst of het feit dat [eiser in conventie01] de werkzaamheden vanuit haar bedrijf zou verrichten, nooit is gesproken, en dat ook de andere kinderen van [gedaagde in conventie01] een rol hadden bij de verkoop van de woning. Zo zou mevrouw [dochter gedaagde01] de bezichtigingen van de woning voor haar rekening nemen. De andere kinderen hebben voor deze betrokkenheid geen geld gekregen. Het invullen van de belastingpapieren deed [eiser in conventie01] altijd kosteloos voor [gedaagde in conventie01] , aldus [gedaagde in conventie01] .
4.3.2
Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft in het arrest van 26 januari 2021 (ECLI:NL:GHARL:2021:736) onder overweging 3.9 het volgende overwogen:

In de praktijk is de scheidslijn tussen een overeenkomst van opdracht en een vriendendienst dun. Een vriendendienst is een eenvoudige toezegging tot hulp en bijstand in de particuliere sfeer die niet als een overeenkomst moet worden opgevat. Op grond van artikel 7:400 BW is de overeenkomst van opdracht de overeenkomst waarbij de ene partij, de opdrachtnemer, zich jegens de andere partij, de opdrachtgever, verbindt werkzaamheden te verrichten, anders dan op grond van de arbeidsovereenkomst. Kenmerkend voor een overeenkomst van opdracht is dat de ene partij bepaalde verrichtingen aan de andere partij kan opdragen, die de andere partij dan moet uitvoeren, waarbij hij zich ook moet houden aan de door de opdrachtgever gegeven aanwijzingen (vgl. artikel 7:402 BW). De overeenkomst van opdracht is een overeenkomst tot dienstbetoon. Daarin ligt het raakvlak met de vriendendienst. Of een overeenkomst van opdracht tot stand is gekomen, in die zin dat er rechtens afdwingbare afspraken zijn gemaakt, dan wel of sprake is geweest van een vriendendienst is afhankelijk van de bedoeling van partijen en van wat partijen over en weer jegens elkaar hebben verklaard en uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en mochten afleiden. Stelplicht en bewijslast van feiten en omstandigheden waaruit volgt dat sprake is van een overeenkomst van opdracht, rusten op degene die zich op het bestaan van deze overeenkomst beroept en daaraan rechtsgevolgen verbindt.
En, onder overweging 3.10:

Om te kunnen oordelen dat partijen een overeenkomst van opdracht hebben gesloten, had het op de weg van [appellant] gelegen om ten minste aan te voeren wat hij met [geïntimeerde] heeft afgesproken over de aard, de omvang en de frequentie van de werkzaamheden die door hem aan [geïntimeerde] werden opgedragen.
4.3.3
In dit geval is het dus aan [eiser in conventie01] om voldoende gemotiveerd te stellen, en zo nodig te bewijzen, dat sprake is van een overeenkomst van opdracht.
De kantonrechter is van oordeel dat zij daartoe onvoldoende heeft gesteld.
[gedaagde in conventie01] heeft over de door [eiser in conventie01] overgelegde, niet ondertekende overeenkomst en algemene voorwaarden aangevoerd dat zij deze pas onder ogen kreeg een aantal maanden
nadatde woning was verkocht en dat over kosten nooit is gesproken. [eiser in conventie01] heeft in reactie daarop enkel verwezen naar het Whatsapp-verkeer waaruit blijkt dat was afgesproken dat [eiser in conventie01] de woning zou verkopen, waarin
nietwordt gesproken over een financiële vergoeding, en aangevoerd dat duidelijk was dat [eiser in conventie01] een factuur zou sturen voor haar werkzaamheden. Niet gesteld is op grond van welke feiten en omstandigheden dat voor beide partijen duidelijk zou zijn geweest. Evenmin is gesteld wat partijen zouden hebben afgesproken over de aard, de omvang en de frequentie van de werkzaamheden.
Dat overleg is gevoerd tussen [eiser in conventie01] enerzijds en [gedaagde in conventie01] en mevrouw [dochter gedaagde01] anderzijds – zoals uiteengezet onder punt 25 van de conclusie van repliek – betekent niet dat (is afgesproken dat) sprake is van een overeenkomst van opdracht en niet van een vriendendienst. Verder heeft [eiser in conventie01] niet weersproken dat andere kinderen ook een rol hadden bij de verkoop van de woning en de verhuizing van [gedaagde in conventie01] , waarvoor zij geen vergoeding hebben ontvangen, zodat dit is komen vast te staan. Die omstandigheid, en de familierelatie tussen [eiser in conventie01] en [gedaagde in conventie01] , wijzen niet op het bestaan van een overeenkomst van opdracht. Dat [eiser in conventie01] zich beroepsmatig bezighoudt met
aan woningverkoop gerelateerdezaken, betekent niet dat zij de verkoop van de woning van haar moeder als professional voor haar rekening zou nemen.
4.3.4
De conclusie is dat niet is komen vast te staan dat [eiser in conventie01] en [gedaagde in conventie01] een overeenkomst van opdracht hebben gesloten met betrekking tot de verkoop van de woning aan de [adres01] te [plaats02] door [eiser in conventie01] . Het gevorderde bedrag van € 1.000,- als redelijk loon voor de gestelde opdracht zal daarom worden afgewezen, nu de grondslag van dit deel van de vordering niet is komen vast te staan.
Rekening fotograaf
4.4
Voor wat betreft de in rekening gebrachte onkosten, namelijk de rekening van de fotograaf ten bedrage van € 211,75, overweegt de kantonrechter als volgt.
[eiser in conventie01] heeft zich voor dit deel van de vordering gebaseerd op artikel 406 lid 1 van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, waarin is bepaald dat de opdrachtgever aan de opdrachtnemer de onkosten verbonden aan de uitvoering van de opdracht moet vergoeden, voor zover deze niet in het loon zijn begrepen. Aangezien niet is komen vast te staan dat er sprake is van een overeenkomst van opdracht, is dit deel van de vordering niet toewijsbaar op de aangevoerde grond.
4.5
Op grond van artikel 25 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering vult de rechter rechtsgronden ambtshalve aan.
Nu vaststaat dat [eiser in conventie01] de fotograaf heeft ingeschakeld ten behoeve van de verkoop van de woning van [gedaagde in conventie01] en [gedaagde in conventie01] daarvoor toestemming heeft gegeven, moet het ervoor worden gehouden dat [eiser in conventie01] bij het inschakelen van de fotograaf heeft gehandeld als gevolmachtigde van [gedaagde in conventie01] in de zin van artikel 60 lid 1 van boek 3 van het Burgerlijk Wetboek. [gedaagde in conventie01] is als volmachtgever gehouden het door [eiser in conventie01] betaalde bedrag van
€ 211,75 te vergoeden. Dit bedrag zal worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente. [eiser in conventie01] heeft onvoldoende specifiek gesteld met ingang van welke datum [gedaagde in conventie01] in verzuim is met betaling van deze factuur van € 211,75. Daarom wordt de wettelijke rente toegewezen vanaf de dag van de dagvaarding.
Buitengerechtelijke kosten
4.6
[eiser in conventie01] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. [eiser in conventie01] heeft aan [gedaagde in conventie01] een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW, te weten de sommatiebrief van 8 juli 2022. Omdat niet gehele vordering waarvoor is aangemaand, toewijsbaar is, is het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief. De kantonrechter zal het bedrag dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief, dat € 38,43 inclusief btw bedraagt.
In reconventie
Ontvankelijkheid
4.7
[eiseres in reconventie01] heeft in reconventie aanspraak gemaakt op een bedrag van € 2.000,- aan immateriële schadevergoeding.
[verweerster in reconventie01] heeft bij conclusie van dupliek in reconventie primair aangevoerd dat de vordering in reconventie pas bij dupliek zou zijn ingesteld, en daarom op de voet van artikel 137 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering moet worden afgewezen.
De kantonrechter overweegt als volgt. Gedurende de procedure is gebleken dat [verweerster in reconventie01] bepaalde pagina’s van de conclusie van antwoord tevens houdende reconventie, waaronder pagina waarop de eis in reconventie was ingesteld, niet had ontvangen. Daarom is zij later alsnog in de gelegenheid gesteld om door middel van een conclusie van dupliek in reconventie te reageren op de eis in reconventie. De rechtbank heeft (direct) de volledige conclusie van antwoord met daarin de eis in reconventie ontvangen. [eiseres in reconventie01] heeft de eis in reconventie dan ook tijdig ingesteld.
Vordering tot betalen immateriële schadevergoeding afgewezen
4.8
Subsidiair heeft [eiseres in reconventie01] in reactie op de eis in reconventie naar voren gebracht dat deze niet onderbouwd of gespecificeerd is en daarom moet worden afgewezen.
De kantonrechter overweegt het volgende.
Hoewel het erg vervelend en voorstelbaar is dat [eiseres in reconventie01] als gevolg van deze procedure psychische klachten ervaart, moet er voor het toekennen van een immateriële schadevergoeding sprake zijn van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. Van de zijde van [eiseres in reconventie01] is onvoldoende gemotiveerd gesteld dat hiervan sprake is. Zij heeft weliswaar aangevoerd ‘depressieve klachten’ te ervaren als gevolg van de procedure, maar niet gesteld is dat er sprake is van een klinische depressie. Bovendien zijn geen feiten of omstandigheden gesteld op grond waarvan zou moeten worden geconcludeerd dat [verweerster in reconventie01] onrechtmatig heeft gehandeld met het instellen van deze procedure. Een deel van de vorderingen van [verweerster in reconventie01] zal worden toegewezen.
De eis in reconventie zal dan ook worden afgewezen.
In conventie en in reconventie
Proceskosten
4.9
Ten slotte is aan de orde de vraag voor wiens rekening de proceskosten in conventie en in reconventie moeten komen.
In deze procedure zijn in conventie onder meer de kosten voor de fotograaf gevorderd. Geoordeeld is dat [gedaagde in conventie01] deze kosten dient te betalen. Uit het emailverkeer dat is overgelegd als producties 4 en 6 bij dagvaarding, blijkt dat [eiser in conventie01] de factuur van de fotograaf meerdere keren heeft doorgestuurd naar [gedaagde in conventie01] , althans haar vertegenwoordigster mevrouw [dochter gedaagde01] , en haar heeft verzocht deze kosten te voldoen. Dat [eiser in conventie01] [gedaagde in conventie01] , althans mevrouw [dochter gedaagde01] , op enig moment heeft geblokkeerd op Whatsapp en geen contact meer wilde met laatstgenoemde, laat onverlet dat [gedaagde in conventie01] in de gelegenheid was deze factuur te betalen. [gedaagde in conventie01] heeft dat nagelaten. Mede daarom is deze procedure in conventie noodzakelijk geworden. Daarom zal [gedaagde in conventie01] worden veroordeeld in een deel van de kosten van de procedure in conventie, waarbij voor wat betreft het te vergoeden griffierecht en salaris van de gemachtigde het lagere tarief wordt gehanteerd. Tot aan dit vonnis worden de te vergoeden proceskosten aan de zijde van [gedaagde in conventie01] als volgt vastgesteld:
- dagvaardingskosten
107,22
- griffierecht (natuurlijk persoon)
86,00
- salaris gemachtigde
78,00
(2,00 punten × € 39,00)
Totaal
261,22
De wettelijke rente over de proceskosten zijn toewijsbaar als hierna te melden.
4.1
Omdat de vordering in reconventie is afgewezen, moeten de kosten daarvan voor rekening van [gedaagde in conventie01] blijven.

5.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie:
5.1
veroordeelt [gedaagde in conventie01] om aan [eiser in conventie01] ter zake de hoofdsom en de buitengerechtelijke kosten te voldoen het bedrag van € 250,18, te vermeerderen met de wettelijke rente over
€ 211,75 vanaf 27 september 2022 tot de dag van betaling;
5.2
veroordeelt [gedaagde in conventie01] in een deel van de proceskosten aan de kant van [eiser in conventie01] , vastgesteld op een bedrag van € 261,22, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf de 15e dag na betekening van dit vonnis tot aan de dag van betaling;
5.3
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie:
5.5
wijst de vordering af;
5.6
bepaalt dat de kosten van de procedure in reconventie voor rekening van [eiseres in reconventie01] blijven.
Dit vonnis is gewezen door mr. Tilman-Knoester en in het openbaar uitgesproken op 14 juni 2023.